juli 1641: Dwaalster
Johannes voelde zich weer helemaal in zijn
element; een eindeloze vlakte met een verre horizon; een vlakte met wissellende
stemmingen; soms rustig, vriendelijk en uitnodigend; dan weer ruw, uitdagend of
een plotselinge en geweldadige dreiging; de horizon met een doelloze of een
verrassende openbaring of helemaal geen openbaring; en dan de wind en de golven;
bodes van kalme of furieuse stemmingen uit verre en geheimzinnige oorden. Wat
een tegenstelling tot het klooster; een ingesloten ruimte afgescheiden van een
wereld vol tegenstellingen door strenge massieve muren. Wat een tegenstelling
tot Die Haghe; een heel andere beleving; soms inkrimpend naar een eigen of
aparte wereld met afgrenzende invloeden; en dan weer lonkend naar verdere
streken en landen met grensverleggende aantrekkingskrachten. Johannes zat geleund tegen een houten kist dat was vastgezet op het dek van
de Dwaalster terwijl hij in zijn dagboek schreef. Voordat hij
vertrokken was uit Zierikzee, op weg naar de Levant had hij op een zeer
hartelijke manier afscheid genomen van Sergeant Bakkes. Nadat Bakkes Sergeant
was geworden was hij Johannes blijven bezoeken om van Johannes onderricht te
ontvangen in lezen en schrijven. Als tegenprestatie had Sergeant Bakkes Johannes
zo goed mogelijk wegwijs gemaakt in het militaire gebeuren rondom de vesting;
hij had hem ook gelegenheid geboden om dagelijks scheepvaart theorie te kunnen
bestuderen gedurende de diensttijd.
Kort nadat Bakkes sergeant was geworden was Johannes bevorderd tot korporaal;
hij
werd daarna aangewezen om diensten te verrichten als hellebardier. Een hellebaardier is een
schildwacht die is uitgeselecteerd om de vesting te bewaken. "Ik
heb een goed woordje voor je gedaan," had sergeant Bakkes bij hem opgeschept;
maar Johannes wist wel dat het ook een gevolg was van de vaardigheden die hij
zichzelf had aangeleerd in het klooster en op de Dwaalster. Kapitein Arentsen
had er op
aangedrongen dat hij de helft van zijn diensttijd ook meedeed aan verschillende
scheepsoefeningen vanaf de kust van Le Pays Bas; dat deed hij meestal onder commando van Tweede
Officier De Wilde. Ongeveer een maand voordat hij aan deze reis was begonnen was
hij bevorderd tot sergeant; voornamelijk wegens zijn prestaties aan boord van het
schip. Ook had hij vaak opdrachten gekregen van Luitenant Veldkamp om zich bezig
te houden met administratieve werkzaamheden wegens zijn rekenvaardigheden. De
relatie met Marja was uitgegroeid tot en zeer stevige band hoewel ze meestal
alleen gedurende het weekeinden de nachten met elkaar doorbrachten. "Het is maar
goed dat Marja precies weet welke dagen ze niet zwanger kan worden," dacht
Johannes bij zichzelf, "anders had ik in een vroeg stadium misschien heel wel
wat uit te leggen bij haar vader." Uiteindelijk had de kapitein Arentsen toch
lijdzaam moeten toezien dat zijn dochter met veel wilskracht zich bleef
vasthouden aan Johannes. De kapitein Arentsen had eigenlijk heel andere plannen
met zijn dochter. Marja had haar vader ook zo ver gekregen dat zij mee mocht op
deze zeereis. Zij was immers vaders dochter en zijn oogappeltje. "Ik
weet best wel hoe ik mijn vader zo ver moet krijgen," had ze overtuigend tegen
Johannes gezegd. Met een handige maneouver had Marja zich weten te ontdoen van
haar begeleider; haar vader had hem aangewezen om op te treden als begeleider
van een belangrijke hofdame; daardoor was hij vaak niet in Die Haghe aanwezig;
Marja was niet een persoon die steeds wilde domineren maar ze streefde wel
steeds naar waardering bij anderen dicht in haar omgeving; als ze dat kreeg kon
zij zich zeer aanhankelijk opstellen; hij had een keer geamuseerd gehoord
hoe zij vel uithaalde tegen een belangrijke dame die haar minzaam behandelde;
een transformatie tot een vel katje met bijzonder scherpe nageltjes. Gisteren was de Dwaalster door de Straat van Gibralta gegaan
terwijl Spaanse schepen als bloedhonden om haar heen slopen. Vandaag was het bijzonder warm weer voor de tijd van het jaar;
er stond weinig
wind en het schip dobberde langzaam voort op een kalme zee. Johannes had twee dagen
troostend bij het bed van Marja gezeten terwijl zij leed onder de gevolgen van
zeeziekte. In de Baai van Biscaye moest het schip door ruwe wateren wegens een
stevige wind dat een paar dagen onophoudelijk aanhield. "Is dit ook een van ontbering
die voorkomt in jouw ladder van Climacus?" had ze hem toen op een spottende
manier opgemerkt.
Toen had ze tegen Johannes gezegd dat zij bij haar vader er op had aangedrongen dat zij beslist
met het schip meewilde omdat ze bij de diplomatieke dienst wilde werken; ze had
haar vader gechanteerd met het dreigement dat zij hem nooit meer zou helpen en
hij haar nooit meer zou terug zien als zij niet mee mocht. Haar vader was
uiteindelijk gezwicht voor haar dreigementen en had met veel tegenzin zijn
toestemming gegeven; typisch weer Marja om op die manier erkenning af te willen
dwingen. Naast de cabine van de
Kapitein Arentsen was er een soort bevoorradingsruimte ingericht als cabine voor
Marja. Het was zeer eenvoudig ingericht met de meest noodzakelijke
voorzieningen. Er was ook een tussendeur naar de cabine van haar vader. "Jij
gaat niet gratis mee," had haar vader gezegd. Zij zou aan boord
zeilen moeten repareren, het eten verzorgen voor haar vader en de Tweede
Officier en allerlei andere karweitjes die zij aankon. Ook had hij
gezegd dat, aan boord van zijn schip, zij zich moest gedragen als zijn dochter en
niet als de verliefde van Johannes. "Jullie kunnen elkaars handje wel vasthouden
als jullie van het schip af zijn maar niet aan boord," had hij benadrukt. Hij had ook tegen
Johannes gezegd dat hij geen bijzondere gevoelens voor Marja mocht laten blijken
in bijzijn van de bemanning. De Dwaalster zou Tripoli aandoen en
daarna via Athina naar Jerusalem varen. Marja was er bijzonder op gebrand om
naar Jerusalem te gaan waar Johannes haar veel over had verteld. "Ga jij mij aan
al je monniken voorstellen?" had ze gevraagd. "Ik denk niet dat dat zo'n goed
idee is, maar misschien kan ik Sacharius wel uitnodigen bij ons te eten als we
daar zijn," had hij geantwoord. Marja had hem toevertrouwd dat ze blij was dat
ze al die kritische ogen van de dames in Die Haghe was ontsnapt en dat zij zo
makkelijker met elkaar om zouden kunnen gaan. Johannes kon zich daar wel iets
bij voorstellen want zijn omgang met korporaal Bakkes lokte ook wel eens wat
kritiek uit bij anderen. In het tentenkamp had de Korporaal op gepaste wijze zich
afstandelijk opgesteld van Johannes maar in de avonduren had hij zichzelf heel
enthousiast getoond voor het leren lezen en schrijven. Hij was niet bijster
intelligent maar hij toonde zich volhardend en na enige tijd kon hij eenvoudige
zinnen redelijk goed schrijven. Het dagboek had Johannes niet rechtstreeks
aan de Luitenant Veldkamp willen aanbieden omdat hij de sergeant van Bakkes niet
nodeloos wilde irriteren. Hij had toen het dagboek laten liggen in de lade van
een bureau in het wachthuis waarvan hij wist dat de luitenant daar de volgende
dag zou zijn. De volgende dag waren Johannes en Bakkes ontboden naar de
luitenant die hun vervolgens vertelde dat Bakkes een nieuwe functie zou krijgen
en dat hij daar sergeant kon worden. Tegen Johannes had hij gezegd: "ik weet niet
wat we precies met jouw moeten doen maar jij gaat in ieder geval weer met de
Kapitein Arentsen aan boord van de Dwaalster" Zijn gedachten gingen uit naar een
gesprek dat hij had overhoorde tussen de Kapitein Arentsen en de Tweede Officier. Zij stonden
toen aan de andere kant van de kist waar hij vaak zat en ze wisten niet dat Johannes
het gesprek kon overhoren.
"Ik denk dat die Stadhouder er goed aan doet als
hij zich niet te stevig vasthoudt aan Frankrijk," hoorde hij de Kapitein zeggen.
"Soms denk ik dat die Fransen er alleen maar op uit zijn om te profiteren van
onze kontakten in de Levant," antwoordde de Tweede Officier.
"Maar niet te
veel mee bemoeien," zei Arentsen tenslotte "Ik doe mijn plicht wel, maar ik ben
toch benieuwd hoe dit allemaal afloopt."
"Ik heb begrepen dat de meningen in
Le Pays bas nogal verdeeld zijn," hoorde Johannes de Tweede Officier zeggen.
"Altijd gereed zijn om overstag te gaan," zei Arentsen toen hij wegliep.
Na
ongeveer een half uur weg te zijn geweest verschenen de Kapitein Arentsen en de
Tweede Officier weer aan dek. Terwijl ze tegen de railing van het schip stonden
en uitkeken over de zee overhoorde Johannes het gesprek tussen de twee dat op
ernstige toon werd gevoerd.
"Heeft u een bijzondere reden om uw dochter mee
te nemen op deze reis? Het is toch niet de gewoonte dat jonge dames meevaren op
schepen zoals deze?" vroeg de Tweede Officier.
"Ik weet wel dat dat niet de
gewoonte is maar ik heb tegen de autoriteiten gezegd dat de voornaamste reden
voor deze reis een diplomatieke missie is en dat ik zo weinig mogelijk
in gevaarlijke wateren ga patrouilleren. Ik heb ook gezegd dat ik haar bij mijn
zijde wil hebben als ik bepaalde beleefdheids bezoeken afleg bij een diplomaat
in Tripoli."
"U zal wel weten wat u doet;"
antwoordde de Tweede Officier op ironische wijze, " maar ze is nog erg jong."
"Uw heeft
een scherpe
waarnemingszin, " gaf de Kapitein verder te kennen. "Als Tweede Officier heeft u het
recht om te weten wat er precies aan de hand is"
"Ik ben
een en al oren."
"Zij bleef bij mij er op aandringen dat zij iets van de
wereld wil zien omdat zij later bij de diplomatieke dienst wil gan werken."
"Dat zo'n jonge dame dat wil? Je zou denken dat haar
belangstelling naar heel andere dingen zou uitgaan. In Die Haghe is toch heel
wat afleiding? Wat met al dat internationaal bezoek?"
"Misschien heb ik haar
te veel naar mij toe getrokken sedert haar jongere jaren maar zij heeft een
bijzonder avontuurlijke instelling gekregen. Zij is nogal eigenzinnig en
eigenwijs en eerlijk gezegd vind ik het vaak moeilijk om bijzondere wensen van
haar te weigeren. Daarbij komt dat zij een geweldige hulp is bij het ontvangen
van gasten en bij het onderhouden van mijn verblijf in de vesting waarvoor ik niet
zo veel tijd heb. Ik ben haar toch wel iets schuldig. Zij was nooit zo heel
erg gesteld op het gezelschap van al die dames die haar moeder steeds om zich
heen verzamelde en het leek mij dat zij daar zelfs een aversie tegen had."
"Dat is toch wel merkwaardig," merkte de Tweede Officier bedachtzaam op.
"Eigenlijk wel begrijpelijk want ze heeft steeds aan mijn zijde gestaan. Ik zal
daar zelf ook wel schuldig aan zijn geweest want vooral in haar jongere jaren
heb ik wel wat zachte dwang gebruikt. Misschien omdat mijn zoon op zeer jonge
leeftijd is gestorven nadat een paard op hem heeft getrapt."
"Ik heb begrepen
dat haar oudere zuster haar moeder aanhing"
"Haar moeder was zacht voor
haar; ik vond te zacht. Je weet wel hoe dat vaak gaat; de kinderen onder de
vleugels willen houden met moeders tederheid. Als ze wat fermer was geweest met
Femke dan had zij misschien een sterkere wil ontwikkeld, en had zij niet zo'n
teleurstelling hoeven te ondergaan door het verlies van haar geliefde; misschien
was ze dan niet in een klooster terecht gekomen."
"Marja is inderdaad een
tegengestelde type," merkte de Tweede Officier op.
"Ja, maar nogmaals, toch denk ik dat
ik haar te stevig naar mij heb toe getrokken. Zij wil steeds bij mijn zijde zijn
en dat is ook niet goed; en nu heeft ze tegen mij gezegd dat ze de wereld wil
zien."
"U neemt wel een risico door haar mee te nemen."
"Ze bleef bij mij
aandringen en zei dat ik haar nooit meer zou zien als ik haar niet zou meenemen.
Zij is een bijzondere meid en ik denk dat ze het wel aan moet kunnen. Dus heb ik
het maar gedaan. Maar tussen u en mij gesproken, en daar moet u maar niet al te
veel ruchtbaarheid aan geven, heb ik zo de overtuiging dat er tussen haar en Johannes meer is dan
alleen maar normale vriendschap en misschien wel vergaande plannen met elkaar
hebben afgesproken."
"Oh ja? hoezo?"
"Wanneer mogelijk verkeren ze steeds
in elkaars geschelschap en dat is niet alleen om elkaars handje vast te
houden. Wegens zijn
verleden in een klooster beschikt Johannes over vaardigheden waarover de andere
jongens van zijn leeftijd niet over beschikken en dat was natuurlijk zeer
interessant voor Marja. Ze worden in ieder geval steeds overal samen gezien en zitten vaak samen aan dezelfde tafel
in de herberg. Ik
heb dus een extra goede reden om die twee aan boord van het schip te nemen want
dan kan ik beter een oogje op ze houden."
"Het lijkt mij verstandig dat ik mij iets
minder met Johannes ga bemoeien," stelde de Tweede Officier voor.
"Juist, geef
hem maar wat meer teugel en we zien wel hoe het verder gaat".
"U bent er dus
van overtuigd dat het serieus is tussen die twee?"
"Ik ben
er bijna zeker van dat het zo is. Ik ken mijn dochter wel. Als ze ergens haar wil op
heeft gezet dan is dat bijna niet meer uit haar hoofd te praten. Als zij echt
haar zinnen heeft gezet op Johannes dan denk ik dat ik dat moeilijk kan
tegenhouden. Ik heb al een zoon en een dochter verloren en haar wil ik eigenlijk
niet kwijt."
"Wat is uw mening over die Johannes?"
"Hij is geen slecht
jongen. Ik heb begrepen van Luitenant Veldkamp dat hij wel een doorzetter is.
Hij heeft een korporaal leren lezen en schrijven en samen met hem een dagboek
geschreven waardoor die korporaal sergeant is worden. Hij schijnt op een
bijzondere manier kennis over te kunnen dragen. Dat zal wel door het
kloosterbestaan komen. Bovendien beschikt hij over nogal wat vaardigheden die
hij in dat klooster heeft geleerd die hem later goed van pas kunnen komen. Het
gaat er natuurlijk om hoe hij die vaardigheden in de toekomst kan benutten. Hij
moet het wel zelf doen maar we kunnen hem wel de weg wijzen. Gedurende zijn
werkzaamheden met die korporaal werd hij als energiek ervaren."
"U heeft dus
al de nodige inlichtingen over hem ingewonnen?"
"Wat dacht u? Ik heb ook het
belang van mijn dochter voor ogen. Misschien kunt u hem aan boord van het schip
af en toe wat bijzondere opdrachten geven; zo zelfstandig als mogelijk: en bekijken
wij wel hoe hij daar mee omgaat.
Dat kan ik toch wel aan u toevertrouwen?"
"Daar is wel ruimte voor denk ik"
zei de Tweede Officier voorzichtig.
"Iets heel anders" zei de Kapitein
vervolgens "ik heb een heel bijzondere gunst aan u te vragen."
"Zegt u het
maar."
"We blijven ongeveer twee weken in Tripoli wegens wat diplomatieke
bijeenkomsten zal ik maar zeggen."
"Daar weet u meer van dan ik."
"Goed
dan. In Tripoli woont sedert enige tijd een gepensioneerde Kolonel die daar
nogal wat diplomatieke diensten verleent. Hij schijnt over nogal wat bijzondere
kontakten te beschikken. U weet wel dat Tripoli een aanloophaven is voor
allerlei schepen van verschillende nationaliteiten. Er schijnt een soort niet
officiele overeenkomst te zijn dat de bemanningen van schepen van landen die met
elkaar in oorlog zijn het elkaar niet al te moeilijk maken. U weet net zo goed
als ik dat het vaker gebeurt dat gezagvoerders uit dergelijke landen nog in
staat zijn om op redelijke wijze met elkaar te spreken ondanks het feit dat hun
landen oorlog met elkaar voeren. Het gaat dan vaak om belangen die ze uit het
oorlogsscenario willen houden."
"U zou bijna kunnen zeggen heilige
overeenkomsten, " zei de Tweede Officier.
"Ja, en niet altijd bekend bij de
regeringen. Nu heeft die Kolonel een dochter en die neemt vaak deel aan bepaalde
diplomatieke acties. Er worden ook vaak recepties en feestjes georganiseerd als
een soort camouflage voor nogal bijzondere manifestaties. Die dochter houdt zich
nogal intensief bezig met het aflopen van dergelijke ijeenkomsten. Zelf zou ik
bepaalde bijeenkomsten willen bijwonen maar zo bekend ben ik daar nu ook weer
niet en dus is het vaak moeilijk voor mij om een voet tussen de deur te krijgen.
Die kolonel ken ik echter wel redelijk goed en ik denk dat ik hem wel zo ver kan
krijgen dat u als een soort begeleider van zijn dochter optreedt bij sommige van
die
bijeenkomsten."
"Ik ben zeer vereerd, maar waarom ik?"
"Ik ben daar te oud
voor maar u bent een charmeur en het moet u kunnen lukken om in haar gunsten te
vallen."
"Ik kan zo'n verzoek moeilijk afwijzen," antwoordde de Tweede Officier met een grijns op zijn gezicht.
"Ik moet u wel waarschuwen. Het
schijnt niet zo'n makkelijke jonge dame te zijn en zij is ook nogal gewild bij
het mannengezelschap om haar heen. Zij is ook niet zo makkelijk maar ik denk dat
het wel een uitdaging voor u moet zijn om haar zo ver te krijgen dat zij u in
vertrouwen neemt. Als u wilt moet u zich daar maar op concentreren. Als u
meeloopt naar mijn cabine laat ik u een prent van haar zien en kan ik u de
nodige bijzonderheden over haar vertellen. Ik kan dan ook vertellen wat ik graag
te weten wil komen. Hoe u die informatie ontfutseld dat moet u zelf maar zien,
maar ik hoef u beslist niet te vertellen hoe u met dames om moet gaan. U krijgt
van mij een vrijbrief waarin staat wat u kunt toezeggen. Het wordt natuurlijk
wel een beetje onderhandelen en ze heeft daar nogal wat ervaring mee. Als
het u lukt om haar vertrouwen in te winnen dan denk ik dat u daar beslist geen
spijt van zult krijgen. Allemaal in het belang van onze opdrachtgevers toch?
Soms heiligt het doel de middelen"
"Ik zal echt niet zoveel last van mijn
geweten krijgen hoor, maar twee weken zou niet genoeg kunnen zijn om de gunsten
in te winnen van een moeilijke jonge dame."
"Zo erg is dat niet. Dan moeten
we maar langer blijven. Er is best wel genoeg te doen."
************
TRIPOLI
Ze lagen ongeveer een halve zeemijl voor anker voor de haven
van Tripoli. De Dwaalster schommelde met langzame en rustige bewegingen op de
lage maar lange golven van een rustige zee. Er stond weinig wind en de zon
scheen fel.
"We kunnen er nog niet in," zei Kapitein Arentsen tegen de Tweede
Officier. Ze zijn bezig een zwaar beschadigd oorlogsschip de haven in te halen."
"Wat zijn dat voor een steigers naast het schip?" vroeg Johannes die naast de
Tweede Officier stond.
"Ze worden kamelen genoemd; hele bijzondere stijgers. Het zijn
grote lange waterdichte kisten die, wanneer ze vol met water zijn, net niet onder
de zeeoppervlakte zinken; ze worden aan beide kanten van het schip stevig
vastgezet en daarna wordt het water uit de kisten gepompt. Het schip wordt zo
omhoog getild zodat het zeer ondiep water in kan worden ingesleept met waterschepen;
zo kan de romp gerepareerd worden. Het schip zal waarschijnlijk een schot onder
de waterlijn hebben ontvangen. De bemanning zal het waarschijnlijk
op zee improvisorisch hebben afgedicht met zeildoeken en daar planken tegenaan
hebben getimmerd. Maar het blijft natuurlijk veel water lekken en de bemanning
moet blijven pompen om het schip zo goed mogelijk watervrij te houden."
"Het is een Spaans schip," merkte Johannes op.
"Je hebt in ieder
geval je ogen niet in je zak zitten. Waar is dat vriendinnetje van je?"
"In
haar cabine. Ze moet een broek van haar vader repareren."
"En wat ga jij hier
allemaal doen in Tripoli?"
"Wanneer ik geen wachtdiensten heb ga ik wat
rondkijken."
"Als je je verveelt kan je misschien wat zeiloefeningen doen met
die waterschepen. Ik heb wel wat contacten hier. Zal ik iets voor je regelen?"
"U weet dat ik altijd bereid ben om iets te leren. Gaat u mee?"
"Ik heb wel
iets belangrijkers te doen, dan zeiltochtjes met jouw te houden en ik kan je
verzekeren dat ik er met genoegen naar uit kijk," zei hij met een grijns. "Ik ga
hier mijn diplomatieke vaardigheden wat oppoetsen. Misschien wil je
vriendinnetje wel met je mee."
"Morgen heb ik een vrije dag"
"Zie je die
moskee daar? Daar naast is een gebouwtje waar Abdul Hadi opstaat. Als je daar
naar toe gaat dan kan je tegen enkele Ducaten een waterschip huren. Ik regel wel
dat je toegang krijgt. Gebruik mijn naam maar als referentie."
"Hoe laat gaat
u dat regelen?"
"Ik ga vanavond aan wal. Ik wil zien of ik die Spaanse
piraten te spreken kan krijgen."
"Maar het zijn toch niet onze bondgenoten?"
"Neen dat niet, maar hier we hebben een soort wapenstilstand. Bovendien is dit
een soort niemandsland."
"Spreekt u Spaans?"
"Genoeg om wat informatie los
te peuteren. Een paar Ducaten kan vaak wonderen verrichten."
"Denkt u dat ze
u nuttige informatie kunnen geven?"
"Dat weet ik niet. Misschien kan ik
uitvinden waar die Franse konvooi zich precies ophoudt, en dat moet je maar niet
in je dagboek opschrijven."
"Ik denk dat ik morgen zo'n waterschip ga zeilen,
maar dat doe ik wel alleen zonder Marja"
"Prima. Blijf dan in de buurt van
de haven en schrijf maar op welke schepen je ziet aankomen en vertrekken.
Vergeet ook niet te melden welke richting de vertrekkende schepen uitgaan. Heb
je een eigen verrekijker? Schrijf het maar allemaal op een los velletje papier
en leg het op mijn bureau onder het schrijfblad. Gebruik deze sleutel maar. Ik
weet niet hoe laat ik morgen terug ben. Daarna kan jij je weer helemaal met je
vriendinnetje gaan bezig houden want pas over twee dagen heb je weer
wachtdienst."
"Heeft de deksurveillant dat afgesproken?"
"Mijn afspraak!
Daar kan je op aan. Het is dagdienst. Kan je in de avond wat beter uitrusten,"
zei de Tweede Officier toen hij zijn halve sigaar overboord gooide. "Er is nog
wat. De kapitein en ik zullen voor een groot gedeelte van de tijd aan wal
overnachten. We logeren dan bij die Zeekapitein van Leeuwen. Ik adviseer je dat
jij aan boord van het schip blijft overnachten. Als ik er niet ben dan krijg jij
je instructies van een van de deksurveillanten. Zij hebben ook een sleutel naar
mijn cabine. Mocht er iets ernstigs aan de hand zijn dan sturen ze wel een
kourier naar ons toe."
"Weten ze dat ik ook een sleutel heb tot uw cabine?"
"Ik zal ze wel inlichten. Oh ja, kijk ook uit voor een schip die onder een
zwartblauwe vlag vaart. Ik denk dat die hier ergens in de buurt moet zijn."
"Een zwartblauwe vlag?"
"Ja, die heeft iets met de Levant te maken." zei de
Tweede Officier terwijl hij zich naar het dek omdraaide.
"Grote Bram!"
"Ja
Tweede!"
"Zet maar de seinvlaggen op dat we een sleep nodig hebben. We kunnen
nu wel de haven in. Het is te druk om op eigen zeil naar binnen te gaan. Ga maar
zo dicht mogelijk bij de kust ankeren. Het is nu laagtij maar houd toch maar een
halve meter water onder de kiel."
************
Ze zaten aan
een langgerekte tafel in de eetkamer van Kapitein van Leeuwen. Aan het hoofd van
de tafel zat de oude zeekapitein. Hij had een grote snor met een kalend hoofd
met grijsachtig haar. Ondanks zijn leeftijd zag hij er imponerend uit en was in
vol ornaat voor de gelegeneid. Nadat het gezelschap hun opwachting hadden
gemaakt bij de oude zeekapitein was zijn dochter, Laura Louise, het vertrek
binnen gezeild en ving meteen de aandacht van alle aanwezigen. Gekleed in een
lange zwarte satijnachtig gewaad met een diepe decolitee was zij een zeer
opvallende verschijning. Haar lange zwarte haren hingen losjes over haar
schouders terwijl haar fijne zwarte wenkbrauwen en scherpe neus een mooi en
enigszins mystiek gezicht accentueerde. Haar houding leek wel aristocratisch
terwijl zij zich tussen de gasten bewoog en een ieder een los handje gaf.
"Zullen we aan tafel gaan vader?" had zij voorgesteld nadat de nodige
beleefdheden waren uitgewisseld.
Aan eene kant van de tafel zat Laura en naast
haar de Tweede Officier en aan de andere kant de Kapitein Arentsen met daarnaast
zijn dochter en daarnaast Johannes. Laura wist op ongedwongen wijze de
gesprekken gaande te houden met Kapitein Arentsen en de Tweede Officier.
Kapitein Arentsen had kosten nog moeite bespaard om alle goede eigenschappen van
de Tweede Officier tot uiting te laten komen en had gedurende de gesprekken op
zeer subtiele wijze aangegeven dat de Tweede Officier een belangrijke rol zou
gaan spelen met handelsmissies in de Levant. Hij had herhaaldelijk de nadruk
gelegd op due belangrijke contacten die de Tweede Officier daar had en welke
voordelen op die manier zouden kunnen worden behaald.
"Wat is precies de
bedoeling van uw bezoek aan ons gebied?" had Laura zoetjes aan de Tweede
Officier gevraagd.
"Ik ben op zoek naar handelscontacten die profitabel
kunnen zijn voor beide partijen en personen die namens mij hier ter plaatste
contacten kunnen onderhouden met handelaren."
"En wat kan mijn vader daarbij
voor u betekenen?"
"De Kapitein Arentsen heeft uw vader aan mij aanbevolen
wegens zijn vergaande bekendheid met deze streken. Hoewel ik niet onvoorbereid
hier naar toe ben gekomen en zelf wel over wat kontakten beschik sta ik graag
open voor suggesties van uw vader die ongetwijfeld zeer waardevol voor mij
kunnen zijn."
"Ik dacht dat het de Kapitein was die zich voornamelijk bezig
houdt met zulk soort kontakten?"
"Dat heeft u bijzonder goed begrepen en ik
moet zeggen dat u bijzonder goed geinformeerd bent. U bent niet alleen een mooie
maar ook een zeer intelligente vrouw."
"Dank u wel voor u complimenten,"
lachte ze hem toe, "maar u heeft mij nog niet verteld waarom u de kontakten wilt
aanleggen."
"Kapitein Arentsen houdt er in de nabije toekomst mee op. Ik zal
dan het schip gaan overnemen en zal dan zelf de diplomatieke kontakten in dit
gebied op mij nemen."
"Hoe lang blijft uw schip hier liggen mijnheer de
Wilde?"
"Oh, de bedoeling is ongeveer twee weken maar mocht het nodig zijn
dan blijven we gewoon langer. "
"Ik ben toch benieuwd naar welke contacten u
hier al heeft. Ik hoop dat u mij niet te nieuwsgierig vindt?"
"Helemaal niet.
Ongetwijfeld kent u Sheik Ali Sha Sha?"
"Ja. Zijn reputatie is hier alom
bekend. Een harde man bij de onderhandelingen."
"Morgen wil ik hier in uw
stad wat musea's bezoeken. Ik zou het zeer op prijs stellen als ik daarbij kan
rekenen op uw charmant gezelschap"
"Het zal mij een genoegen zijn. Bent u een
getrouwd man mijnheer de Wilde?"
"Ik ben een ongebonden man. Mijn vroegere
vouw is overleden gedurende een scheepsramp in de Baai van Biscaye."
"Dat
moet wel een zeer droevige ervaring voor uw zijn geweest?"
"Dat kunt u wel
zeggen. Het was een gezelschap dat op weg was naar een soort buitenverblijf van
de Stadhouder. Zij was een van de ongelukkige die de ramp niet had overleefd
toen het schip ter pletter sloeg op de rotsige kust. Het was nogal een zware
storm die niemand had zien aankomen."
"Is twaalf uur morgen een geschikte
tijd voor u mijnheer de Wilde?"
"Met u is elke tijd geschikt juffrouw van
Leeuwen."
"Zeg maar Laura," zei ze luchtjes terwijl ze haar aandacht keerde
naar Johannes.
"Nog wat olijfjes Johannes?" vroeg ze met een innemende
glimlach naar hem.
"Ja heel graag. Ik heb nog nooit zulke lekkere olijfjes
gegeten. U moet wel een heel speciale manier hebben om die olijfjes klaar te
maken."
"Een geheimpje van de keuken," antwoordde ze met een stralende
glimlach dat menig man meteen kon ontwapenen, "maar dat ga ik u niet vertellen
want iedereen heeft zo zijn geheimpjes. Niet waar, mijnheer de Wilde?"
"Zeg
maar Anthony," zei hij laconiek terwijl hij haar glas vol schonk met rode wijn.
"Heeft u het naar uw zin op zee?" vroeg ze vervolgens aan Johannes.
"Ja ik
heb het prima naar mijn zin op zee;het is avontuurlijk; het is nooit zaai. Er
gebeuren altijd onverwachtse dingen; ik verveel mij geen moment en de Tweede
Officier weet er behoorlijk de spanning in te houden."
"Ziet u voor zichzelf
een toekomst op zee?"
"Als ik zo de Tweede Officier elke dag bezig zie dan
heb ik wel een bepaalde droom voor wat mijn toekomst betreft."
"Dromen kunnen
soms werkelijkheid worden. Maar soms moet je daar andere dingen voor opofferen
en niet altijd te eigenwijs zijn," zuchtte zij terwijl ze een slokje wijn
proefde.
"Mensen denken daar verschillend over," antwoordde Johannes
voorzichtig.
"Dat is zo, maar soms moet je niet overal te veel vragen achter
stellen. Maar het is niet altijd even makkelijk om een verstandige keuze te
maken."
"Soms kan je geweten een verstandige keuze in de weg staan," gaf
Johannes te kennen.
"Ja, dat is zo," zei ze, "en heel vaak kan je een droom
niet waar maken als je geweten je in de weg staat. Kan je even een stuk vlees
voor me afsnijden Anthony? Ik heb geen mes."
"Denk je dat het heel erg
moeilijk is om Tweede Officier aan boord van een schip te worden?" vroeg ze toen
zij zich weer naar Johannes keerde.
"Het lijkt mij dat heel veel ervaring het
belangrijkste is."
"Er moet toch iets zijn dat u heel erg belangrijk vindt?"
"Ik denk de manschappen goed onder controle houden zodat ze precies doen wat ze
gevraagd wordt op het juiste moment en zonder te veel tijdverlies. Ik denk dat
ik heel veel geluk heb gehad om te kunnen zien hoe de Tweede Officier dat aan
boord van de Dwaalster doet."
Laura keerde zich naar de Tweede Officier met
een lach."Het lijkt mij dat u wel een held bent in de ogen van Johannes."
"Nou, ik denk dat hij mij een beetje overschat. Ik heb er ook wat jaren over
gedaan voordat ik zover was. Maar het gaat inderdaad niet zomaar."
De eerste
officier knikte instemmend naar Johannes en bood hem een glas wijn aan.
"Wat
is uw voornaamste taak aan boord van het schip," vroeg Laura vervolgens weer aan
Johannes.
"Natuurlijk doe ik precies wat de Tweede Officier van mij vraagt
maar ik houd mijzelf elke dag bezig met het schrijven van een dagboek."
"Een
dagboek?"
"Ja, in mijn jongere jaren ben ik naar een klooster gestuurd nadat
mijn vader was dood geschoten. Daar heb ik allerlei vaardigheden geleerd waarbij
ook heel goed leren lezen en schrijven in verschillende talen. Een van de
belangrijkste taken van een monnik is het ontcijferen van oude geschriften. De
Tweede Officier heeft mij opdracht gegeven om die vaardigheden te benutten voor
het schrijven van een dagboek. Sommige gegevens gebruikt hij voor zijn eigen
logboek. Omdat hij zich bezig houd met het dagelijks bestuur van het schip heeft
hij geen tijd om dat allemaal zelf te doen."
"Hoe lang duurt het voordat
iemand Tweede Officier is?" vroeg Laura op een charmante wijze aan de Tweede Officier.
"Dat kan een aantal jaren duren. Als de persoon heel wat
doorzettingsvermogen toont en goede begeleiding heeft dan kan dat twee jaren
duren."
"En? wat vind jij daarvan?" vroeg Laura aan Johannes.
"De Tweede
Officier weet mij heel goed te inspireren. Hij is wel streng maar heel precies.
Elke dag leer ik iets van hem. Heel graag zou ik zelfstandig willen navigeren."
"En? mag hij zelfstandigheden navigeren?" vroeg Laura.
"Daar zijn we nog niet
helemaal aan toe," antwoordde de Tweede Officier. "Eerst zijn er nogal wat
andere lessen die hij volledig onder de knie moet zien te krijgen en daarna zien
we wel verder."
"Wie weet?" zei Laura "misschien zien we Johannes een dezer
dagen als Tweede Officier op een eigen schip."
"Misschien." antwoordde de
Tweede Officier.
"Het aller-mooiste is natuurlijke Kapitein zijn," zei Laura.
"Ja natuurlijk" zei Johannes, "maar dat is nog heel ver weg."
"Zijn de
Kapiteins uitgepraat?" riep Laura.
"Ik denk dat we eruit zijn," antwoordde
Kapitein van Leeuwen.
De kapiteins hadden met lage stemmen en op ernstige
wijze met elkaar zitten dicuseren terwijl Laura de overige gasten had bezig
gehouden.
"Dan kunnen we plaats nemen in de zitkamer met de koffie," nodigde
Laura uit.
************
Terwijl Johannes in de woonkamer door wat
boeken van Kapitein van Leeuwen zat te bladeren hielden de twee Kapiteins en de
Tweede Officier een ernstig gesprek in de hoek van de kamer terwijl er aan zijn
andere kant Laura en Marja aan de koffie zaten. Vanuit zijn plaats kon Johannes
het gesprek overhoren dat plaatsvond tussen Laura en Marja.
"Zo Marja, hoe
vindt jij het aan boord van zo'n schip?"
"Het is wennen. Er is niet zoveel
ruimte. Het schommelen van het schip is wennen. In het begin was ik zeeziek,
maar dat went ook wel. Ik vind het wel allemaal spannend en ook avontuurlijk"
"Je hebt er dus geen spijt van?"
"Helemaal niet?"
"Is je cabine niet heel
erg klein?"
"Jawel, maar mijn vader heeft er voor gezorgd dat het alle
noodzakelijke voorzieningen heeft. Je kan niet te veel eisen aan boord van zo'n
schip. Mijn cabine grenst aan de cabine van mijn vader en er is een tussendeur
dus ben ik niet helemaal geisoleerd."
"Maar al die mannen om je heen Marja?
gaat dat wel?"
"Oh, ik stoor mij daar niet zo aan. De mannen zijn meestal in
de buurt van de masten en op het achterdek komen ze niet zo vaak. Vaak zit ik
ook in de cabine van mijn vader en help ik hem waar ik kan."
"Ik vind het wel
bijzonder dat zo'n jonge dame als jij plotseling mee gaat met zo'n schip. Had je
daar een heel speciale reden voor?"
"Ik help mijn vader steeds met van alles
en nog wat in Die Haghe in de vesting. Ik vind het ook leuk om iets van de
wereld te zien. Omdat Johannes aan boord van het schip is vond ik het een extra
goede reden om mee te gaan."
"Jij en Johannes kennen elkaar al langere tijd
heb ik begrepen."
"Ja we zijn hele goede vrienden van elkaar. Elke zondag
gaan we wandelen in Die Haghe en de buurt daarvan en Johannes vertelt mij ook
allemaal dingen over wat hij geleerd had toen hij in de klooster was en over
zijn avonturen op het schip."
"Voel
jij je eenzaam als hij niet bij je is?"
"Elke dag kijk ik uit naar de zondag
dat we weer samen kunnen zijn. Als het mooi weer is zitten we uren in het bos en
praten we de hele tijd met elkaar. Ik weet zeker dat hij heel erg op mij gesteld
is en ik op hem."
"Heb je al plannen gemaakt voor de toekomst Marja?"
"Niet echt. Johannes wil later terug naar Jerusalem. Hij heeft mij er heel veel
over verteld en het lijkt mij best wel een interessante plaats om te wonen."
"Dat kan alleen als je getrouwd bent Marja"
"Ja, dat weet ik ook wel, maar
mijn vader heeft gezegd dat ik niet te vlug zulk soort beslissingen moet nemen.
Eerst gaat Johannes mij Jerusalem laten zien en dan zien we wel verder."
"Jij
bent dus een avontuurlijke jonge dame die iets van de wereld wil zien?"
"Ja,
misschien komt dat omdat ik steeds met mijn vader ben opgetrokken"
"Ik
begrijp dat. Ik ben ook door mijn vader groot gebracht."
"Heeft u geen zusjes
of broers?" vroeg Marja plotseling
"Ja, ik heb een broer," zij Laura op een
wat geirriteerde toon, "maar hij heeft zich helemaal laten inpakken door een
jonge vrouw op wie hij heel erg verliefd was. Hij had hier een prima toekomst
kunnen hebben maar hij koos anders en ik zie hem niet zo vaak meer."
"Voor
haar zal dat wel een grote eer zijn geweest," zei Marja.
"Jawel, maar je moet
een man wel genoeg teugel geven en vaak gewoon zijn gang laten gaan. Als vrouw
weet je precies wanneer en hoe je de teugels iets aan moet halen, maar daar ben
je vrouw voor. Als je de teugels steeds te strak aanhaalt kan het helemaal mis
gaan. Als je het goed doet dan is hij wel weer blij om bij je terug te zijn,
zelfs al doet hij vaak vreemde dingen die je niet goed begrijpt. Ik denk dat
veel vrouwen de mannen niet zo goed begrijpen."
"U zult hier wel veel vreemde
mannen zien" zei Marja voorzichtig.
"Ja beslist, en ik weet heel goed hoe ik
er mee om moet gaan. Over vier dagen heb ik hier een soort feestje met allemaal
verschillende mensen. Ik zou het leuk vinden als jij en Johannes er ook bij
kunnen zijn."
************
"Vind jij Laura mooi?" vroeg Marja aan
Johannes terwijl ze in het donker terug liepen naar de haven.
"Ja heel erg
mooi maar jij bent mooier."
Marja sloeg een arm om zijn midden en drukte zich
stevig tegen hem aan terwijl ze verder liepen.
"Kom je vanavond naar mijn
cabine? Mijn vader en de Tweede Officier logeren bij de zeekapitein. Wij kunnen
vanavond slapen in de cabine van mijn vader. Het is allemaal wat ruimer en het
bed is ook breder."
***********
Johannes
en Grote Bram zaten aan een tafel in de cabine van Kapitein Arentsen. De
Kapitein zat tegenover hun. De gedachten van Johannes gingen uit naar de
onvergetelijke nacht die ze twee avonden tevoren hadden doorgebracht in de
cabine van de Kapitein. Het leek wel alsof haar jonge ferme lichaam toen bezeten
was van onophoudelijke lust om met hem de liefde te bedrijven. Omdat hij jarig
was had Marja hem een mooie verrekijker gegeven met zijn naam erop.
"Elke
keer als ik het gebruik zal ik speciaal aan jouw denken," had hij haar beloofd.
Gisteren had hij alleen zijn zeiltocht gemaakt zoals hij de Tweede Officier had
beloofd en had haar verrekijker meegenomen. Zoals afgesproken had hij zijn
aantekeningen gelegd in de cabine van de Tweede Officier maar die hij vanochtend
aan de Kapitein had gegeven omdat de Tweede Officier vandaag niet aan boord zou
komen en omdat de Kapitein daarnaar had gevraagd.
"Hoe lang heeft dat schip
van de Levant hier voor anker gelegen? vroeg de Kapitein.
"Ongeveer een halve
dag. Er is een sloep naar land gegaan met enkele mannen erin. Een ervan was de
Kapitein van het schip."
"Die Franse konvooi is de westelijke richting
uitgegaan heb ik begrepen?"
"Ja. Er waren twee oorlogsschepen. Een voorop,
een achterop en vier handelsschepen ertussen"
"Ik heb nieuws voor jullie."
zei de Kapitein terwijl hij Grote Bram aankeek "De Tweede Officier Wilders zal
hier voorlopig in Tripoli blijven en er komt een nieuwe Tweede Officier voor hem
in de plaats. Zijn naam is Nico de Ridder. Dit schip zal wel wat onwennig voor
hem zijn en hij kent de bemanning niet dus verwacht ik dat jij hem zo goed
mogelijk ter zijde zal staan, Grote Bram, en zo veel mogelijk zal doen om alles
zo vlekkeloos mogelijk te laten verlopen. Morgen geef je hem een rondleiding
door het schip en leg je hem alles zo goed mogelijk uit. Stel hem ook aan de
bemanning voor en vertel hem ook alle bijzonderheden daarover die hij moet
weten"
"Komt in order Kapitein."
"Tweede Officier de Ridder is ook
valkenier. Hij draagt dus vaak een roofvogel op zijn schouder waar hij elke dag
mee oefent."
"Op zee?" vroeg Grote Bram verbaasd.
"Ja op zee. Volgens de
Ridder kan die roofvogel hem ook vertellen waar er schepen varen. Ik weet
overigens niet precies hoe hij dat doet, maar we zien wel"
"Lijkt me zeer
interessant," gromde Grote Bram.
"Ik heb over jouw gesproken met Kapitein van
Leeuwen," zei de Kapitein vervolgens tegen Grote Bram. "Hij kent een groot
oorlogschip met bijna twee keer zoveel bemanning als dit schip en ze zijn op
zoek naar een nieuwe deksurveillant. Het soldij daar is meer dan op dit schip en
als je het daar goed doet dan kan je Tweede Officier worden. Ik vertel je dit
omdat ik vind dat jij een kans verdient om vooruit te komen. Denk er maar rustig
over na en vertel het mij later maar als je aan boord van dat schip wil."
"Ik
hoef er niet over na te denken. Ik blijf liever aan boord van dit schip."
"Dat is dan geregeld. Je kan van gedachten veranderen als je wilt maar doe er
niet te lang over. Dat was het. Wil jij even een sloep voor me klaar maken Grote
Bram? Ik moet zo weer aan land."
"Komt in order Kapitein."
"Blijf jij nog
even hier Johannes. Ik heb jouw nog wat te zeggen."
Johannes ging weer zitten
terwijl de Kapitein iets uit zijn kast haalde.
"Misschien wil je dit aan
Marja geven," zei hij terwijl hij een zakdoekje uit hield met de initialen
M.M.A. erop.
"Zal ze wel uit haar zak hebben laten vallen," merkte Johannes
op.
"Ja, ja, dat zal wel. Voordat ik wegga zal ik haar wel vragen of ze mijn
dekens kan luchten."
Johannes zei niets en keek aandachtig naar zijn handen
die hij voor zich op de tafel had gelegd.
"Ik stel mij zo voor dat jouw
plannen met mijn Marja heel erg serieus zijn?"
"Ja natuurlijk."
"Ik ken
mijn dochter heel er goed. Ik weet ook dat zij heel erg eigenzinnig is. Als wij
in Jerusalem zijn begin jij daar meteen met een cursus voor Tweede Officier en
wil ik geen flauwe kul van je horen over je monniken ambities. Ik zit niet te
wachten op nog een teleurgestelde dochter. De nieuwe Tweede Officier gaat jouw
elke ochtend, een uur lang, navigatie lessen geven. Hij schijnt daar heel erg
goed in te zijn."
"Hoe lang blijven we dan in Jerusalem?"
"De hele
winter."
"Toen ik gisteren aan het zeilen was sprak een boodschapper mij aan
die vertelde dat een handelaar met zijn echtgenote uit Le Pays Bas vandaag of
morgen hier zullen aankomen," zei Johannes
"Hoe heten ze?"
"Willem en
Ansel van de Kaai"
"Heb ik al gehoord. Dat moet de Tweede Officier maar
afhandelen. Ik moet mij dringend bezig houden met andere dingen."
************
In de verte trilde de lucht boven de zanden
van de hete woestijn. Johannes zat op een kameel dat ij voor een paar ducaten
had gehuurd in Tripoli en dat zich langzaam maar zeker in de richting van het
verblijf van Sheik Hassan begaf. Hij had een pakje bij zich dat hij van de
Tweede Officier had ontvangen en dat hij bij de Sheik moest afleveren. De Tweede
Officier had gezegd dat hij het ten koste van alles moest afleveren en dat hij
twee geladen karabijnen bij zich moest hebben. Het was nu een week na de
aankomst van de Dwaalster in Tripoli. Op zijn hoofd droeg hij het hoofdtooi van
de arabieren. Dat was heel erg praktisch. Het beschermt tegen de zon en het
opstuivend zand. Om zijn hoofd had hij een doek gewikkeld met spleten erin
waardoorheen hij kon kijken. Sedert enige tijd werd hij gevolgd door een Arabier
op een kameel die steeds dezelfde afstand hield en ongeveer tweehonderd meters
van hem vandaan. Het was dezelfde Arabier die hij enkele keren in Tripoli had
gezien. Hij kreeg toen al het gevoel dat hij werd achtervolgd.
"Ik zal die
Arabier maar een verrassing bezorgen," dacht Johannes bij zichzelf "want hij
heeft vast geen vreedzame bedoelingen."
Bij een paar lage heuveltjes met wat
struiken erbij zette hij de kameel op zijn hurken en kroop hij zelf onopvallend
achter een zandheuveltje waar een cactusplant stond met wat losse takken er
omheen. Terwijl hij zich onopvallend schuil hield achter de cactusplant keek hij
hoe de Arabier steeds dichterbij kwam en tenslotte zijn karabijn uit de
behuizing trok terwijl hij zijn kameel stuurde in de richting van de kameel van
Johannes.
"Hij denkt dat ik tegen de kameel aan het uitrusten ben," dacht
Johannes. "Het is hij of ik."
Johannes richtte voorzichtig zijn karabijn op
de Arabier. Zijn gedachten gingen uit naar een glas monniken bloedwijn terwijl
hij de Arabier in zijn versier nam.
Zodra hij binnen schootsafstand was
haalde hij de trekker over. De knal van zijn karabijn klonk na in zijn oren toen
de Arabier van zijn kameel viel en doodstil in het zand bleef liggen.
"Een
daad van God," zei Johannes tegen zichzelf toen hij voorzichtig naar de
stilliggende Arabier liep om zeker te stellen dat hij dood was. "Net als bij de
kruisridders."
Na de Arabier begraven te hebben onder los zand en wat stenen
op de plek te hebben gelegd vervolgde hij zijn weg naar Sheik Hassan terwijl hij
de tweede kameel achter zich aan meenam. Hij zou het in Tripoli aan Sheik Ali
Scha Scha cadeau doen. Dat zou die Sheik misschien wel gunstig kunnen stemmen
mocht die Arabier iets met die Sheik te maken hebben gehad. Bij Sheik Hassan was
hij met veel egaars ontvangen en werd hem een overvloed aan eten voorgeschoteld.
Lamsstoof met rijst vormde het hoofdgerecht en diverse tropische vruchten
daarna. Diverse wijnsoorten waren in overvloed aanwezig. Johannes vond het
verstandig om Sheik Hassan niets te vertellen over het incident met de Arabier
die hij had doodgeschoten. Hij had genoeg gehoord van de Tweede Officier om te
beseffen dat sommige acties helemaal verkeerd kunnen worden uitgelegd. Bij zijn
terugkomst bij Tripoli had hij de tweede kameel ingeleverd bij Sheik Ali Scha
Scha. Nadat Johannes zijn verhaal had verteld had de Sheik ongeinteresseerd zijn
schouders opgehaald en Johannes getrakteerd op Arabische thee met een Arabisch
soort warm brood erbij.
************
"Weet je zeker dat je
goed heb gedaan door de Arabier te doden?" vroeg Marja zachtjes aan Johannes
terwijl ze naast elkaar lagen in de cabine van haar vader.
"Geen enkele
twijfel," antwoordde Johannes beslist. "Ik werd door hem met de dood bedreigd en
het was zijn leven of mijn leven; ik heb mij laten leiden door mijn geweten."
"Hoe dat dan?"
"Terwijl hij zich langzaam naar mij
toe bewoog verbeelde ik plotseling een een glas rode wijn; Monniken bloedwijn."
"Een soort openbaring dus?"
vroeg Marja.
"Ach, noem het wat je wilt. Ik denk dat je soms zo gefixeerd kan zijn op iets
dat plotseling allerlei indrukken boven komen die normaal diep zijn weggestopt.
Hoe dan ook, ik moest plotseling denken aan de woorden van Sacharius; de Hoofdmonnik van de
klooster waarin ik had gezeten. Hij zei dat God leven geeft maar ook leven neemt
en dat mensen vaak zijn gekozen om bepaalde daden te verrichten. De wegen van God zijn
vaak ondoorgrondelijk had hij gezegd en soms heel moeilijk voor de mensen om te begrijpen. Bij
oorlogen is dat vaak ook zo had hij gezegd; dat God heeft beslist dat heel vel mensen moeten
sterven en dat heel veel mensen de roeping van God moeten uitvoeren."
"Mogen
monniken doden?" vroeg Marja.
"Je maakt het wel moeilijk Marja. Ik ben geen
monnik meer. Er zijn overigens genoeg voorbeelden in de geschiedenis bekend waar
kloosters moesten worden bescherm en er heel veel doden vielen. Mensen kunnen door God zijn geselecteerd om
zich te begeven tussen de normale mensen en opdrachten uit te voeren als gevolg
van de wil van God. Dat is vaak heel erg moeilijk om te begrijpen en lijkt vaak
in strijd te zijn met de tien geboden maar de tien geboden moet je zien als een
soort wetgeving voor de mensheid in zijn geheel. God selecteert mensen om daar
van af te wijken als God daar een speciale reden voor heeft. Volgens de monniken
leer kan je een teken van God krijgen als je een bepaalde daad doet of een bepaalde
roeping hebt. Net als bij de normale mensen toch? De normale burger mag volgens
de wetten van de regering niet doden maar sommigen mogen dat wel om andere
mensen te beschermen. Zoiets als de kruisridders. Maar nogmaals, ik ben geen
monnik meer"
"Ik denk dat ik het
begrijp," zuchtte Marja terwijl zij zich steviger tegen heb aandrukte. "God
maakt algemene wetten voor alle mensen maar hij kiest ook mensen uit die
speciale daden voor hem moeten uitvoeren ook al betekent dat het doden van
andere mensen."
"Ja. Zo is dat."
"Eigenlijk is dat logisch. Mozes had
later ook speciale soldaten om zijn stam te verdedigen."
"Jouw vader heeft
tegen mij gezegd dat ik in Jerusalem moet beginnen aan een Tweede Officiers
opleiding zodat ik niet terug ga naar de monniken en jouw niet in de steek
laat"
"Vindt jij dat goed?"
"Ja natuurlijk. Ik heb jouw toch gekozen, en
trouwens ik had een teken van God ontvangen dat ik geen monnik meer moest zijn.
Ik blijf ze toch wel af en toe bezoeken want het zijn toch heel speciale
mensen."
"Al die monniken in die kloosters Johannes; soms vraag ik mij af wat
ze van de vrouwen denken?''
"Moeilijk om te zeggen. Ik had eens een wat
oudere monnik horen zeggen dat hij een oud geschrift had gelezen waarin stond
dat sommige vrouwen vijandig waren tegen hem. Vrouwen zijn tederlijk en trekken
zo mannen aan. Jesus Christus had ook veel tederlijke uitstraling en trok vaak
mannen van de vrouwen weg. Een soort concurrentie dus. Maar volgens mij is dat
onzin en vergeet maar dat ik dat heb gezegd."
"Zullen we weer de daad des
Gods doen?" vroeg ze liefelijk terwijl ze hem op de mond kuste.
"Dat is toch
ons speciale ritueel?" antwoordde hij terwijl hij haar steviger tegen zich
aantrok."Jij bent heel speciaal. Jij weet met mannen om te gaan."
"Net als
Laura?"
"Ja, maar ik ben verliefd op jouw."
************
De tweede dag na het vertrek vanuit Tripoli werd Johannes
naar Kapitein Arentsen ontboden die nogal een geirriteerde indruk maakte "Wie is
verantwoordelijk voor de bevoorrading aan boord van het schip, Johannes?"
"De
scheepsdokter controleert de kwaliteit van de voorraden en stelt de
bevoorradingslijsten vast en als Scheeps Assist moet ik er op toe zien dat de
lijsten op tijd worden aangevuld."
"Hoe kan het dan dat er nu te weinig
voorraden aan boord zijn? Er zijn bijvoorbeeld te weinig citrusvruchten."
"Ik
voel mij daar niet verantwoordelijk voor Kapitein."
"Hoe kan dat nou Jij
moet toezien op de hoeveelheid voorraden."
"Dat is wel zo, maar de laatste
dag van het verblijf in Tripoli had ik de opdracht van Grote Bram gekregen dat
ik wacht moest houden."
"Wie heeft het eigenlijk voor het zeggen? De Tweede
Officier of Grote Bram?"
"De Tweede Officier natuurlijk maar dagelijkse
opdrachten gaan voor de routinematige opdrachten. Er was geen Tweede Officier
aanwezig en de dag daarvoor had ik wel tegen Grote Bram gezegd dat de voorraden
op peil moesten worden gebracht. Ik ben er vanuit gegaan dat dat geregeld zou
worden."
"We zitten nu wel met te weinig voorraden Johannes en dat vind ik
wel een ernstige zaak."
"Het spijt me geweldig Kapitein, maar als Scheeps
Assist voer ik opdrachten uit voor de Tweede Officier maar ik kan geen
opdrachten geven aan Grote Bram. Er was overigens ook een verwisseling van de
Tweede Officieren waardoor Grote Bram zelf wel in de positie verkeerde om,
gedurende die leemte, meer verantwoordelijkheid op zich te nemen. Het was mij
ook niet bekend wat de vertrekkende Tweede Officier had afgesproken met Grote
Bram."
"Ik weet genoeg. Ik ga Grote Bram hierover spreken."
"Ik denk dat
Grote Bram nogal veel aan zijn hoofd had door de verwisseling van de Tweede
Officieren en het zou best kunnen dat hij dacht dat het een en andere al
geregeld was."
"ja. ja. Ik heb genoeg gehoord. De bemanning moet dan maar op
rantsoenen. Ik zal Tweede Officier De Ridder wel inlichten. Je kunt wel gaan."
************
"Hij vliegt richting zuid," zei de Tweede Officier.
"Houdt je kijker er maar op en wachten totdat hij in cirkels gaat vliegen."
"Hij begint nu te cirkelen," merkte Johannes enige seconden later op toen de
valk moeilijk te zien was met het blote oog.
"Dan heeft hij een schip
gezien," verklaarde de Tweede Officier. "Koers naar stuurboord!"
"Dat is een
mooie verrekijker," zei de Tweede Officier tegen Johannes terwijl het schip
langzaam van koers veranderde.
"Heb ik van Marja gekregen voor mijn
verjaardag."
"Goed gebruiken dan maar."
Nadat ze het schip hadden gezien
die de vogel had aangewezen gingen ze weer terug naar hun oorspronkelijke koers.
"Hoe leer je die vogel zoiets?" vroeg Johannes.
"Met heel veel geduld en elke
keer opnieuw belonen als hij iets goed doet. Het kan jaren duren."
"Bent u al
lang valkenier?"
"Ik ben er mee begonnen toen ik jong was."
"Het lijkt mij
moeilijk om die vogel duidelijk te maken wanneer hij iets goed doet."
"Het
gaat stapje voor stapje. Dat doe je met een speciale fluit. In het begin laat je
die fluit horen als hij een bocht maakt. Uiteindelijk gaat hij wel een bocht
maken nadat hij de fluit heeft gehoord en daarna beloon je hem met een stuk
vlees. Zo ga je stapje voor stapje verder. Je moet er heel veel logica in bouwen
zodat die vogel elke keer precies weet wanneer hij iets goed heeft gedaan. Het
is niet makkelijk en kan jaren duren. Als hij dadelijk terugkomt krijgt hij een
behoorlijk stuk vlees van mij."
"Maar hoe weet hij dat hij cirkels moet
vliegen als hij een schip ziet?"
"Dat oefen je met twee schepen, door langere
tijd met twee schepen op zee te varen, maar nogmaals het kan lang duren en er is
heel veel geduld voor nodig. Ook moet je de eigenaardigheden van zo'n vogel goed
bestuderen."
"Het zullen duren vogels zijn?"
"Als ze goed getraind zijn
hangen er behoorlijke prijskaartjes aan."
"Op de markt in Tripoli heb ik
handelaren gezien die valken verkopen."
"Ja dat is zo, maar de hele goede
vogels koop je niet zomaar op een markt. Wil je even een stuk vlees uit mijn
cabine halen want hij is zo terug."
Nadat de valk het stuk vlees op had werd
het door de Tweede Officier terug in zijn kooi gezet in zijn cabine.
"Waar
zijn we nu?" vroeg de Tweede Officier aan Johannes.
"Hier," zei Johannes
terwijl hij op de kaart een punt aanwees ongeveer tweehonderd zeemijlen
noordoost van Tripoli.
"Heb je dat opgeschreven in het logboek?"
"Ja. met
de tijd, de windrichting, de windsterkte, de vaart en de koers erbij."
"Wat
is de koers?"
"Zestig graden."
"Wanneer moet er koers worden veranderd?"
"Ongeveer over twee dagen."
"Wat doe je nog meer?"
"De kraaienwacht op
tijd vertellen dat hij aan beide boorden heel goed naar land moet uitkijken."
"Waar moet je nog meer op letten?"
"De diepte van de zee en de stromingen."
"Hoe nauwkeurig is je koers?"
"Ongeveer vijf graden."
"Over twee dagen
gaan we door wat eilanden varen en dan moet je heel goed rekening houden met de
nauwkeurigheid van de koers. Je neemt dan ook steeds kruispeilingen naar punten
op het land die je herkent vanaf de kaart. Dat doe je elk uur. De koers zet je
dan duidelijk uit op de kaart. Wat voor een weer krijgen we morgen?"
"Iets
meer wind en wat meer bewolking."
"Hoe weet je dat?"
"Door de
vederbewolking in de lucht."
"Ik wil dat je vanavond het volgende hoofdstuk
doorneemt in het boek dat ik je heb gegeven. Morgen zien we wel of je het goed
heb begrepen."
Johannes had al vluchtig naar dat hoofdstuk gekeken. Het ging
over getijstromingen en getijdieptes. Dat was vooral belangrijk voor de
havenplaatsen.
"Wat mij betreft kan je nu verder met je dagboek. Een half uur
voor het eten bespreken we dat even." zei de Tweede Officier toen hij wegliep
naar de cabine van de Kapitein.
Terwijl Johannes aan het schrijven was in
zijn dagboek op de gebruikelijke plaats tegen de kist bij de brug kwam Marja
naast hem zitten.
"Vinden jullie het leuk om met die vogel te spelen?"
"Spelen? Dat was niet spelen. Als het hoog vliegt kan het schepen zien die wij
niet kunnen zien. Het is een valk en is speciaal getraind om dat te kunnen
doen."
"Is dat belangrijk dan?"
"Soms kan dat belangrijk zijn als wij
schepen willen zien voordat ze ons zien."
"Wat vindt je van de nieuwe Tweede
Officier?"
"Gewoon. Hij is heel erg precies en veel eisend. Hij controleert
ook heel erg vaak en je krijgt zo een opmerking als hij vindt dat je iets niet
goed heb gedaan. Meestal is hij ernstig maar hij is niet oneerlijk. Ik vind hem
af en toe ook een beetje afstandelijk maar ik heb geen problemen met hem. Je
moet hem niet lastig vallen met gezeur. Het zal wel gaan denk ik."
Marja was
even stil terwijl Johannes door bleef schrijven. Vervolgens zei ze:
"Weet je,
ik denk dat de vorige Tweede Officier en Laura op elkaar verliefd zijn."
"Oh
ja? En waarom denk jij dat?"
"Ik heb ze gezien in de schaduwen in de tuin
toen wij naar die receptie zijn geweest van haar vader. Ik heb gezien dat ze
elkaar zoenden."
"Dat verbaast mij niets," antwoordde Johannes. "Hij schijnt
in de smaak te vallen bij de dames en ik heb de Kapitein horen zeggen dat hij
ook wel een rokkenjager is."
"Tegen wie zei hij dat dan?"
"Tegen een
bezoeker die aan boord van het schip was toen we in Tripoli waren. Volgens mij
is Laura ook niet zo heilig."
"Ik vind Laura wel heel erg mooi. Ik vind het
vreemd dat ze niet getrouwd is."
"Misschien is ze juist daarom niet getrouwd,
Ze zal wel de nodige mannen om haar vingertje winden."
"Dan is zij misschien
wel verliefd geweest op verschillende mannen."
"Misschien heb je wel helemaal
gelijk."
"Als ze verliefd is geweest op verschillende mannen en die mannen
houden nog steeds van haar dan willen die mannen misschien wel veel voor haar
doen,"
"Ik denk dat je weer helemaal gelijk hebt."
"Bij die receptie leek
het wel alsof ze alles onder controle had."
"Ik denk dat haar vader haar
gewoon haar gang laat gaan."
"Toch vond ik het aardig van haar dat we naar
die receptie mochten."
"Misschien wilde ze indruk op ons maken."
"Ik wist
nooit dat er zulk soort buikdanseressen waren. Eigenlijk vond ik het een beetje
een genante vertoning."
"Veel mannen raken daardoor in een bepaalde stemming.
Je hebt zeker ook gezien hoe ze gesprekken voerde met verschillende mannen
terwijl die buikdanseres danste?"
"Ja, en ze lachte er steeds op een heel
charmante manier bij."
"Ze werkt voor de diplomatieke dienst van haar vader
dus zal ze wel haar best doen om sommige belangrijke gasten het zo goed mogelijk
naar hun zin te maken."
"Waar varen we nu naar toe?" vroeg Marja.
"Naar
Athina waar we enkele dagen blijven en dan door naar Jerusalem."
"Wanneer
zijn we in Athina?"
"Ik denk over vier dagen als we geen onverwachte
verrassingen krijgen."
"Moeten we bij Athina weer aan boord van het schip
slapen?" vroeg Marja
"Dat weet ik niet. Ik wil best wel Athina bekijken. Het
schijnt dat ze daar heel veel oude cultuur hebben."
"Ik zal mijn vader vragen
of hij daar een logeeradres kent."
"Misschien kan ik wel met de Tweede
Officier regelen dat mijn wachtdiensten worden aangepast."
"Dat zal best wel
want de vorige keer was hij meerdere dagen weg van het schip terwijl wij daar in
een soort baai lagen niet zo ver van Athina."
Terwijl ze met elkaar in
gesprek waren liep de Tweede Officier naar hun toe."Heb je hulp nodig met je
dagboek Johannes?"
"Nee hoor, maar Marja had gezien dat u uw vogel had laten
vliegen en ze kwam mij vragen wat u aan het doen was."
"Heb je het goed aan
haar uitgelegd?"
"Ik heb haar verteld dat u ook valkenier bent en dat u vaak
oefent met uw valk."
"Die valk kan voor mij over de horizon kijken Marja. Dat
kan soms wel nuttig zijn."
"Heeft u die vogel ook een naam gegeven?"
"Wat
een typische vraag? Eigenlijk vind ik dat niet nodig. Ik zeg er gewoon valkje
tegen. Maar speciaal voor jouw zal ik het Arendsoog noemen."
"Dat zal mijn
vader leuk vinden. Ik zal het hem vertellen. Bent u eerder in Athina geweest?"
"Ja hoor, ik heb er goede herinneringen aan. Ik kan je aanraden om daar te gaan
kijken. Je moet dan maar met Johannes mee want hij moet daar wat boodschappen
voor me doen. Dan heb ik meer tijd om wat andere zaken te regelen."
"Ik weet
niet of dat gaat" zei Johannes "want ik zal wel wachtdiensten hebben."
"Van
mij krijg je wel te horen wanneer je Athina kan bezoeken," zei de Tweede
Officier.
"Gaat u met mijn vader mee?"
"Een gedeelte van de tijd. Ik heb
gezien dat je Johannes een mooie verrekijker heb gegeven. Je weet toch wel hoe
je het hem goed moet laten gebruiken?" Vervolgens liep hij weg.
"Ik zie je
elke ochtend praten met een groepje van de bemanning. Waar hebben jullie het
elke keer over?" vroeg Marja nieuwsgierig.
"Ik moet ze informatie geven."
"Wordt de Tweede Officier dan niet jaloers als jij dat doet?"
Johannes keek
haar even vreemd aan. "Typisch een vrouwenvraag," zij hij toen grijnzend. "Wordt
jij misschien ook jaloers?"
"Neen natuurlijk niet, maar waarom doet de Tweede
Officier dat niet zelf? Hij heeft toch meer contact met die mannen?"
"Het
moet van de Tweede Officier. Ik denk dat het iets te maken heeft met mijn
voorbereiding voor de opleiding tot Tweede Officier en bovendien kan hij zich
meer bezig houden met andere dingen en ook met zijn valk waar hij graag mee
bezig is."
"En daarom komen ze ook naar jouw toe als ze vragen hebben?"
"Ja. Ik vertel ze wat ze mogen weten maar ze mogen niet alles weten."
"Wat
mogen ze dan niet weten?"
"Sommige vaarplannen bijvoorbeeld. Vooral als het
gaat om geheime patrouilleacties. Dan worden ze vaak de koersen op het laatste
moment verteld."
"Weet jij alle plannen wel?"
"De Tweede Officier vertelt
me niet altijd alles, maar wel meer als de rest van de bemanning. Hij heeft de
leiding en vertelt me ook wat ik de bemanning niet mag vertellen."
"Mijn
vader heeft toch de leiding?"
"Ja natuurlijk. Laat ik het dan zo zeggen. De
eerste officier is verantwoordelijk voor de uitvoering van de leiding die jouw
vader geeft."
"Wat doen Grote Bram en Grote Kees dan precies?"
"Het zijn
stoere en sterke mannen die de instructies van de Tweede Officier uitvoeren. Met
harde hand houden ze de manschappen onder controle. De manschappen zijn ruwe
mannen die vaak alleen maar de taal van de harde hand begrijpen."
"En als
Grote Bram en Grote Kees niet goed naar de Tweede Officier luisteren?"
"Dat
gebeurt niet zo vaak. De deksurveillanten zijn zo gekozen dat zij zich meer
aangetrokken voelen tot de Tweede Officier. Dat is zo geregeld. Meestal
behandelt de Tweede Officier ze zo dat er een soort aantrekkingskracht ontstaat.
Daarom is hij ook een officier."
"Voelen Grote Bram en Grote Kees zich ook
tot jouw aangetrokken?"
"Laat ik het zo zeggen. Ik praat altijd zo tegen ze
dat ze mij niet vervelend gaan vinden. Soms moet je streng tegen ze zijn maar ik
denk dat ze dat wel begrijpen. Ze mogen wel hun mening geven maar als er echte
meningsverschillen zijn doen ze gewoon wat hun verteld wordt maar dan ligt de
verantwoordelijkheid wel bij de Tweede Officier."
"Strengheid kan ze
toch minder vriendelijk maken?"
"Ze zijn strengheid gewend Marja en ze
verwachten niets anders. Op hun beurt zijn ze ook weer streng tegen de
dekknechten. Als er gehandeld moet worden mag er geen misverstand zijn over wat
er moet gebeuren. Ze verwachten altijd een duidelijke beslissing van de
commandant. Beter een verkeerde beslissing dan geen beslissing. Zodra ze merken
dat een commandant gaat twijfelen wordt het een warboel en dan heeft de
commandant niets meer onder controle. Er is geen ruimte voor vriendelijkheid
wanneer het tot aktie komt. Een goede bemanning begrijpt dat heel erg goed. Ik
denk dat Grote Bram en Grote Kees zich niet zo op hun gemak zouden voelen als de
commandant te vriendelijk tegen ze gaat doen. Ze willen altijd een duidelijke
beslissing maar ze weten ook dat de eindverantwoordelijkheid bij de Kapitein
ligt. Nogmaals, beter een verkeerde beslissing dan geen beslissing. Zo is dat
duidelijk afgesproken."
"Als jij elke ochtend met die mannen praat dan kan
ik jullie best wel koffie brengen."
"Dat is heel erg aardig van je maar ik
denk niet dat dat zo een goed idee is. Ik denk dat je die mannen dan in de war
brengt en verkeerde indrukken gaat wekken. Ze hebben nu eenmaal bepaalde
gewoontes en afspraken met elkaar."
"Ik wilde alleen maar helpen."
"Die
mannen kunnen verkeerd reageren. Je doet er beter aan om afstand te houden. Je
helpt je vader toch prima?"
"Ja, dat is wel zo."
"Van mij mag je wel af en
toe de stuurman iets te drinken geven, maar doe het niet opvallend," zei
Johannes toen Marja een wat teleurgesteld gezicht trok.
"Wie geeft de
stuurman opdrachten?"
"Alleen de Tweede Officier."
"Jij ook niet?"
"Neen, ik ook niet."
"Wat ben je aan het doen Marja?" riep Kapitein Arentsen
tegen haar terwijl hij naar het tweetal toeliep.
"Oh, we praten gewoon wat."
"Toekomst plannen?"
"Johannes had even een rustpauze en was mij iets aan het
vertellen over hoe het er aan toe gaat op het schip."
"Heb jij daar heel veel
verstand van gekregen Johannes?"
"Oh, ik heb haar alleen maar heel eenvoudige
dingen verteld."
"De Tweede Officier gaat zijn vogel Arendsoog noemen" zei
Marja enthousiast.
"Waar heb ik die eer aan te danken?"
"Ik heb tegen hem
gezegd dat ik vond dat die vogel een echte naam moest hebben en toen zei hij dat
hij het die naam zal geven."
"Ik zal Nico de Ridder dan maar vanavond bij mij
uitnodigen en een extra stevige borrel met hem drinken."
"Jij kan toch goed
tekenen Johannes?" vroeg Kapitein Arentsen.
"Ja dat heb ik bij de monniken
wel geleerd. Ze hebben daar de gewoonte om allerlei plaatjes in hun geschriften
te tekenen."
"Maak er dan maar een mooie tekening van. Ik zal die vogel dan
een eervolle vermelding geven en als schilderij ophangen in mijn cabine."
"Ik
begin er meteen morgen aan."
"Neen je begint er meteen nu aan!"
"Zal ik
doen Kapitein."
"Ik heb begrepen van de Tweede Officier dan jij een paar
dagen naar Athina gaat Johannes?"
"Ja ik moet daar wat boodschappen doen voor
de Tweede Officier."
"Ik stel me zo voor dat Marja met jouw meegaat?"
"Als
u dat goed vindt?"
"Als jullie daar naar toe gaan dan logeren jullie bij een
adres dat ik jullie meegeef. Bij de aanlegplaats kan je paarden huren. Het is
enkele kilometers naar Athina. Als je Athina binnen gaat dan ga je langs de
Akropilis en dan is het adres enkel honderd meters verder. Maar ik teken het wel
uit."
"De Akropilis? Wat is dat?"
"Dat kan je niet missen. Het is een
oeroude vesting op een heuvel in de stad."
************
Ze
zaten naast elkaar op een houten bank in een oud kerkje dat ze in Athina hadden
ontdekt. Ze hadden allebei een kerkboekje op hun schoot, gebonden in zwart leer
met daar op een embleem van een dubbelkoppige aardelaar met een zwaard in een
klauw en met een kroontje erop.
"Wat is dit precies voor een geloof?"
vroeg Marja
"Dat weet ik niet precies. Het is in ieder geval Christelijk met
het oude en nieuwe testament en het kerkje vind ik heel erg mooi. Mijn gedachten
gaan uit naar vanavond," zei hij terwijl hij zijn dij tegen de hare aandrukte.
"In een kerk kan je beter aan heel andere dingen denken," antwoordde ze plagend.
Ze hadden de hele dag door de stad gelopen en allerlei oude culturele gebouwen
en monumenten ontdekt. Johannes had kans gezien om alle boodschappen te doen
waar hij opdracht voor had gekregen. Nu waren ze aan het uitrusten in het kerkje
voordat ze naar hun logeeradres zouden gaan.
Terwijl ze naast elkaar zaten
kwam een priester in een lang zwart gewaad naast hun staan.
"Jullie zijn hier
gasten?" vroeg hij.
"Ja, we zijn aan het uitrusten en aan het bidden voordat
we verder gaan. Ons schip ligt in een haven enkele kilometers hier vandaan. Over
enkele dagen gaan we naar Jerusalem." antwoordde Johannes.
"Als jullie dat
willen zal ik de zegen van deze kerk over jullie uitspreken," stelde de priester
voor.
"Marja en ik stellen daar zeer veel prijs op," antwoordde Johannes.
Ze gingen met de priester naar voren en knielden zich voor een soort verhoging
met een wit laken erover en met twee kandelaars en andere heilige ornamenten
erop. Nadat de priester het ritueel van de zegen had verricht kregen ze een
slokje wijn om te drinken en een stukje brood om te eten en vervolgens gingen ze
de kerk weer uit.
"Ik ben toch benieuwd wat voor een kerkje dat was," zei
Marja peinzend.
"Daar moet je niet zo heel erg moeilijk over doen,"
antwoordde Johannes "We hadden toch het oude en nieuwe testament in handen? Pas
als je ergens gaat wonen worden de gewoontes in de kerk meer belangrijk."
************
Terwijl Johannes op de rand van het bed zaten ging Marja
op zijn schoot zitten, deed haar armen om hem heen en zoende hem tederlijk op de
mond. Ze bevonden zich in het logeeradres en hadden getafeld met de gastheer en
gastvrouw die zakelijke bindingen hadden met de vader van Marja. Er was hun een
kamer aangeboden op de bovenste etage van een soort herenhuis met daaronder een
winkel voor scheepsartikelen. Het echtpaar woonde op de etage onder hun en
daaronder was de winkel. De volgende dag moest Johannes daar wat artikelen kopen
waaronder een logboek en een koperen scheepsbel. De eigenaar had ook een
scheepsreparatiebedrijf bij de haven waar hun schip lag. Johannes had ook
afgesproken dat het bedrijf wat onderhoud zou plegen aan de Dwaalster terwijl het in
de haven lag.
"Eindelijk zijn we weer helemaal alleen," zuchtte ze zachtjes.
Johannes voelde een onweerstaanbare verlangen in hem opkomen toen hij haar
in zijn armen voelde smelten. Nadat ze van elkaar hadden genoten vielen ze in een licht slaap in elkaars armen.
"Ik zou in het verleden nooit kunnen dromen dat
iemand mij naar Jerusalem zou willen brengen," fluisterde ze tegen hem toen ze
hem voelde roeren.
"Als je ergens anders naar toe wilt dan hoef je het alleen
maar te zeggen."
"Neen, neen, ik ga gewoon met je mee."
************
Het was ongeveer twee dagen geleden dat de Dwaalster
Athina had verlaten op weg naar de haven van Haifa. Van daaruit zouden Johannes
en Marja naar Jerusalem gaan. Ze hadden voorzichtig langs verschillende eilanden
moeten manoeuvreren waardoor de gemiddelde vaart van het schip niet zo hoog was.
De Tweede Officier had bijzonder nauwkeurig gelet op de navigatie uitkomsten van
Johannes en hem steeds scherp gecorrigeerd bij elke controle die hij hield.
Johannes raakte daarbij bijzonder behendig met het rekenen. Steeds opnieuw de
verzamelde gegevens omrekenen: kompaskoersen, windsterktes, stroomsnelheden,
kruispeilingen, enz. De telescoop werd hierbij onophoudelijk gebruikt om de
posities zo nauwkeurig vast te stellen.
"Niet gek," had de Tweede Officier
opgemerkt toen hij de telescoop zelf had uitgeprobeerd. "Waar heeft Marja het
vandaan?"
"Dat heb ik haar niet gevraagd. Misschien heeft haar vader daarbij
geholpen."
"Wees er maar zuinig op en ook zuinig op jouw Marja."
"Zoekt u
iets?" had Johannes aan hem gevraagd "wij varen hier zo langzaam."
"Niet
echt, maar het zou me niets verbazen als er hier ergens een schip vaart dat ook
bij Athina lag en een halve dag eerder is weggevaren."
"Kent u het schip?"
"Neen, maar - - - - ach, laat maar."
De avond was al een paar uur ingevallen
en de Tweede Officier en hij zaten aan een tafel in de cabine van de Kapitein.
Johannes keek met enige trots naar de pentekening van de valk van de Tweede
Officier dat aan de muur van de cabine hing. De valk stond op een uitgestrekte
rechter hand dat beschermd was met een zwarte leren handschoen. De nek van de
valk was iets uitgestrekt met een naar voren geduwd hoofd met een scherpe
gekromde snavel. Johannes was vooral tevreden over de scherpe blik dat hij had
kunnen aanbrengen in de gele kraalachtige oogjes van de roofvogel.
"Hoe is het gegaan in
Athina?" Vroeg Kapitein Arentsen aan de Tweede Officier.
"De zaken zijn
gedaan. Ik heb ook begrepen dat Johannes en Marja daar goed hebben genoten. Ja
toch Johannes?"
"Ja. De eigenaar van het logeeradres heeft mij ook de naam
gegeven van een scheepsbouwbedrijf in Haifa waar u goed terecht kunt."
"Houdt
dat maar bij je. Dat kunnen we prima gebruiken."
"Dit gesprek wil ik niet
verder uitstellen," zei Kapitein Arentsen toen hij ook plaats nam aan de tafel
en een aantekenboekje voor zich neer legde.
"Hier is mijn rapport waar u om
vroeg," zei de Tweede Officier terwijl hij de Kapitein een aantal vellen papier
overhandigde.
"Prima. Dat zal goed te pas komen. Hebt u Johannes al verteld
waar dit gesprek over gaat."
"Neen, dat laat ik aan u over."
"OK.
Johannes, de Tweede Officier en ik hebben het over jouw toekomst gehad. Heb jij
daar zelf al enstig over nagedacht?"
"Ik denk dat ik wel een idee heb over
welke richting het uitgaat."
"Dat is niet genoeg. Je moet het zeker weten."
"De Tweede Officier en ik hebben het er af en toe over gehad maar ik denk dat u
zich ook zorgen maakt over Marja."
"Ik heb inderdaad niet nog een
teleurgestelde dochter nodig."
"Daar hoeft u zich geen zorgen over te maken.
Marja en ik zijn het volledig met elkaar eens."
"Marja is nogal eigenzinnig
wanneer ze bepaalde ideeen in haar hoofd heeft gezet en dan is dat er bijna niet
meer uit te praten. Marja heeft jouw ook in bescherming genomen gedurende mijn
gesprekken met haar en ik denk wel dat jij haar wel iets verschuldigd bent."
"Ik zal haar niet teleurstellen. Ik wil u ook niet kwetsen maar u heeft ons aan
elkaar voorgesteld."
"Waar was dat dan?" vroeg de Tweede Officier.
"Bij 't
Goude Hooft in Die Haghe," antwoordde de Kapitein.
"Na zijn eerste zeereis?"
vroeg de Tweede Officier.
"Inderdaad, ik had hem meegenomen uit een klooster
uit Jerusalem."
"Een vreemde plaats om bemanning weg te halen," merkte de
Tweede Officier op.
"Ik kende het hoofd van die klooster en hij wilde
Johannes kwijt. Hij had mij verzekerd dat Johannes over vaardigheden beschikte
die mij goed van pas zouden kunnen komen aan boord van mijn schip."
"U
wilde hem dus meenemen maar Johannes wist niet wat hem te wachten stond?"
"Ja, dat is zo"
"En wat trok jouw in Marja aan? vroeg de Tweede Officier.
"Marja toonde heel veel interesse in mij verleden en in wat ik allemaal geleerd
had in het klooster. Zij stelde voor om mij zoveel mogelijk van Die Haghe te
laten zien en daarna is het eigenlijk allemaal vanzelf gegaan."
"Genoeg over
Marja; laten we het liever over jouw hebben," zei de Kapitein.
"Ik denk dat u
zich het beste kunt laten informeren door de Tweede Officier," antwoordde
Johannes.
"OK, uw mening dan," zei de Kapitein terwijl hij zich richtte tot
de Tweede Officier.
"Aan boord van een schip zoals dit is een juiste sturing
van de bemanning binnen korte tijd heel belangrijk. Er moet dus goed voor ze
worden nagedacht. Ik ben tevreden met het denkwerk van Johannes maar hij heeft
wel meer praktische ervaring nodig. Overdracht van kennis en het geven van
informatie is wel een van de belangrijkste punten. Ik heb gezien dat hij dat wel
aan moet kunnen maar ook daar is meer praktische ervaring voor nodig. Om zijn
vaardigheden goed te kunnen ontwikkelen zal hij meer zelfstandigheid moeten krijgen.
Het houden van toezicht gaat ook beter vanuit een zelfstandige positie waarmee
ik bedoel bevoegdheden om zich ongehinderd over het schip te kunnen bewegen."
"U heeft de Tweede Officier gehoord," zei de Kapitein tegen Johannes. "Ik kan
hem moeilijk tegenspreken want jouw contacten met hem zijn intensiever dan met
mij. Ik heb een plan bedacht en ik zou geen goede vader zijn als ik daarbij geen
rekening heb gehouden met de belangen van Marja. Zij is na aan mijn hart. Ik
denk dat de Tweede Officier wel gelijkgestemd is met mij."
"Ik ben benieuwd
naar uw plan." antwoordde de Tweede Officier.
"Johannes gaat zich
voorbereiden voor de functie van Tweede Officier. Als we in Jerusalem zijn
aangekomen blijft hij daar een half jaar en gaat hij daar opleidingen volgen.
Ook gaat hij praktische werkzaamheden verrichten in een scheepsreparatiebedrijf
in Haifa. Daardoor bekostigt hij zelf zijn studie en verblijf in Jerusalem. De
opleiding maakt hij af in Le Pays Bas. Daarna doet hij stage aan boord van mijn
schip. Die stage doet hij onder toezicht van u. Ik begin te oud te worden om
Kapitein te blijven aan boord van dit schip. Ik denk zelfs dat dit mijn laatste
reis is en ik hoop dat u bereid zal zijn om het commando over te nemen."
"Het
schip komt dan op naam te staan van de Ridder en Johannes werkt zich dan in als
Tweede Officier. Heb ik dat zo goed begrepen?"
"Precies."
"Ik zie geen
problemen," antwoordde de Tweede Officier.
"En Marja dan?" vroeg Johannes.
"Die blijft ook in Jerusalem. Ze zal best wel iets vinden om daar te doen en
bovendien is dat ook goed voor haar zelfstandigheid. Als je niet meegaat met
mijn plan dan vraag ik jouw om een eervolle beslissing te nemen en verder af te
zien van mijn dochter"
"Ik heb al beloofd dat ik Marja niet zal
teleurstellen," gaf Johannes te kennen.
"Dat is dan geregeld," zuchtte de
Kapitein. "Laat ik daarop maar een fles wijn open maken."
Johannes vond dat
de kapitein een vermoeide indruk maakte toen hij opstond om een fles wijn uit
zijn kast te halen.
"Welke schepen heeft u gevaren voor dit schip?" vroeg de
Tweede Officier terwijl ze rustig wijn zaten te drinken.
"Verschillende
oorlogsschepen."
"Altijd in dit gebied?"
"Ja, meestal om de handelsvloot
te verdedigen maar soms ook oorlogsacties."
"Het is wel slopend, zo'n
bestaan."
"Dat valt wel mee. Het went wel. Ik wissel het af met een functie
bij de Stadhouder als Capitaine de la Garde"
"Dit is dus uw laatste schip?"
"Ja, maar wel het meest interessante. Bij het verzamelen van inlichtingen kom je
in contact met allerlei mensen en - - - - - - - - "
Plotseling werd de rust
aan boord verstoord door een luide knal, het ruw schommelen van het schip en
geschreeuw vanaf het dek.
"Aanval! Aanval!" bulderde de stem van Grote Bram
over het schip.
Toen de Tweede Officier uit de cabine snelde, gevolgd door
Johannes zag hij dat het bovenste stuk van de voormast was weggeschoten en dat
er lappen zeil aan de mast hingen.
"Ga terug naar je cabine. Er wordt op ons
geschoten," riep Johannes tegen Marja toen hij zag dat zij aan dek wilde komen.
"Je hoort van mij wel wanneer het veilig is."
"Alle kannonnen vuurgereed
maken en jij naar de voorste kannonnen Johannes," commandeerde de Tweede
Officier rustig .
Er volgde een tweede knal en splinters hout vlogen om de
oren van de Tweede Officier toen een kanonskogel zijn cabine doorboorde.
"Naar twintig graden," beval de eerste officier nadat hij de kanonflits van het
vijandelijke schip had gezien.
Een volgende schot deed een gaffel van de
achtermast omlaag vallen dat boven op een van de bemanningsleden viel die
kreunend op het dek bleef liggen.
"Voorste kanonnen met hagel vuren!" beval
de Tweede Officier toen de boeg van het schip op het vijandelijke schip was
gericht, "en alle kannonnen achter elkaar blijven afvuren."
"Alle kannonnen?"
vroeg Kapitein Arentsen.
"Ja, zoveel mogelijk lawaai maken. Misschien schrikt
dat ze af."
Het schip schommelde weer dwarselijk nadat het laatste schot van
de tegenstander de boeg van de Dwaalster had doorboord.
"Pompen bedienen en
het gat waterdicht maken," beval de Tweede Officier. "Weglopen met zoveel
mogelijk zeil," commandeerde de Tweede Officier nadat het stil was geworden.
"Ik denk dat het schip achter een eiland is verdwenen," zei de Tweede Officier
tegen de Kapitein toen het schip was teruggekeerd naar de oorspronkelijke koers.
"Laat de kraaienwacht zich meteen bij mij melden," antwoordde de Kapitein toen
hij terug liep naar zijn cabine.
"Johannes, jij gaat met mij mee naar mijn
cabine, en je gaat een schaderapport maken," riep de Tweede Officier naar
Johannes.
"Grote Bram, laat de timmerman het gat zo goed mogelijke dichten en
daarna breng je rapport uit naar mij."
"Het gat is net boven de waterlijn en de
hoeveelheid water valt wel mee."
Toen de Tweede Officier en Johannes de
cabine van de Tweede Officier binnenliepen zagen ze dat het een ravage was. De
kooi van de valk lag gekreukeld op de vloer.
De ogen van de valk waren dicht.
Er vloeide bloed uit zijn snavel dat langzaam open en dicht ging alsof het iets
had te vertellen. Een houtsplinter had de vogel doorboord net beneden zijn keel.
Terwijl ze toekeken ging de snavel dicht en bleef het roerloos liggen.
"Dood," zei de Tweede Officier met een zachte stem. Zijn gezicht was
uitdrukkingsloos en strak gespannen toen hij gevoelloos zei "als ik die piraat
te pakken krijg zal hij wensen dat hij nooit geboren was."
Hij zette de kooi
neer in een hoek van zijn cabine en legde er een stuk canvas over.
"Morgen
krijgt hij een zeebegrafenis," zei hij toonloos.
"Ik ga naar die gewonde
man toe. Ruim hier zo goed mogelijk op en schrijf meteen een rapport. Haal Grote
Bram naar je toe en laat hem je zoveel mogelijk bijzonderheden vertellen. Ik zet
extra wachten neer en er wordt zo weinig mogelijk licht gevoerd. Houd de deur
van de cabine stevig dicht en zorg ervoor dat er geen licht door dat gat kan
schijnen. Gelukkig is het nog niet nieuwe maan."
************
De
volgende dag stonden alle mannen aan dek. Er zou een zeebegrafenis worden
gehouden. De gewonde man was overleden wegens een schedelbreuk. Hij was
volgestopt met morfine en de eerste officier had enige tijd alleen bij hem
gezeten in een aparte gedeelte van de vrachtruimte. Kapitein Arentsen had ook
afscheid van hem genomen maar waarschijnlijk had hij er weinig of niets van
gemerkt want hij had continu in een soort delirium gelegen. De man hadden ze
gewikkeld in stevige dekens en vervolgens had de Kapitein een vlag van het schip
eromheen gewikkeld. Daarna was hij in een stevige begrafeniszak geschoven dat
verzwaard was met loden kogels zodat het naar de bodem van de zee zou zinken. De
Tweede Officier had zijn dode valk op een soortgelijke wijze ingebonden en de
Kapitein had ook daarmede het ritueel uitgevoerd om er een scheepsvlag omheen te
wikkelen.
Terwijl het schip langzaam doorvaarde werden de lijken langzaam via
een soort glijbaan de zee in geleid terwijl twee kannonnen eresaluten
uitbrachten.
"De schade aan het schip valt wel mee," zei de Tweede Officier
tegen de Kapitein, "We zijn een grootzeil kwijt en de timmerman heeft die ene
gaffel kunnen vervangen door een ronde balk. Het is niet ideaal maar het kan wel
beter als we in Haifa zijn aangekomen. Het zal wel een paar knopen kosten maar
doorgaans zetten we toch niet alle zeilen op."
"En de boeg?"
"De timmerman
heeft de hele avond doorgewerkt en het gat is nagenoeg waterdicht. We moeten wel
een nieuwe pomp kopen in Haifa want ik heb een pomp afgekeurd. Ik denk overigens
dat het verstandig is om zwaardere pompen te kopen want ik ben van mening dat de
capaciteit van de pompen die we nu hebben te klein is."
"Ik maak wel een
aantekening in mijn logboek," zei de Kapitein.
"Bent u wat wijzer geworden
van Adrien, die toen kraaiennest wacht had?"
"Niet zo heel erg veel. Hij zei
dat hij steeds zat te kijken naar een licht op stuurboord zijde en niet had
gemerkt dat er iets aan bakboord zijde aankwam. Hij zei ook dat het niet zo
makkelijk was om heel ver te kijken omdat er geen maan was."
"Ik zal toch
tegen Grote Bram zeggen dat hij wat extra aandacht moet besteden aan Adrien. Het
kan best wel zijn dat hij helemaal onschuldig is maar het is beter om geen
enkele risico te nemen. Ik kan mij niet zo goed voorstellen dat we zomaar zijn
aangevallen. We zijn geen handelsschip. Voor piraten zijn er veel interessantere
schepen dan ons schip."
"Het zou kunnen dat er gekletst is over bepaalde
inlichtingen die ik bij mij heb," zei de Kapitein bedachtzaam.
"Dat is heel
goed mogelijk. Tripoli zit vol met spionnen. Is er vitale informatie aanwezig
aan boord van het schip?"
"Ik heb allerlei soorten informatie bij me dat ik
op verschillende manieren heb verzameld. Er zou best wel informatie bij kunnen
zijn dat de verloop van een veldslag of een oorlog kan beinvloeden."
"Zou er
een lek kunnen zijn in Tripoli?"
"Dat is nooit uit te sluiten. Ik heb nogal
wat mensen daar gesproken en ook naar nogal wat recepties geweest die Laura van
Leeuwen had georganiseerd."
"Ik denk dat u er rekening mee moet houden dat
het bij bepaalde onbevoegden bekend is dat u gevoelige informatie bij u heeft."
"Ik zal het wel uit handen geven in Jerusalem en er voor zorgen dat het via een
andere weg bij de juiste bestemming terecht komt."
"Dat lijkt mij een goed
idee. Misschien kan u er ook genoeg bekendheid aan geven dat u dat doet, maar
natuurlijk niet hoe. Er was overigens een schip dat niet zo ver van ons vandaan
lag bij Athina. Het is een halve dag vroeger weggegaan; ik vond dat de kapitein
daarvan
nogal wat belangstelling toonde voor ons schip."
"Wat voor een schip was
dat?"
"Het toonde een Arabische vlag. Ik zou het wel weer herkennen als ik
het zie."
"Vraag maar aan Grote Bram of hij kan uitvissen of iemand van onze
bemanning heeft gesproken met de bemanning van dat schip. Ik wil niet zeggen dat
er een verrader aan boord van onze schip is maar sommige mannen kletsen graag en
realiseren zich niet altijd wat ze prijs geven."
"Ik ga dadelijk wel even wat
met Grote Bram babbelen."
************