HOOFDSTUK 8

mei 1643: Levant
Het was meer dan een half jaar geleden dat de Dwaalster de Hafsa had gezonken vanaf de kust van de Levant. Het was laat in de middag dat Johannes in zijn woning in Jeusalem zijn dagboek zat uit te werken. Het was afgesproken dat de Rederij eens per maand een verslag zou ontvangen van de tochten van de Dwaalster. De Dwaalster had gedurende de afgelopen maanden wat kortere tochten in de buurt van de Levant gevaren waar er niet zo veel vijandelijkheden waren tussen de diverse oorlogschepen. Het was niet bekend aan welke ziekte Anthony had geleden en de scheepsarts en de artsen in Jerusalem hadden voor een kompleet raadsel gestaan. Het had enkele weken geduurd en gedurende die tijd had Anthony geheel zelfstandig het schip gevaren als waarnemend Kapitein. De bemanning van de Hafsa was opgewacht aan de kust van de Levant door autoriteiten van de havendienst van Haifa en aan een grondig verhoor onderworpen. Het bleek dat er een sheik als passagier aan boord was die Sheik Sourman heette. Die Sheik was sidderend van woede geweest en hij had de havenautoriteiten van Haifa verzekerd dat hij zijn beklag zou indienen bij de diplomatieke diensten. De heer Valster van de diplomatieke dienst had Johannes verhoord naar aanleiding van het incident en het gesprek was als volgt gegaan:
Valster: Wie had beslist om de Hafsa aan te vallen?
Johannes: Het was geheel mijn beslissing. Ik had het commando overgenomen omdat de Kapitein van het schip ziek was. Hij verkeerde in een delirium en kon dus geen beslissingen nemen.
Valster: Waarom had u het aangevallen?
Johannes: Het had op ons geschoten.
Valster: Waarom had het op u geschoten?
Johannes: Wij hadden haar achterna gevaren omdat zij ons bleef achtervolgen.
Valster: Waarom bleef de Hafsa jullie achtervolgen?
Johannes: Vorig jaar had het ons bij verassing overvallen omdat de Kapitein daarvan wist dat Kapitein Arentsen belangrijke informatie aan boord had. De Kapitein van de Hafsa was dat aan de weet gekomen naar aanleiding van spionage activiteiten in Tripoli. Wij hadden die kapitein vorig jaar bij Haifa gevangen genomen en hem zo goed mogelijk uitgehoord. We hebben hem daarna doodgeschoten in de woestijn bij Haifa omdat wij niet wilde dat zijn bemanning zou weten dat wij waren ingelicht. Bovendien was hij verantwoordelijk voor de dood van een van onze bemanningsleden en nogal wat schade aan boord. Kennelijk is de bemanning van de Hafsa dat wel te weten gekomen naar aanleiding van een uitgebreid onderzoek in Tripoli. Wij waren er van overtuigd dat de Hafsa uit was op wraak.
Valster: Was dat een reden om de Hafsa te zinken?
Johannes: Ja, anders zou het schip het ons blijven achtervolgen en de kans zou steeds aanwezig zijn dat het ons in de nacht weer bij verrassing zou overvallen. Dat zou de activiteiten van de Dwaalster ernstig belemmeren en de belangen van de Stadhouder en de handel ernstig kunnen schaden. Er zou ook een dagelijks gevaar blijven bestaan voor wat betreft de veiligheid van de Dwaalster.
Bij het verhoor vond Johannes dat de heer Valster een nogal geirriteerde indruk maakte en dat hem de overal toch was kwalijk genomen.
"Die sheik is niet zonder enige invloed in de Levant" had de heer Valster gezegd. "Ik zal het incident moeten rapporteren aan autoriteiten in Die Haghe" had hij gezegd. Daarna had hij er niets meer van gehoord en kon hij op normale wijze zijn activiteiten blijven voortzetten aan boord van de Dwaalster. Het respect dat Grote Bram en Grote Kees hem toonde gaf hem het gevoel dat de vertrouwensbanden tussen hem en de deksurveillanten steviger was aangehaald en het moreel van de bemanning was in topvorm. "De volgende keer zullen ze wel weten met wie ze te maken hebben als ze da Dwaalster tegenkomen" had Grote Bram gedurende een onbewaakt moment met een ongewone grijns tegen hem gezegd.
************
De marktplaats waar Johannes doorheen liep bevond zich op een plein in het centrum van Jerusalem. Het was een verzamelplaats van allerlei handelaren waar van alles en nog wat werd aangeboden. Er was een gedeelte waar allerlei etenswaren werden aangeboden en ook een gedeelten waar de meest uiteenlopende soorten goederen werden aangeboden. De prijzen werden vastgesteld nadat er over en weer werd geboden tussen de koper en de verkoper. Het was in de middaguren toen Johannes voor een tent stond waar allerlei versierselen en ornamenten van zilver en goud werden verkocht. Over enkele dagen zou Marja jarig zijn en Johannes was op zoek naar een passend cadeautje voor die gelegenheid. Terwijl Johannes de uitstal van goederen aandachtig aan het bekijken was voelde hij een zachte tik op zijn schouder. Toen hij zich omdraaide zag hij Sara Dajan achter zich staan.
"Hallo Sara. Dat is weer een tijd geleden. Hoe wist jij dat ik vandaag hier zou zijn?"
"Dat wist ik niet, maar ik was bij een goede kennis van mijn vader in een tent iets verder op en toen zag ik je lopen."
"En dus ben je achter mij aan gaan lopen?"
"Ja. Vind je dat vervelend?"
"Neen, natuurlijk niet. Ik vind het fijn om je weer te zien."
"Zoek je iets bijzonders?"
"Marja is over een paar dagen jarig en ik ben op zoek naar een cadeautje voor haar."
"Ik heb van Asher gehoord dat jij met Marja bent getrouwd. Heeft ze het naar haar zin hier in Jerusalem?"
"Ja hoor. In het begin was het wel even wennen voor haar. Je weet hoe dat gaat. Ze had haar hele leven in Die Haghe gewoond en dan ben je wel gewend aan bepaalde omgangsvormen. Hier is een hele wereld voor haar opengegaan en dan heeft ze wel te maken met allerlei verschillende omgangsvormen. Daar moet je wel heel goed rekening mee houden in een gebied zoals de Levant. Maar ik moet zeggen dat zij zich verbazingwekkend snel heeft aangepast. Dat zal wel komen omdat haar vader heel erg internationaal is ingesteld."
"Het is hier een groot handelsgebied en mensen van allerlei landen komen elkaar hier tegen," zei Sara. "Een soort ontmoetingsplaats tussen oost en west."
"Dat is Marja snel genoeg duidelijk geworden en ze weet zich bijzonder goed te bewegen tussen al die verschillende nationaliteiten. Ze werkt bij een diplomatiek bureau en daar heeft ze ook veel geleerd."
"Ze zijn hier niet allemaal hetzelfde," zei Sara.
"Als je dat goed realiseert ben je al een goed eind op weg. Ik heb overigens van Asher begrepen dat jij gekoppeld bent aan de een of andere handelaar."
"Mijn lieve broer praat graag over mij hoor ik weer. Het is niet zo maar de een of andere handelaar maar een rijke handelaar uit Constantinopel."
"Vindt je dat belangrijk Sara, dat hij rijk is?"
"Ik ben geen onnozel meisje meer Johannes. Dat had ik je toch duidelijk gemaakt? Hij heeft veel te bieden en ik als vrouw ook. Ik heb genoeg armoede om mij heen gezien en ik wil er bovenuit steken."
"Ben je verliefd op hem Sara?"
"Het kan hier een keiharde wereld zijn Johannes en soms moet je de juiste prioriteiten stellen."
"Een ware handelsinstinct," zei Johannes een beetje sarcastisch, "maar jij hebt inderdaad heel veel te bieden. Ik heb heel goede herinneringen aan jouw."
"Ik heb het toen niet uit liefdadigheid gedaan Johannes. Misschien kan ik je een geheimpje verklappen?"
"Ik ben een en al oren Sara. Vertel."
"De vader van Marja had er een handje in gehad. Misschien wilde hij weten wat voor een vlees hij in de kuiten had."
"Ik val iedere dag van de ene verbazing in de andere. Hebben jullie misschien nog meer verrassingen in petto?"
"Ik heb het graag gedaan Johannes. Je hebt mij niet teleurgesteld."
"Ik ben toch benieuwd hoe Marja's vader en jij dat hebben afgesproken."
"Mijn vader kan jouw daar misschien meer over vertellen. Het huis van mijn vader staat net buiten de stad. Zullen we daar dadelijk naar toe lopen?"
"Ik heb daar nog wel even de tijd voor, maar eerste moet ik iets voor Marja kopen."
"Die armband daar is een heel bijzondere band. Zal ik de prijs voor je afspreken?"
"Het is inderdaad een hele mooie band. Gevlochten goud en zilver. OK, spreek de prijs maar af."
"Kon het niet duurder?" vroeg Johannes nadat Sara de prijs had afgesproken.
"Marja is toch geen goedkope vrouw?"
"Neen, maar ik ben ook geen rijke man."
"Zullen we nu naar het huis van mijn vader lopen?
************
Toen ze bij het huis van de Dajan's waren aangekomen werden Johannes en Sara binnengelaten door de heer Dajan. Hij was een wat oudere man met een grijzende baard en haar. Hij was gekleed in Arabische gewaden. Ondanks zijn leeftijd straalt zijn statuur een autoritaire houding uit.
"Welkom in mijn woning," zei Dajan nadat Sara Johannes had voorgesteld. "Ik heb begrepen dat jullie met elkaar kennis hebben gemaakt aan boord van een van mijn schepen in de buurt van Athina"
"ik moest toen voorraden inkopen voor de Dwaalster bij een van uw schepen en Sara heeft mij toen op zeer gastvrije wijze ontvangen. Dat was kort na mijn introductie tot de zeevaart. Wij hebben nogal wat gesprekken met elkaar gevoerd en ook samen gegeten."
"Ach ja, mijn dochter Sara. Soms denk ik dat ik gefaald heb voor wat betreft haar opvoeding. Zij is een zeer vrijgevochten jonge vrouw en zij denkt dat zij de hele wereld alleen aan kan. Er zijn hele tijden dat ik haar niet thuis zie wanneer zij er op uittrekt wegens haar escapades waar zij mij niet altijd alles over vertelt."
"Ik vertel u altijd alles dat u moet weten," protesteerde Sara, "maar een vrouw heeft ook zo haar geheimen die zij graag voor zichzelf wil houden."
"Als je moeder nog leefde dan zou jouw plaats hier in dit huis zijn zoals een goede dochter en er niet steeds er op uittrekken naar allerlei avonturen waar ik geen weet van heb," snauwde Dajan.
"Ik kan heel goed voor mijzelf zorgen," zei Sara, "Als u er niet meer bent kan ik er beter aan gewend om mijn eigen weg te gaan."
"Zover is het nog lang niet," antwoordde Dajan "Eigenlijk zou ik jouw uitkering moeten inhouden om je binnenshuis te houden."
"Als u dat doet dan trouw ik meteen met de zoon van uw rivaal en dan staan we tegenover elkaar. Hij wil mij heel graag hebben."
"Ik dacht dat jij jezelf had uitgeleverd aan die rijke handelaar in Constantinopel?"
"Dat heeft u goed gedacht maar als u mijn uitkering inhoudt dan neem ik wraak op u en trouw ik uw rivaal. Dat doet hij liever vandaag dan morgen."
"Jij brengt mij te schande met je houding. Waar heb ik dat aan verdiend?"
"U heeft nooit zo veel belangstelling voor mij getoond en al uw aandacht ging steeds uit naar Asher. Ik was altijd op mijzelf aangewezen."
"Asher moet het allemaal van mij overnemen en jij kan je beter bezig houden met die zaken waar een dochter zich moet bezig houden."
"Jij hebt mij de vrije hand gegeven vader, en nu is het te laat om dat te veranderen. Net als u pak ik ook mijn kansen."
"Trouw maar snel met je handelaar in Constantinopel. Misschien kan hij je behoeden voor misstappen door al jouw dubieuze contacten."
"Dat beslis ik zelf wel en mijn contacten zijn niet dubieus. Ik ga wel even wat eten en drinken halen. We willen onze gast toch wel gepaste gastvrijheid tonen," zei Sara terwijl zij zich naar de keuken begaf.
"Trek je maar niets aan van dit gesprek," zei Dajan tegen Johannes. "Het is een normale gang van zaken met mijn eigenzinnige dochter. Ik hoop alleen dat zij niemand tegen komt die haar reputatie zou willen beschadigen want dan krijgt hij met mij te maken."
"Ik vind uw dochter een heel zelfstandige en zelfbewuste jonge vrouw met heel veel eigenwaarde. Ik heb hele goed de zaken met haar af kunnen afwikkelen en ik denk dat zij heel goed in staat is om haar eigen weg te vinden. Ik denk dat zij de man die zij gaat trouwen heel gelukkig kan maken."
"Maar ook heel ongelukkig als hij niet weet hoe hij haar moet behandelen. Maar genoeg daarover. Hoe gaat het met de Kapitein Arentsen?"
"Het laatste wat ik van hem heb gehoordis dat het goed gaat met zijn gezondheid. Wegens zijn leeftijd heeft hij het commando van de Dwaalster overgeven aan de Kapitein Anthony Wilders maar hij is nog heel erg bij de hand."
"Ach ja, de Dwaalster. Een graag geziene schip hier in de Levant. Kapitein Arentsen en ik kennen elkaar goed en we hebben altijd goede zaken met elkaar kunnen doen. Hoe bevalt het u aan boord van dat schip?"
"Het bevalt mij prima. De stemming is altijd heel erg goed. De bemanning weet precies wat er van ze wordt verwacht. Het zeeleven bevalt mij prima en ik hoop zo lang mogelijk aan boord van de Dwaalster te kunnen blijven varen."
"Wat is uw status nu?"
"Ik ben nu Tweede Officier."
"De Kapitein Arentsen was dus wel tevreden met u?"
"Ik had heel veel geleerd in het klooster hier in Jerusalem. Dat is mij goed te pas gekomen bij mijn activiteiten aan boord van het schip."
"Het klooster dat u bedoelt is mij goed bekend. De Hoofdmonnik, Sacharius, en ik hebben goede contacten met elkaar. Ik heb toen aan de Kapitein Arentsen voorgesteld dat hij u aan boord van zijn schip zou nemen."
"Ik ben toch benieuwd naar de ware redenen."
"Sacharius vond dat jij kennis moest maken met de wereld buiten de klooster."
"Waarom was dat?"
"Hij vond je te rusteloos en je maakte te vaak een te gespannen indruk."
************
"Hallo Johannes! Er is post voor je" riep Marja toen ze de kamer binnen liep. Marja had het geheel naar haar zin bij de diplomatieke dienst en de samenwerking tussen haar en Laura verliep probleemloos. De avonden die hij met haar doorbracht vond hij altijd zeer speciaal en zij scheen steeds over een onbegrensde energie te beschikken. Zij gaf steeds te kennen dat ze het zeer goed naar haar zin had in Jerusalem.
"Diplomatieke post." zei Johannes terwijl hij de brief openmaakte. De brief was afkomstig van de Stadhouder en getekend door de heer Schuilenburg. De inhoud was als volgt:
"
Geachte Tweede Officier Cassa,

Het is bij de Stadhouder bekend gesteld dat er een ernstig incident op zee heeft plaatsgevonden vanaf de kust van de Levant waarbij het schip de Dwaalster betrokken is geweest. De Dwaalster is daarbij het Arabisch schip de Hafsa gezonken terwijl u het commando over het schip voerde. Sheik Sourman, die zich aan boord van het schip bevond, heeft zijn beklag gedaan bij de diplomatieke dienst en bekend gesteld dat de Hafsa geen aanleiding had gegeven voor de overval van de Dwaalster op voornoemd schip. Volgens zijn zeggen was de daad van de Dwaalster een laffe daad en hij is van mening dat de bemanning van de Dwaalster zich, volgens zijn bewoording als "een stelletje piraten" had gedragen.
Hij is zeer ontdaan over het feit dat de bemanning van de Dwaalster hem zonder enige vorm van respect had behandeld en hem in een "roeibootje" had gezet waarbij hij al roeiend zijn eigen weg moest zien te vinden naar de kust van de Levant. Ook de overige bemanning van de Hafsa was in "roeibootjes" gezet en de Dwaalster zou geen enkele moeite hebben gedaan om overlevenden van het incident uit het water te redden. Sheik Sourman heeft gezegd dat vele bemanningsleden van de Hafsa de verdrinkingsdood hebben gestorven omdat de Dwaalster hun op, volgens zijn woorden "karakterloze wijze" in de steek had gelaten". De Stadhouder heeft de Kapitein van de Dwaalster, Kapitein Anthony Wilders, de opdracht gegeven om met de Dwaalster onmiddelijk terug te varen naar Le Pays Bas en zich bij mij te melden in Die Haghe. Hiermede geef ik u opdracht om de Kapitein Anthony Wilders te vergezellen gedurende zijn terugtocht naar Die Haghe om verantwoording bij mij af te leggen. Voorts geef ik u hiermede opdracht dat u uw echtgenote, Marja Arentsen, meeneemt aan boord van de Dwaalster aangezien zij bij de diplomatieke dienst werkt en de autoriteiten in Die Haghe haar willen horen met betrekking tot diplomatieke activiteiten in Jerusalem.

Schuilenburg.

"En?" vroeg Marja terwijl Johannes op ernstige wijze enige tijd zwijgend voor zich uit keek.
"Het is werkelijk niet te geloven. Een algehele verdraaiing van de feiten."
"Welke feiten?"
"Die overval op de Hafsa. We worden uitgemaakt voor een stelletje piraten."
"Hoe kan dat nauw?"
"Die sheik Sourman heeft een vreemdsoortig verhaal over ons verteld en heeft kennelijk wat gewillige oren gevonden."
"En nu?"
"We moeten zo spoedig mogelijk terug naar Le Pays Bas om verantwoording af te leggen. Jij moet ook mee want ze willen jouw ook horen."
"Mij horen?"
" Ja, omdat jij bij de diplomatieke dienst werkt. Misschien vermoeden ze een complot of zo."
"Wanneer moeten we weg?"
"Zo spoedig mogelijk. Ik loop even langs Anthony. Begin maar vast in te pakken"
************
"En?" vroeg Johannes nadat Anthony de brief van Johannes had gelezen.
"Ik heb ook een soortgelijke brief ontvangen. Laura moet ook mee"
"Wie is die Schuilenburg eigenlijk?"
"De een of andere politicus en diplomaat die de rechter hand is van de Stadhouder. De Stadhouder vertrouwt hem alle rondslomp toe waar hij zich liever niet mee wil bezig houden."
"Mooie boel." zei Johannes "Die politici kunnen ons zo ophangen."
"Weet je wat we doen? Op de terugweg gaan we wel even langs Sheik Ali Sha Sha. We vertellen hem het hele verhaal en vragen hem om een persoonlijke brief naar de Stadhouder te schrijven. We gaan gewoon om die Schuilenburg heen. Ik zorg wel dat die brief bij de Stadhouder terecht komt."
"Kent die sheik alle feiten van die spionage affaire?"
"Ik denk dat hij genoeg kent, anders vertel ik hem wel een goed verhaal."
"Dat zal hij niet belangeloos doen."
"Ik denk dat hij aan onze kant staat. We hebben toch en overeenkomst met hem? Anders bieden we hem gewoon nog meer aan."
"Dadelijk zitten we tot onze nekken in de intriges."
"Kan mij niets schelen. Wij kunnen toch ook met vuil gooien? Ik heb wel wat contacten in Le Pays Bas waarmede we die Schuilenburg misschien kunnen chanteren."
"Dus Schuilenburg 'finito' maken?" vroeg Johannes.
"Misschien." zei Anthony peinzend.
"Wanneer gaan we weg?"
"Overmorgen."
************