Johannes leunde tegen de railing van het zeilschip, de Dwaalster, dat was
uitgerust voor de oorlogvoering. Het schip lag enkele
tientallen meters geankerd vanaf de kust in een baai bij de havenstad Haifa. Het
was herkenbaar aan een blauwe spiegel met een goudkleurige leeuw erop. Op de
boeg was een goudkleurig beeldje van een leeuw bevestigd. Hij keek uit over de
stad Haifa dat gedeeltelijk op een heuvel was gebouwd. Ongeveer twintg kilometer
naar het zuidwesten lag de stad Nazareth, de geboorteplats van Jesus
Christus. Een aantal dagen geleden had hij daar enige tijd doorgebracht
gedurende de tocht van Jerusalem naar Haifa. Jerusalem lag ongeveer honderd
kilometer zuid van Nazareth. Het was ongeveer twee weken geleden dat hij
Jerusalem had verlaten. De reis was langzaam gegaan omdat Kapitein Arentsen bij
verschillende plaatsen besprekingen moest voeren met mannen die kennelijk
contacten onderhielden met sommige strijdkrachten en handelsposten. Tussen
Jerusalem en Nazareth brachten ze vaak de nachten door in tenten die behoorden tot
de lokale strijdkrachten. In een van deze tenten had hij zijn monniken kleding
moeten inruilen tegen scheepskleding dat werd gedragen op de
Dwaalster, het oorlogsschip van Kapitein Arentsen. Gedurende de tocht had hij
uren lang op een kameel moeten zitten waardoor zijn achterwerk nu bijzonder
gevoelig was geworden. Kapitein Arentsen en zijn Tweede Officier hadden gebruik gemaakt van
paarden afkomstig uit een stal van een vesting bij Haifa. De rest van het
gezlschap, bestaande uit wat lokale strijders en hijzelf, moesten gebruik maken
van kamelen. In Nazareth heeft hij urenlang in een
soort kerk opgesloten gezeten, onder toezicht van een oude prediker, terwijl
Kapitein Arentsen zich de stad in had begeven. De oude prediker was niet zo heel
erg mededeelzaam maar had hem wel wat eten en drinken gegeven en bleef hem vaak
curieus aankijken. Hij mocht daar wat geschriften lezen en ook de tuin in gaan
dat was omgeven door een hoge stenen muur. Van de prediker had hij een boekje
meegekregen waarmede hij de Franse taal kon perfectioneren. Het schip waarop hij
zich bevond was een tweemaster en ongeveer tweeendertig meter lang. Het was een
patrouilleschip en lichter dan de meeste oorlogsschepen. Omdat het schip niet zo
groot was kon het in minder diep water varen. Gedurende de paar dagen dat hij
zich nu aan boord van het schip bevond had hij gezien dat het schip nogal veel
zeil kon voeren. Toen het windstil weer was waren de zeilen uitgehangen om
goed te kunnen drogen en ook waren er reparaties aan het zeil en de ophanging
verricht. Hij had gezien dat de bemanning goed geoefend was met het bedienen van
de zeilen. Twee potige deksurveillanten, met luide en harde stemmen, gaven
leiding aan de bemanning terwijl ze de zeilen bediende. De bemanning leek op een
stel behendige apen zoals ze de masten van het schip inklommen. Aan de voor- en
achterkant van het schip waren twee kanonnen geplaatst. Ook aan de zijkanten waren
twee verplaatsbare kanonnen verplaatst. De kanonnen konden worden afgedekt met
een soort houtwerk zodat ze op die manier werden gecamoufleerd en beschermd
tegen neerslag en zeewater. Adrien, de jongste van de bemanning maar enkele
jaren ouder dan Johannes, had nogal wat belangstelling getoond voor hem.
Verschillende keren was hij gesprekken begonnen met Johannes en op trotse manier
hem nogal wat wetenswaardigheden verteld over het schip. Zo had hij gezegd dat
het schip heel erg wendbaar was en ook snel kon varen. De bemanning was goed
geoefend in het zo snel mogelijk bedienen van de zeilen. Hij had gezegd dat de
zeilen binnen een paar minuten konden worden verzet. Als er tijd voor was werd
er elke dag twee uur geoefend in het verzetten van de zeilen. Dat was hard
werken had hij gezegd. Het schip werd gestuurd door twee deskundige stuurmannen
maar de twee deksurveillanten en een aantal andere manschappen konden dat ook
wel als het nodig was. Zij ontvingen de stuuropdrachten van de Tweede Officier
of de Kapitein. De Tweede Officier deed meestal de navigatie en hij was
verantwoordelijk voor de uitvoering van de commando's van de Kapitein. Er was
ook een scheepsdokter aan boord van het schip. Hij werd door de bemanning met
'doc' aangesproken en het was zijn gewoonte om elke dag rondes over en door het
schip te lopen. Hij inspecteerde ook de keuken. Soms hield hij praatjes met de
bemanning. Hij was ook een soort geestelijke verzorger. Adrien had gezegd dat hij heel vaak naar de cabine van de Kapitein
ging en daar vaak enige tijd verbleef. Hij had een cabine naast die van de
Kapitein. Adrien zat vaak in het
kraaiennest (uitzichtpunt in de mast). Ook Lucas zat vaak in het
kraaiennest. Lucas had ongeveer dezelfde leeftijd als Adrien. In het schip had Johannes een kleine ruimte toegewezen gekregen in
de vrachtruimte van het schip. Daar was een hangmat waarin hij kon slapen.
Wegens zijn leeftijd mocht hij niet in de manschappenruimte slapen. Het schip
werd bemand door twintig man. Er waren een aantal ruwe zeemannen bij die zich nu
vermaakten in de stad Haifa. Morgenochtend zouden ze terugkeren in de sloepen en
daarna zou het schip meteen vertrekken met als omkeerbestemming een land dat
Adrien "Le Pays Bas" had genoemd. Adrien had Johannes een tegeltje laten zien
waarop een afbeelding was geschilderd van een ooievaar met een slang in zijn
bek. "Ooievaar met slang," constateerde Johannes, "en wat heeft dat te
betekenen?" Adrien had toen gezegd dat het stond voor Die Haghe, een vesting in
Le Pays Bas. Hij had verteld dat de slang stond voor de vrouw van een graaf die
haar zoon zoveel mogelijk weghield van die graaf en het een zodanige opvoeding
had gegeven dat hij zich zeer vijandelijk had opgesteld tegen zijn vader. Die vrouw
zou ook een soort medische sabotage hebben laten toepassen op de graaf, door
stoffen in zijn eten te laten doen, waardoor hij niet meer zichzelf was, steeds meer in
geestelijke verwarring raakte en zijn hele nalatenschap had overgelaten aan zijn
enigste zoon die zijn vader was gaan haten. Op zijn doodsbed had de vrouw tegen
de graaf gezegd dat zijn zoon niet van hem was maar van een rivaal van hem, en
had op die manier psychologische sadisme op hem toegepast net voor zijn dood. De
zoon van de graaf had vervolgens alles afgebroken dat de graaf had opgebouwd en
was vervolgens met zijn moeder en het geld naar een ander land vertrokken. Adrien had gezeg
dat die vrouw wel een heks zal zijn geweest omdat zij vuurrood haar had.
Johannes had de opdracht gekregen om
wacht te houden aan boord van het schip. Twee mannen van de bemanning waren ook aan
boord gebleven en waren bewapend. Zij lagen nu onderin te slapen. Als er iets
aan de hand was moest Johannes de scheepsbel luiden.
Terwijl Johannes over
de baai uitkeek zag hij de sloep naderen waarin de Kapitein en de Tweede
Officier stonden. De Kapitein en de Tweede Officier droegen altijd militaire
uniformen omdat zij vlaggenvertoon moesten doen in de havens en als zij andere
schepen aanspraken. De rest van de bemanning droegen overhemden en broeken van
een taaie grijsachtige stof. De twee deksurveillanten waren goed herkenbaar door
brede rode banden die ze om hun bovenarmen droegen. De kannonniers droegen zwarte
leren banden schuin over hun bovenlichamen. Johannes moest een zwarte sjaal om
zijn nek dragen. Dat was hem toegeworpen door de Tweede Officier in de woestijn
gedurende een soort zandstorm. "Op het schip draag je het om je nek. Dan kan ik
je beter herkennen," had hij gezegd. Iedereen van de bemanning droeg een ketting
om zijn nek met daaraan een metalen plaatje met de naam van het schip erop en
zijn ook eigen naam. De eigen naam was erin geslagen door de scheepstimmerman. De sloep werd voortgestuwd door twee roeiers van de bemanning.
Over een paar uur zou het donker worden en zou iemand anders de wacht overnemen.
Kapitein Arentsen klom als eerste aan boord gevolgd door de Tweede
Officier. Zij hadden allebei hun vertrekken onder de brug van het schip.
Kapitein Arentsen was een wat oudere man met een grote snor, een rondachtig
gezicht dat er altijd ernstig uitzicht. Hij was enigzins gezet en korter dan de
Tweede Officier. Volgens Adrien ging hij vaak enkele maanden per jaar naar zee
maar had heel veel ervaring. Meestal ging hij dan naar de Levant waar hij enkele
weken verbleef. De Levant was een gebied direct ten oosten van de
Middellandse zee. Het was een soort ontmoetingsgebied tussen allerlei landen waar
volop handel wordt bedreven. Gedurende de rest van het jaar was hij een
commandant van bijzondere strijdkrachten van Le Pays
Bas. Ook had Kapitein Arentsen vaak rendez-vous met andere
schepen op weg naar en van de Levant. Soms ging hij met een sloep aan boord van
die andere schepen om besprekingen te houden.
"Hoe lang sta je hier al?" vroeg de
Kapitein toen hij aan boord stapte.
"De hele dag," antwoordde Johannes.
"Neem hem mee naar je cabine en vertel hem wat er van hem wordt verwacht," zei
de Kapitein toen tegen de Tweede Officier.
De Tweede Officier was een
jonge man met lang zwart haar dat hij vaak met een rode lint achter zijn hoofd
samengebonden hield. Hij had een dunne smalle snor op een strak en streng
gezicht met smalle lippen. Hij lachte zelden maar soms vertrok zijn gezicht naar
iets dat op een cynische glimlach leek. Hij heette Anthony de Wilde maar Johannes moest "Tweede" tegen
hem zeggen. De Wilde was mee geweest gedurende de tocht van Jerusalem naar Haifa
en had Johannes vele uren uitgehoord over zijn vaardigheden en levensloop. Hij
had goedkeurend geknikt toen Johannes hem had verteld over zijn vaardigheden die
hij in het klooster had geleerd. Johannes had hem verteld dat hij goed kon lezen
en schrijven in de Latijnse, de Franse en Engelse talen. Mooischrift, dat werd
toegepast in manuscripten en bijzondere documenten, beheerste hij ook. Daarnaast
had hij ook onderricht ontvangen in allerlei ander vakken zoals tekenen, rekenen,
natuurkunde, aardrijkskunde, geschiedenis, enz. Hij had de Tweede Officier ook
verteld dat hij zichzelf de helft van de tijd in het klooster ook had beziggehouden met
handvaardigheden en allerlei werkzaamheden en karweitjes. Hij had ook te kennen
gegeven dat het leven in de klooster streng en gedisciplineerd was waarbij er
lange dagen werden gemaakt. De Tweede had hem ook uitgehoord over zijn familie
en vooral over zijn overleden vader maar Johannes had hem verteld dat hij zich daar
niets van kon herinneren en dat hij geen familie had. Hij had ook duidelijk
gemaakt dat zijn verblijf in het klooster geen doelstelling had maar dat hij
daar was gedeponeerd nadat hij wees was geworden.
"Aan boord van dit schip wordt jij 'Scheeps
Assist,' " zei de Tweede Officier tegen hem. "Dat betekent dat jij niet
op een normale manier wordt ingedeeld bij de bemanning maar dat jij dag en nacht
onder mijn persoonlijke leiding komt te staan. Van mij ontvang jij allerlei
bijzondere opdrachten en ik verwacht dat jij alles dat jij in het klooster hebt
geleerd zo goed mogelijk zal toepassen aan boord van het schip. De belangrijkste opdracht die jij van mij
krijgt is dat jij een dagboek gaat schrijven dat ik elke avond ga lezen en elke
ochtend ga ik je vertellen waar je bijzonder goed op moet letten. Met andere
woorden jij zal goed je ogen moeten gebruiken en vooral moeten letten op
ongewone gebeurtennissen. Door mijn
begeleiding zal je dagboek geleidelijk aan steeds professioneler moeten
worden. Doe dat zo goed mogelijk. Gebruik mooischrift om het te verfraaien. Als
je dat zo goed mogelijk doet kan je rekenen op extra bescherming van mij. De
bemanning bestaat uit nogal wat ruwe zeemannen die er vaak bijzondere
omgangsvormen op na kunnen houden wanneer het om nieuwelingen gaat die ze niet lusten. "
Door de ondertoon waarmee dat gezegd werd begreep Johannes meteen dat het een
soort dreigement was. De Wilde droeg altijd een lange zwaard bij zich met een
goudkleurig handvat.
"Als ik deze zwaard trek wil het graag bloed zien," zei hij
tegen Johannes. "Ga nu maar wat eten en daarna slapen en kom aan dek bij het
luiden van de scheepsbel. Behalve het bijhouden van je dagboek ga je ook
allerlei andere karweitjes doen die ik je dagelijks aanwijs. De deksurveillant,
Grote Bram, zal je wegwijs maken voor wat betreft de dagelijkse routine aan
boord van het schip. We zullen wel zien wat je waard bent en hoe je toekomst
eruit gaat zien. Overigens beginnen we de komende dagen met wat eenvoudige
oefeningen met de zwaard. Dat doe je onder mijn persoonlijke leiding. Je kan
daar niet vroeg genoeg mee beginnen."
"Als die Tweede zijn uniform uitdoet en
ruwe kleding aantrekt zou hij best wel als piraat door kunnen gaan," dacht
Johannes toen hij naar zijn vertrek liep.
************
Het was ongeveer twee dagen na het verlaten van de haven
van Haifa. Johannes zat in de cabine van de Tweede Officier, te wachten op zijn
komst. De eerste dag had Johannes nogal wat last gehad van zeeziekte maar dat
was
geleidelijk aan overgegaan. Het was steeds mooi weer geweest met een matige
zuidelijke wind. De Dwaalster had een goede vaart behouden met niet al te veel
zeil. Bij matige wind kon het schip een vaart van twaalf
knopen behalen als er meer zeil stond, had Adrien gezegd. Bij het verlaten van
Haifa moest er gedurend de avond worden weggevaren wegens de aflandige wind. Ook
was dat beter wegens tactische redenen. Er waren nogal wat landen die oorlog
tegen elkaar voerden en daarom was het beter dat het niet te veel opviel dat er
werd weggevaren. Vandaag had de Dwaalster een rendez-vous gehad met een ander
schip dat hij zo goed mogelijk had opgeschreven. Toen de Tweede Officier
binnenkwam legde hij het dagboek van Johannes op tafel en zei
"Wat er vandaag
is gebeurd heb je verkeerd opgeschreven. Dat andere schip heeft mij niet
ingehaald. Ik heb het dichterbij laten komen omdat het steeds dezelfde afstand
hield en ik tot de conclusie was gekomen dat het mij aan het achtervolgen was.
Als ik door de telescoop kan zien dat het zeer waarschijnlijk niet een
vijandelijk schip is, is dat niet zo'n probleem. Het schip toonde een vlag met
een rode kruis. Normaal loopt dit schip weg omdat het een patrouilleschip is en
wij lokken geen vuurcontact uit. We doen alleen maar aan zelfbescherming. Ik kon
niet weglopen omdat er voor mij vijandelijke schepen voerden en afslaan wilde ik
ook niet omdat het niet mijn gewoonte is om de plannen duidelijk te maken. Het
plan was om stuurboord af te gaan, om wat eilanden heen, en door een gebied dat
niet mee doet aan de oorlog. Daarom heb ik het voorbij laten gaan nadat er met
de vlaggen was geseind. Ik vond dat het schip te veel belangstelling voor mij
toonde. Het hield zijn snelheid te veel in. Er is nog wat. Elke ochtend meldt
jij je bij mij in mijn cabine en laat ik je op de kaart zien waar we zijn. Je
kletst daar met niemand over en als je dat wel doet dan zal je wensen dat je
nooit geboren was. Morgen ga je met Adrien in de kraaiennest staan. Daar moet je
maar ook aan wennen."
"Waar gaan we toe?" vroeg Johannes.
"Over enkele
weken moeten we in Athina zijn waar we dan ongeveer een week blijven en daarna
gaan we verder varen. Voor die tijd varen we wat rond hier en zullen we enkele
havens bezoeken Waar we dan naar toe gaan ga ik je nu niet vertellen. Dat
kan slecht zijn voor je gezondheid," zei de Tweede Officier bruusk. "De komende
dagen varen we door een eilandengebied omdat de Kapitein wil zien hoe de scheepvaart in
dat gebied eruit ziet. Je krijgt een telescoop van me mee en ik wil dat jij zo
goed mogelijk je ogen gebruikt en voor mij opschrijft welke vlaggen je op de
schepen ziet die wij tegenkomen. Dat doe je elke keer als Adrien een schip aan
mij meldt. We zien elkaar morgen weer. Nu ga je slapen."
************
Plotseling kwam er een roep vanuit het kraaiennest waarin Adrien op de uitkijk stond. Ze
werden achtervolgd door een schip dat net over de horizon zichtbaar was. De
Dwaalster voerde maar de helft van de zeilen omdat het met een langzame
patrouille bezig was. Zo te zien had het schip op de horizon alle zeilen
gehezen.
"Laat het schip maar iets dichterbij komen totdat we kunnen zien wat
voor een schip het is en dan lopen we weg," beval de Tweed Officier."Wat
voor een vlag laat het schip zien?"
"Een zwartrode
vlag!"
"Die vlag ken ik niet. Het kan best wel een piraat zijn. Ga nu maar
tien graden bakboord
uit! Zet maar de rode vlaggen uit Grote Bram. "
De stuurman reageerde meteen.
Het was een zuidelijke wind en het schip ging moeiteloos naar bakboord. De achtervolger stuurde mee en kwam iets dichterbij. Aan boord van
het schip hebben de rode vlaggen een bijzondere operationele betekenis. De
bemanning weet dan dat ze extra waakzaam moeten zijn. Bij het schieten en zwaar
weer (of een zwaar weer voorspelling) worden ze
ook uitgezet. Ze worden op vershillende lokaties van het schip uitgezet.
"Zet de twee
kluivers bij en weer tien graden naar bakboord!"
Weer stuurde de achtervolger
mee maar kwam nauwelijks dichterbij.
"We zetten haar bakboord aan de wind en dan lopen
we wat makkelijker weg. Als het echt moet kunnen we haar met een grote bocht
achter de piraat aan zetten en de kanonnen laten spreken. Door de wind naar bakboord en de zeilen strak aan!
Koers zetten op de zeilen!"
Het schip helde gewillig naar bakboord na de overstag manoeuver. De schijnbare wind blies constant en
fris over het dek terwijl de stuurman het schip deskundig zo scherp mogelijk aan
de wind hield met een
flinke boeggolf terwijl de boeg iets omhoog werd getrokken door de kluivers."
"Zo houden! We lopen nu prima weg zonder vol zeil. Daarom houd ik van dit schip.
Prima aan de wind. We houden het op bakboord omdat ze ons achtervolgt. Over een half uur
moeten we goed buiten zicht zijn en dan we gaan we overstag naar stuurboord en
teruge terug naar de oorspronkelijke stuurboord koers. Laat de kluivers dan maar weer
weghalen." De stuurman knikte instemmend.
Kapitein Arentsen verscheen aan dek
"Wat was dat voor een schip?"
"Ik denk een piraat," antwoordde de Tweede Officier.
"We lopen in ieder geval goed weg," constateerde de Kapitein.
"Het schip heeft prima zeileigenschappen," zei de Tweede Officier, "maar dat
heeft alles te maken met de vorm van de romp, het gewicht, het zwaartepunt, de
plaatsing van de masten, de luchtweerstand, verdeling van de vrachten om
zomaar's wat te noemen."
"Ik weet wel wanneer ik niet meer nodig ben,"
antwoordde de Kapitein sarcastisch en trok zich weer terug.
"Niemand kan zo
goed het weer voorspellen als u," riep de Tweede hem toe terwijl hij wegliep.
************
De scheepsdokter, wiens ware naam Petrus Claudius was,
maar door iedereen "de doc" werd genoemd, had de gewoonte om iedereen van de
bemanning om de zoveel tijd bij zich te roepen ten behoeve van medisch toezicht.
Het was dan de gewoonte om met iedereen een gesprek aan te gaan zodat hij zich
een beeld kon vormen van de geestelijke toestand van een ieder en van de stemming
aan boord van het schip. Een van zijn taken was om de Kapitein te informeren met
betrekking tot de stemming en het moreel aan boord van het schip en zonodig
voorstellen te doen voor verbetering. Bij het aangaan van zulke gesprekken moest
hij betrokkenen verzekeren dat de gesprekken vertrouwelijk waren en dat de
gegeven informatie niet zodanig zou worden gebruikt of geopenbaard dat de
persoon die het gegeven had daardoor zou kunnen worden benadeeld door wie dan
ook. De doc was een wat oudere man met een scherp gezicht. Hij had een lange
neus dat enigzins gekromd was. Hij had enigzins grijs haar dat losjes om zijn
hoofd hing tot net over zijn oren. Hoewel hij niet overdreven vriendelijk was
wist hij het vertrouwen van de meeste bemanningsleden in te winnen door zijn
manier van spreken. Op zijn bureau droeg hij een overhemd dat afweek van die van
de normale bemanning doordat het een bredere kraag had en diepe borstzakken
waarin hij diverse medische attributen kon stoppen. Op de punten van zijn kraag
droeg hij twee goudachtige insignes die aangaven dat hij scheepsarts was. Om
zijn nek droeg hij een goudachtige ketting met daaraan bevestigd een horloge dat
was weggestopt in een van zijn borstzakken. Als hij over het schip liep droeg
hij een lange zwarte katoenachtige jas met daarop de insignes en twee diepe
zakken, ook ten behoeve van diverse medische attributen. Bij koud weer droeg hij een
dikke leren jas. Hij liep altijd met een wandelstok wegens een lichte hink dat
hij had overgehouden van een oude verwonding. Hij droeg vaak een zwarte hoed van
vilt dat hij kon vastzetten als het hard waaide.
Johannes zat voor het bureau
van de scheepsarts omdat hij daar door de doc was ontboden voor een medisch
onderzoek en een gesprek. Hij was onderzocht en wachtte nu het gesprek af.
"Hoe komt u aan het lidteken op uw hoofd?" vroeg de doc nadat hij wat
aangtekeningen had gemaakt.
"Het paard van Kapitein Arentsen heeft mij in de
woestijn bewusteloos getrapt. Kapitein Arentsen heeft de wond in zijn tent
dichtgeplakt."
"Verder mankeert u niets," vervolgde de
doc, "maar volgens mij bent u ouder dan zestien zoals het staat in uw papieren.
Hoe oud was u toen u in het klooster werd gezet?"
"Dat weet ik niet en ik
kan mij daar niets van herinneren."
"Het zal mij niets verbazen als die
monniken toen met nul zijn begonnen maar zo belangrijk is dat nu ook weer niet. Ik ga u
nu wat vragen stellen waar u geen enkele conclusie uit moet trekken. Ik doe dat
met uw belang voor ogen en omdat het ook mijn taak is om voor mijzelf een idee
te vormen met betrekking tot de stemmingen aan boord van het schip en het moreel
te kunnen vaststellen. Het gesprek wordt door mij als vertrouwelijk behandeld en
niets zal door mij aan de Kapitein of anderen worden gemeld dat u zou kunnen benadelen.
Gaat u daarmede accoord?"
"Ja, ik ga daarmede accoord."
"Goed. Bent u bang
voor De Wilde?"
"Neen, dat niet. Hoezo?"
"U maakt steeds een te gespannen
indruk."
"Ik stel mijzelf altijd weerbaar op. Ik zie daar niets verkeerds
in. Zijn daar problemen mee? "
"Oh, ik denk dat
De Wilde daar beslist geen problemen mee zal hebben maar de rest van de
bemanning is daar te gevoelig voor. Ik heb begrepen dat u zich nogal
afstandelijk van hem opstelt en ook van de bemanning."
"Ik ben gewend om mijn
eigen weg te gaan. Dat was ook zo in het klooster. Ik ben voorzichtig voor wat
betreft mijn omgang met hem. Hij stelt zich gesloten op ten opzichte van mij. Ik
denk dat het heel moeilijk is om hem te leren kennen. Ik denk dat hij typisch
iemand is die ook niet duidelijk zal laten blijken als hij iemand vijandig
gezind is."
"Wat vindt u van zijn instructies en aanwijzingen?"
"Hij is
niet makkelijk, en hij is vaak streng. Hij is moeilijk toegankelijk. Hij is
terughoudend bij het geven van aanwijzingen en bij de uitvoering van de opdrachten
maar is kritisch bij de evaluatie daarna. Soms was hij wel meer toegankelijk bij
bepaalde opdrachten maar dat laat hij ook niet zo heel erg duidelijk merken."
"Kunt u iets opvallends aangeven bij uw kennismaking met hem?"
"Op weg van
Jerusalem naar Haifa moest er een plaspauze worden gehouden. Ik wilde toen gaan
plassen bij een struik waar hij stond. Dat deed ik eigenlijk onbewust en zonder
verder na te denken. Hij zei dat ik dat alleen moest doen en wees toen naar een
andere struik en zei dat ik het beter daar kon doen."
"Is er daarna iets
merkbaar veranderd voor wat betreft zijn houding ten opzichte van u?"
"Zoals
ik al heb gezegd, hij is moeilijk leesbaar en hij laat meestal geen emoties
blijken. Gedurende een zandstorm wierp hij mij deze zwarte sjaal toe en zei dat
ik het aan boord van het schip altijd moest dragen zodat hij mij altijd goed zou
kunnen onderscheiden als Scheeps Assist."
"Hoe is uw kennismaking met de
bemanning gegaan?"
"Ik krijg steeds verschillende praktijk opdrachten bij
verschillende mannen van de bemanning. Vaak komt De Wilde even kijken maar houdt
zich dan meestal afstandelijk. Er zijn gedeeltes van de uitvoering waarvan hij
zegt dat ik het net zo goed moet kunnen of beter dan de bemanning. Dat betekent
dat sommige handelingen vaak herhaald moeten worden. Hij wijst steeds gedeeltes
in de boeken aan die ik tot in de puntjes moet kennen."
"Er zullen best wel
conflicten zijn geweest tussen u en de bemanning. U bent immers een nieuweling
aan boord van het schip."
"Ik besef best wel dat de bemanning aan mij moet
wennen en ik aan hun. Er zijn wel wilsconflicten geweest en dan laat ik wel mijn
mening horen. Als er geen oplossing is meld ik dat aan De Wilde. Ik verkeer niet
in de positie om verantwoordelijkheid over te nemen."
"Heeft u een
wilsconflict meegemaakt tussen De Wilde en de bemanning?"
"Zelden. Als er een
meningsverschil is neemt hij altijd alle verantwoordelijkheid over. Ik kan mij
wel een incident herinneren gedurende het schieten."
"Vertel."
"Gedurende
het schieten kwam De Wilde kijken en zag hij dat een schutter op een afwijkende
manier schoot. Hij zei toen tegen de toezichthouder dat hij de schutter meteen
moest corrigeren. De toezichthouder zei toen dat, als hij dat deed, de schutter
mis zou gaan schieten. De Wilde zei toen dat de toezichthouder de naar hem
gedelageerde verantwoordelijkheid niet goed had gedragen en dat hij zelf alle
verantwoordelijkheid zou overnemen. Hij liet de schutter op dezelfde manier
doorschieten gedurende die beurt, maar gaf te kennen dat de schutter en de
toezichthouder zich extra moesten gaan inspannen zodat die schutter wel op de
juiste manier zou gaan schieten."
"De Wilde had dus toegeven?"
"Neen,
zeker niet, maar als die schutter mis was gaan schieten, nadat De Wilde hem had
gecorrigeerd, zou er meteen een verkeerde indruk zijn gewekt bij de
toeschouwers."
"Heeft De Wilde toekomstplannen met uw besproken?"
"Neen,
dat niet. In het begin had hij gezegd dat ik maar moest afwachten wat er gaat
gebeuren. Daarna heeft hij een opmerking geplaatst dat mij aan het denken heeft
gezet."
"En dat is?"
"Nadat hij met mij het dagboek had besproken zei hij
dat ik misschien wel scheepsverteller zou kunnen worden maar dan zou ik net zo
veel moeten weten als hij en dat kan wel een paar jaren duren. Die opmerking werd
enigzins schertsend geplaatst."
"Wilt u dat?"
"Ik ben bereid om daar
moeite voor te doen. Het leven aan boord van het schip is best wel avontuurlijk
en afwisselend."
"Waarom zou een scheepsverteller nodig zijn denkt u?"
"Daar heeft
De Wilde zich niet verder over uitgelaten. Hij is weinig mededeelzaam, maar ik
heb er wel zelf over nagedacht. Hoewel De Wilde over veel kennis beschikt is de
hoeveelheid informatie dat wordt overgedragen bij de opdrachten zeer beperkt
waardoor de bemanning vaak niet de zinvolheid inziet van sommige opdrachten. Een
scheepsverteller vertelt een meer compleet verhaal hetgeen de bemanning op
bepaalde gedachten kan zetten en dat kan goed zijn voor de motivatie en voor het
moreel, vooral als het gaat om bijzondere patrouilletochten."
"Misschien kunt
u mij, als Scheeps Assist, uw mening vertellen over wat volgens u het
moeilijkste is bij de functie van Tweede Officier?"
"Omgaan met personeel en
overdracht van informatie."
"En wat, denkt u, vindt De Wilde belangrijk als
hij u beoordeelt?"
"Hoeveel moeite ik ergens voor wil doen."
De doc
bladerde door wat aantekeningen die op zijn bureau lagen en richtte zich
vervolgens weer naar Johannes.
"Voor de goede order wil ik nog even uw mening
horen over een aantal zaken als u die wilt geven. Ik heb begrepen dat u niet
zoveel contact heeft met De Wilde."
"Dat kunt u wel zeggen. Ik houd liever
mijn afstand en zo wil De Wilde dat ook. Ik voer alleen de opdrachten uit die
hij geeft. Hij kijkt wel altijd kritisch naar de uitvoering."
"Heb ik goed
begrepen dat u hem gevoelloos vindt?"
"Op mij maakt hij inderdaad die indruk.
Ik heb hem nooit zien lachen en ik heb hem ook nooit echt geemotioneerd gezien.
Bij meningsverschillen neemt hij altijd een koele en afstandelijke houding aan en dwingt dan
gehoorzaamheid af."
"Het is niet altijd mogelijk om tussen de oren van
personen te kijken," zei de doc. "Er kunnen redenen zijn dat sommige personen
bewust blijken van emoties zo goed mogelijk willen wegdrukken. De Wilde is
gehard door omstandigheden maar daar kan ik niet meer over vertellen."
"Waar
ik niets van weet kan ik ook niet over oordelen," reageerde Johannes.
De doc scheen
even na te denken en zei vervolgens: "Misschien is het wel zo verstandig als ik
een tip van de sluiere oplicht. De Wilde is zeer diep getroffen geweest door een
gruwelijke afslachting van geliefden van hem. Ik denk dat hij nu rondloopt met
een diep gewortelde drang om af te willen rekenen maar houdt dat zeer goed
verborgen. Als hij de kans krijgt is hij in staat om dat op een meedogenloze
wijze te doen. Vraag hem mar niet over bijzonderheden als hij zich daar ooit
over uitlaat. Heeft u
een oordeel over de stemmingen bij de bemanning?"
"Ik heb niets bijzonders te
melden en De Wilde heeft zich daar nooit over uitgelaten. Zijn mededelingen over
het personeel zijn zeer oppervlakkig. Ik heb wel gemerkt dat hij soms de
onderste knoop van zijn zwarte jas openlaat als hij over het schip loop waardoor
de fel rode kleur van de voering duidelijk zichtbaar is. Ik denk dat hij dan
ontstemd is over iets "
"Waarom denkt u dat?"
"De stuurman was een keer
afgeweken van de afgesproken koers omdat de wind plotseling was veranderd. Hij
had toen niets aan de Tweede gevraagd of gemeld. Misschien was hij dat vergeten.
Ik hoorde Grote Bram aan de stuurman vragen of hij de jas van de Tweede had
gezien."
"Een getemde wolf," mommelde de scheepsarts bijna onhoorbaar.
"U
zei?"
"Niets, laat maar - wat vindt u van de Kapitein?"
"Ik
heb daar weinig contact mee. Ik denk dat hij een wijs man is. Gedurende de tocht
van Jerusalem naar Haifa heeft hij even een oppervlakkig gesprek met mij
gehouden. Hij reed wel voorop gedurende de tocht terwijl De Wilde zich met de
processie bemoeide en zo scherp mogelijk alles in de gaten hield."
"De
Kapitein van dit schip laat heel erg veel over aan De Wilde omdat veel van zijn
aandacht uitgaat naar andere dingen zoals zaken van staat. U moet zich blijven
realiseren dat de Kapitein altijd het laatste woord heeft. Zo is het
wel genoeg," zei de doc terwijl hij zijn aantekeningen opborg in zijn bureau. "U
kunt wel gaan tenzij u nog vragen heeft."
"Ik heb geen vragen," zei Johannes
terwijl hij opstond om het bureau te verlaten.
"Oh, nog een vraag," riep de
doc toen Johannes de deur van het bureau had opengemaakt. "Is er nog iemand die
gewaarschuwd moet worden als er iets met u gebeurt?"
"Neen, dat hoeft niet,"
antwoordde Johannes en sloot vervolgens de deur achter zich.
************
"Het is ongeveer nog vierhonderd zeemijlen naar de kust
van Spanje," zei de Tweede Officier tegen Kapitein Arentsen. " De patrouillegang
van dit gedeelte van de zee zal wel ongeveer twee weken gaan duren en misschien
nog wel langer als de wind nog meer afneemt."
"Dit soort weer houden we nog
wel een paar dagen," merkte Arentsen op "Alle tekenen wijzen daar naar."
"Als
Arentsen dat zegt dan zal dat wel zo zijn," dacht de Tweede Officier bij
zichzelf. "Arentsen heeft daar nogal wat ervaring mee. Ik vind het eigenlijk
prima dat hij zich niet zoveel met de navigatie en de gang van zaken aan boord
van het schip bemoeit. Hij heeft het veels te druk met het voorbereiden van
allerlei gesprekken met allerlei andere scheepskapiteins en allerlei andere
contacten in de verschillende landen. Hij is natuurlijk niet voor niets
"Capitaine de la Garde" bij de Stadhouder in Le Pays Bas. Het schijnt dat de
Stadhouder hem toch wel wat toevertrouwt bij het voorbereiden en evalueren van
krijgsscenario's. Als we Le Pays Bas bereiken wordt het weer enkele maanden
uitrusten en dan weer naar zee. Heb ik tenminste weer de tijd om mijn
vaardigheden bij de cavalerie op peil te houden. Ik vind het wel prima zo. De
helft van mijn tijd bij de cavalerie en de helft van mijn tijd op zee."
Johannes zat aan dek en was bezig zakjes met kruid te vullen. Dat moest heel
precies gebeuren. De hoeveelheid kruid in de zakjes was afhankelijk van de
lading waarmee de kanonnen moesten schieten. Ze konden schieten met kogels,
hagel of ketting. Als het zonnig weer was werden de kannonnen als voorzorg met
lont, kruid en hagel geladen. De twee achterste kannonnen werden met hagel
geladen. Die kannonnen konden de zeilen van een schip naar flarden schieten als het
te dichtbij kwam. Het zinken van een schip werd gedaan met de boordkanonnen
nadat het stuurloos was geschoten. Hij kon het gesprek van de Kapitein en de Eerste Officier, die
dicht bij hem stonden, horen. Dat schenen ze geen probleem te vinden.
"Die Spanjaarden zijn niet te vertrouwen," zei Arentsen. " Houdt maar goed
afstand van de kust. We hebben een soort wapenstilstand met ze maar we steunen
hun tegenstanders. Als we per ongeluk op ze schieten is de oorlog zo weer
begonnen."
"Gaat Le Pays Bas nog meevechten?" vroeg de Tweede Officier.
"Zou zo kunnen. Het is een groot kruitvat. Een klein vonkje en we hebben een
geweldige explosie. Het kwartier van de Stadhouder schijnt een doorgangshuis te
zijn voor nogal wat nationaliteiten. Deze geloofsoorlogen gaan volgens mij meer
om gevestigde structuren en niet zo heel erg principieel om het geloof. Het
geloof motiveert me niet zo heel erg. Ik kijk wel aan welke kant mijn brood
geboterd is. Nu ben ik in ieder geval officieel in dienst van de Stadhouder. Ik
vind het prima dat ik dit schip kan varen en ik doe wel mijn tegenprestatie. De
gesprekken die ik vaak moet voeren vind ik vaak deprimerend. Ik kan niet overal
achter staan maar het is niet anders. Als ik zo om me heen kijk veranderen
loyaliteiten met de dag. Wiens brood men eet."
"Idem," zei de Tweede Officier. "Het zal me benieuwen hoe dit allemaal afloopt."
"Heb je al een
vluchthaven in gedachte?"
"Als we dit gedeelte van de zee hebben
gepatrouilleerd moeten we naar Tripoli om de bevoorrading op peil te houden."
"Goed idee. Dan kan ik daar een Sheik gaan uithoren. Laten we daar maar een paar
dagen blijven. Die Sheik schijnt wat positieve kontakten te hebben gehad met de
Stadhouder dus moet dat niet zo'n probleem zijn en zullen we niet zo veel hinder
ondervinden van zijn piraten. Ik heb overigens afgesproken dat ik in dit
gedeelte van de zee een paar rendez-vous heb met andere schepen. Als je dadelijk
even meeloopt naar mijn cabine dan kan ik je daar meer over vertellen. Heb je al
een nieuwe Tweede Officier gevonden?"
"Misschien. Ik heb een kandidaat
gesproken die heel veel schijnt te weten."
"Al neemt hij de hele bibliotheek
van Jerusalem met zich mee, dat interesseert mij niets. Bij mij gaat het erom
hoe veel moeite iemand ergens voor wilt doen. De belangrijkste eigenschap van
zo'n officier is dat hij zo goed mogelijk informatie kan overdragen. Daar gaat
het om in ieder geval aan boord van mijn schip."
"Johannes!"
"Ja Chef!"
"U moet met mij mee voor de zeiloefeningen. Opdracht van de Tweede Officier,"
riep Grote Bram.
"Dat doe ik dan meteen," antwoordde Johannes.
"Hoe ging het
eigenlijk met
de schietoefeningen gisteren? Ik heb u druk bezig gezien met de boegkanon" zei Grote Bram.
"Afstand schatten is het moeilijkste,
maar de horizon ligt op een paar mijl."
"Vergist u zich niet met de horizon want
dat kan veranderen met elke weerstype. Als u met gestrekte armen door de ruit
kijkt die u maakt met uw duimen en wijsvingers kunt u een gevoel krijgen voor
afstand. Soms zetten ze een metalen ring neer waar je doorheen kan kijken vanaf
een bepaalde afstand. Maar dat is meer voor de beginners. Maar ik moet u zo goed
mogelijk wegwijs maken met de bediening van de zeilen dus houd ik het maar daarbij.
De Tweede heeft gezegd dat u de zeilbediening feilloos moet kunnen bedienen. Ik
weet niet waarom, maar dat gaat mij niets aan. We zullen weer de theorie
herhalen en dan gaan we door met de bediening. Als u voor de wind vaart of schuin daarvoor dan
komt de wind van achteren of schuin van achteren en duwt het in de zeilen. Dat
is toch niet zo moeilijk om te begrijpen. Hoe strak u de zeilen dan moet
aantrekken voelt u met het roer. Als er teveel roerdruk is remt het schip te
veel en staan de zeilen te strak. Als de wind van de zijkant inkomt of schuin
van voren dan waait de wind langs de zeilen. Aan de bolle kant van de zeilen
wordt de lucht uitgerekt en is de lucht aan die kant dus minder dicht. Aan de
holle kant van de zeilen verzamelt de lucht zicht en wordt de dichtheid groter.
Het resultaat is dat u dan een trekkracht krijgt op de zeilen. Als de zeilen
gaan golven zijn de zeilen niet strak genoeg. De zeilen moeten net zo strak
worden aangetrokken dat ze net niet meer golven. Zo heb ik het heel simpel
uitgelegd maar er komt veel meer bij kijken maar dat leert u in de praktijk wel.
Bij te veel zeil voor het draaipunt van het schip wil het schip steeds van de
wind wegdraaien en wordt het afvallig. Dat is niet goed. Bij te veel zeil achter
het draaipunt wil het schip steeds naar de wind toe en dat is ook niet goed. U
moet dus evenwicht zien te vinden. Als u scherp aan de wind wil varen zijn de
kluivers belangrijk. Die willen wel de boeg van het schip van de wind wegtrekken
en dan moet er meer met het roer worden gecorrigeerd. Ze hebben ook een
opwaartse kracht op de boeg waardoor het schip beter gaat varen. Als u heel
langzaam wilt varen, bijvoorbeeld een haven in, dan moet u altijd op de
voorzeilen ofwel de kluivers varen en de andere zeilen weghalen. Als u moet
schieten met nogal wat golven kunt u dat beter aan de wind doen want dan ligt
het schip steviger in het water en schommelt het minder waardoor u beter kunt
richten. Bij de bediening van de zeilen krijgen de deksurveillanten opdrachten
van de Tweede Officier. De deksurveillanten geven dan instructies aan de
bemanning. De stuurman communiceert alleen maar met de Tweede Officier. Is dat
allemaal een beetje duidelijk? Morgen ga ik u vragen wat u u hier allemaal
van kan herinneren en daarna gaan we verder. Ik heb begrepen dat het een en
andere ook is te vinden in de boeken van de Tweede. We gaan dadelijk wat
praktijk oefeningen doen. U geeft dan instructies en ik vertaal die instructies
wel naar de bemanning. U moet zelf instructies geven aan de stuurman en dus moet
u bij de stuurman gaan staan. Volgens de Tweede kunt u daarna met uw dagboek
verder en morgen moet u zich weer bij mij melden na de schiet instructies. De
Tweede wil ook dat u leert hoe u de masten in moet klimmen om de zeilen op en
uit te rollen. Hij wil dat u dat net zo goed kan als de bemanning. Zo kunt u ook
goed kennis maken met de bemanning en de bemanning met u. Misschien kunnen we
daar morgen mee beginnen. "
"Ik zal eerst de instructies van de Tweede
Officier moeten afwachten."
"Het gaat mij overigens niets aan maar ik zie u
elke dag in dat schrift van u schrijven. Bent u een boek aan het schrijven of
zo?"
Opdracht van de Tweede Officier. Ik heb goed leren schrijven bij de
monniken en dus ben ik aangewezen om een dagboek te schrijven. 'S avonds
vergelijkt hij altijd mijn aantekeningen met zijn logboek en soms neemt hij
dingen over. Vaak vertelt hij mij ook waar ik de volgende dag goed op moet
letten. Ik schrijf ook soms dingen op die mij opvallen over jullie. Vindt u dat
erg?"
"Wat kan mij dat schelen! Als ze me van dit schip afzetten vind ik
wel weer een ander schip. Ik ben niet te kieskeurig hoor! Als ze maar betalen en
ik elke keer mijn schatje weer kan zien. Ze zien maar een andere te vinden!"
"Vindt u dat wel loyaal?" vroeg Johannes.
"De loyaliteiten van de belangrijke
heren en die van mij zijn niet hetzelfde. Ik voel me heel erg loyaal als de
Kapitein mij genoeg betaalt en als ik op tijd bij mijn schatje ben en voor de
rest kan het mij allemaal niets schelen. Overigens vraag ik mij wel af waarom de
Tweede niet zelf het dagboek schrijft, maar dat zijn mijn zaken niet."
"Ik
denk dat de Tweede een soort scheepsverteller van mij wil maken en daarom moet
ik zoveel mogelijk te weten zien te komen van wat er zo allemaal gebeurt
aan boord van het schip maar dat moet u maar niet verder vertellen. U kunt het
natuurlijk wel tegen Grote Kees zeggen."
"Maakt u zich maar geen zorgen hoor!
Ik zal zwijgen als het graf, als u maar heel goed begrijpt dat ik geen
scheepsverteller nodig hebt en ik denk Grote Kees ook niet. Uw vertellingen moet
u maar bij de Kapitein doen."
"Toch zullen u en Grote Kees jullie medewerking
moeten geven om mij zo goed mogelijk wegwijs te maken bij de uitvoering, totdat
ik zelfstandig ben."
"Doen wij. Heel graag zelfs. Ik neem aan dat u zich
daarna met de heren gaat bemoeien die de leiding hebben. Ik denk dat Grote Kees
nu op u staat te wachten voor de schietoefeningen."
************
"Iedereen aan boord van dit schip moet met de kanonnen en de karabijnen zo goed
mogelijk kunnen schieten," zei Grote Kees. "Volgens de Tweede moet u de komende dagen elke dag twee uren schietoefeningen doen
nadat u zeilbediening heeft gedaan met Grote Bram."
De kannonnen waren op zware houten
blokken vastgezet waaraan stevige houten wielen waren bevestigd. Als er
geschoten moest worden werden de kannonnen vastgezet met houten blokken met
stevige metalen pennen erdoor zodat de kannonnen stevig op schietpositie werden
gehouden. De elevatie van de kanonnen werd heel nauwkeurig met een zwengel
ingesteld.
"Het allerbelangrijkste is dat u afstand weet in te schatten,"
zei Grote Kees. "Als u dat weet, dan weet u precies welke elevatie u moet
geven. Voor een schot op de boeg is de elevatie lager dan bij een schot met
hagel door de zeilen. Meestal geeft u twee schoten. Het eerste schot is soms te
hoog of te laag maar dan weet u meteen welke elevatie u het tweede schot
moet geven. Ga precies achter het kanon staan en schiet wanneer het schip
precies achter je ligt. De stuurman werkt wel mee. De kannonnen kunt u ook in
het horizontale vlak draaien en dat is vooral belangrijk bij de voorste
kannonnen, maar dat zien we dadelijk wel. Als u vanaf de zijkant van het schip
schiet is dat wat makkelijker maar u moet wel goed op de elevatie letten."
"Zal ik dit allemaal opschrijven?"
"Wat kan mij dat schelen? Ik wil de Tweede
Officier ook wel even een schietlesje geven. Morgen gaan we door met de
karabijnen en over een paar dagen gaan we het wat moeilijker maken," zei grote Kees nadat ze enige tijd hadden geoefend. "
Zo, dat was het voor vandaag wat mij betreft. U zult nog wel andere dingen te
doen hebben."
************
Meer dan twee maanden waren verstreken sedet het vertrek van de
Dwaalster vanuit Haifa en het schip bevond zich sedert enkele weken in wateren
waarop zich nogal wat vijandelijke schepen konden bevinden. Johannes moest
vandaag op de uitkijk gaan staan in het kraaiennest en de Tweede Officier had
hem verteld dat ze een soort trechterachtig stuk water zouden invaren dat
uitmondt op een smal zeegebied, ongeveer twintig kilometers breed en net zo
lang, en dat toegang geeft tot de Atlantische oceaan. Hij moest bijzonder goed
uitkijken naar de verschillende schepen want het kon daar drukker zijn dan de
andere zeegebieden. Het gebeurde vaak dat schepen daar werden overvallen of
tegengehouden door vijandelijke schepen. Het smalle zeegebied heet De Straat van
Gibralta, een zeer beruchte straat. In de afgelopen dagen had Johannes zich
dagelijks bezig gehouden met schietoefeningen, vooral met de kannonnen. Hij had
goed leren richten op een schijf dat in de mast van een sloep werd gezet dat
achter het zeilschip aan werd gesleept door middel van een lange lijn dat
honderden meters kon worden uitgevierd. De afstand van de sloep tot het
zeilschip was dus altijd precies bekend zodat Johannes heel goed leerde om
afstanden in te schatten en zodat hij steeds nauwkeuriger kon richten. De
afgelopen dagen had het schip ook rendez-vous gehad met andere schepen waarbij
Kapitein Arentsen informatieen uitwisselde met de kapiteins van de andere
schepen. De rendez-vous plaatsen en tijden waren kennelijk een hele tijd van te
voren afgesproken of de vlagseinen werden gebruikt om allerlei berichten door te
seinen naar andere schepen. Op de rendez-vous plaatsen werden er steeds vaste patronen
gevaren totdat er contact werd gemaakt met een ander schip. Dit waren prima
gelegenheden om het verzetten en het trimmen van de zeilen te beoefenen en
schietoefeningen te doen op kisten die ze in het water hadden gegooid. Nadat
de Dwaalster het smalle zeegebied had verkend zouden ze terugkeren naar Tripoli,
op de Afrikaanse kust, waar de Kapitein een Arabische Sheik kende waar hij vaak
zaken mee deed. Dat had de Tweede Officier hem verteld. Het leek wel alsof de
Tweede Officier hem steeds meer bijzonderheden ging vertellen als hij 's avonds
zijn dagboek aan hem liet zien maar hij kreeg wel te horen dat hij zijn
gesprekken met de bemanning moest beperken tot de dagelijkse routine zaken.
"Iedereen op dit schip weet bepaalde dingen die hij beter voor zich kan houden.
Zo blijft iedereen beter gezond," had de Tweede Officier met een bepaalde
ondertoon tegen hem gezegd. "Zo weten de deksurveillanten ook bepaalde dingen
die ze jouw nooit zullen vertellen, maar de gewoontes aan boord van dit soort
schepen zullen je in de loop van de tijd steeds duidelijker worden."
Terwijl ze langzaam steeds dichter bij het smalle zeegedeelte kwamen zag
Johannes vanuit het kraaiennest plotseling twee schepen op de horizon. Terwijl ze steeds dichterbij
kwamen loste een van de schepen een kanonschot. Toen hij door zijn telscoop keek
zag Johannes dat een van de schepen met zijn boeg was gericht naar het andere schip
en dat er een sliert rook opsteeg uit de boegkanon van dat schip. Het ander
schip waarop werd geschoten had een naar voren uitgebouwde zwaarte opbouw met
een bruine paal erop. Hij herkende het meten als het schip van Asher Dajan en
hij wist ook dat het geen kanonnen aan boord had omdat het een handelsschip was.
Terwijl hij toekeek herinnerde hij zich de woorden van Sara Dajan.
"Ik heb mijn
geest in jouw gezet en daarom zal je beter je best doen."
Nadat Johannes Lucas
had gevraagd om de wacht in het kraaiennest over te nemen klom hij omlaag om de
Tweede Officier te vertellen wat hij had gezien en wat hij wist.
"Ik heb het
gezien," zei de Tweede Officier. "Het handelsschip wordt de pas afgesneden door
een oorlogsschip maar het kan waarschijnlijk niet terug omdat het door andere
schepen wordt achtervolgd. Als het probeert om langs het oorlogsschip te glippen
krijgt het waarschijnlijk de volle laag van de boordkanonnen. "
"Maar ik ken
dat andere schip," klaagde Johannes. " Het is het schip van de broer van Sara, de
Caritas. Ik had haar beloofd dat ik iets voor haar terug zou doen omdat wij heel
goed kennis hebben gemaakt."
"Ik denk dat ik wel weet je bedoelt," antwoordde
de Tweede Officier sarcastisch terwijl hij indringend naar Johannes keek met een
uitdrukking dat iets op een verborgen grimas leek. "OK, dit wordt dan jouw prive
oorlogje. We varen er langzaam naar toe en dan mag jij hem op hagelslag
trakteren. Als het uit de hand loopt dan kunnen we toch wel sneller weglopen."
"Hijs de sheik vlag," riep hij naar de deksurveillant. "We willen niet dat hij
ziet wat voor een schip dit is anders moet Kapitein Arentsen een heel goed
verhaal klaar hebben voor de Stadhouder."
"Houdt de boeg van het schip steeds
precies gericht op het oorlogschip," riep de Tweede Officier naar de stuurman.
"Zet de mannen klaar om meteen overstag te gaan en vol zeil te zetten zodra ik
het teken geef," riep hij naar de deksurveillanten.
"Jij gaat bij de
kannonnen staan en geeft het schip hagel door de zeilen zodra je weet dat je een
goede kans hebt om de zeilen te doorzeven. Daarna breek ik wel een van zijn
masten met kettingschot."
Het oorlogsschip had al haar aandacht gericht op de
Caritas en zag de sheik vlag kennelijk niet als vijandelijk aan. Door de twee
hagelschoten werden haar zeilen voor een gedeelte naar flarden geschoten en de
kettingschot van de Tweede Officier brak de voormast op ongeveer driekwart
hoogte.
"Dat is wel genoeg. Weglopen!" riep de Tweede Officier.
De
Carticas kon ongehinderd langs het oorlogsschip glippen en de schoten die het
vijandelijk schip op de Dwaalster richtte haalde niets uit. Binnen enkele
minuten waren de Dwaalster en de Carticas buiten bereik van de kannonnen van het
vijandelijk schip.
"Het was een Spaans schip," zei de Tweede Officier,
"waarschijnlijk kent hij die sheik vlag niet eens. Mocht hij het wel kennen, dan
nog geen probleem want hij zal toch niet al te veel moeilijkheden willen hebben
met die sheik."
Met de seinvlaggen gaf de Dwaalster aan de Carticas te kennen
dat zij de Carticas zou begeleiden naar Tripoli.
"Een beetje dom dat die
Carticas om zonder escorte door deze wateren te willen varen," mompelde de Tweede Officier
maar haalde daarbij zijn schouders op."En jij houdt je mond over die sheik
vlag," zei hij dreigend tegen Johannes.
************
"Dat gaat u nogal wat kisten met carabijnen kosten," zei de sheik een beetje geirriteerd
tegen de Kapitein Arentsen terwijl ze Arabische koffie zaten te drinken in de
tent van de sheik nadat ze hadden gegeten van zijn aangeboden voedsel.
"Asher Dajan rekent wel met u af."
"Ik zal morgen een paar kisten naar u toe
laten brengen," zei Asher.
"Een paar? Tien kisten!" riep de Sheik. "Mijn
reputatie is heel erg belangrijk!"
"Je hebt Sheik Ali Shah Shah gehoord,"
interrupteerde Arentsen "Zorg dat het morgen goed komt. Het is jouw stommiteit"
"Ik had escorte van een paar Engelse oorlogschepen maar die werden aangevallen
door een troep Spaanse schepen en plotseling waren de Engelse schepen
verdwenen."
"Je had niet die straat in moeten gaan."
"Ik had een
afspraak om op tijd te leveren."
"Toch jouw stommiteit. Je had beter moeten
weten."
De Tweede Officier bemoeide zich niet met het gesprek. Al zijn
aandacht ging uit naar een van de hofdames van de sheik die hem druiven aanbood
vanuit een rieten mand. Johannes moest mee naar dit bezoek omdat hij
aantekeningen moest maken van wat er werd afgesproken. Hij moest al die
aantekeningen aan de Tweede Officier geven en mocht niets zelf houden. "De
besprekingen zijn geheim en je houdt je mond erover," had de Tweede Officier
weer gedreigd.
Nadat verschillende onderwerpen waren besproken met de Sheik
werd Johannes verzocht om de tent te verlaten omdat Kapitein Arentsen het
gesprek wilde voortzetten zonder zijn aanwezigheid. Een jonge dame in dienst van
de Sheik had hem begeleid naar zijn slaapkwartier in een tent van de Sheik. Zij
had er op aangedrongen om bij hem te blijven slapen. De gedachten van Johannes
bleven echter steeds uitgaan naar Sara en de woordenwisseling die ze hadden
gehad. Johannes had zijn begeleidster verzekerd dat zij de mooiste vrouw was die
hij ooit had gezien maar dat hij niet met haar mocht slapen wegens een afspraak
die hij had gemaakt met de familie van Sara. De jonge dame bleef echter
aandringen en zei tegen hem dat het niet beleefd was als hij niet met haar zou
slapen. Zij is eindelijk met luide protesten weggegaan toen hij tegen haar zei
dat de vader van Sara hem zou vermoorden als hij met een andere vrouw zou gaan
slapen.
************
De Dwaalster en de Caritas lagen enkele
tientallen meters geankerd vanaf de kust van Tripoli. In de ochtend was het
gezelschap, die een bezoek hadden gebracht aan de sheik, teruggekeerd naar de
schepen. Ze waren op kamelen heen en teruggereisd naar het verblijf van de sheik
dat enkele kilometers buiten Tripoli lag. Johannes was ontboden naar de cabine
van Kapitein Arentsen die tegen hem had gezegd dat hij een gesprek met hem wilde
in verband met zijn toekomst.. De cabine was stijlvol ingericht maar niet met
overdreven luxe. Zijn bed was weggeklapt met een zwaar paarsachtig gordijn
ervoor. Het geheel was afgewerkt met donker bruin hout. Tegen de andere kant van
de cabine was een bank met lage vaste tafeltjes ernaast met ronde gaten erin
waar borrelglaasjes en flessen in konden worden vastgezet. Er stond een grote
zware kast met dubbele deuren en in de achterste wand was een deur dat kennelijk
toegang gaf tot een andere ruimte. Er was een houten wandkast met zwaar glas in
de deurtjes waardoor metalen bekers en borrelbekertjes zichtbaar waren. Ze waren
netjes opgeborgen. De bank was opklapbaar zodat er een bergplaats was voor
allerlei attributen en inventaris. Misschien ook navigatiekaarten dacht
Johannes. De randen van de tafel waren opklapbaar om te voorkomen dat dingen op
de tafel eraf zouden schuiven als het schip door de golven vaarde. Er was een
aanrechtje met een kast eronder en ook een kast erboven. Tegen de muren hingen
schetsen en schilderijen van verschillende schepen. Een uurwerk was vastgezet op
een stevige plank dat was bevestigd tegen de muur. Er hingen twee karabijnen en
twee pistolen tegen de muur. Naast de deur hing een zwaard met goudachtige
handvat. Het geheel zag er zeer gedisciplineerd uit. Op de tafel lag een zwaar
dik boek met een zwarte kaft waarop de naam van Kapitein Arentsen in gouden
letters was opgezet.
Arentsen begon het gesprek toen ze aan de tafel waren
gaan zitten waarbij de Kapitein aan het hoofd van de tafel was gaan zitten en
Johannes aan de zijkant.
"Hoe bevalt je het leven aan boord van het schip?"
"Het is heel anders dan het monniken leven. Ik heb heel erg veel geleerd. Ik heb
veel gezien en ik heb mijzelf nuttig gevoeld. Het was in het begin wel wennen
want ik was gewend aan een gesloten bestaan in een klooster."
"Wil je terug
naar de klooster?"
"Neen."
"Waarom niet?"
"Ik had nooit geweten wat er
allemaal mogelijk is en kan gebeuren buiten de klooster."
"Studeer je graag
of vind je het meer een plicht als gevolg van je kloosterleven?"
"Ik studeer
graag maar wil daarbij ook andere dingen doen waarbij ik ook mijn lichaam kan
gebruiken."
"Denk je dat je vele jaren aan boord van een schip kan leven?"
"Ja."
"De Tweede Officier heeft mij verteld dat Sara heel belangrijk voor je
was. Waarom?"
"We hebben heel goed kennis met elkaar gemaakt."
"Heb je met
haar geslapen?"
"Ja."
"Met of zonder kleren aan?"
"Zonder kleren aan."
"Ben je man bij haar geweest?"
"Ja."
"Wil je naar haar terug?"
"Ja."
"Wil zij dat je terugkomt?"
"Ja."
"De sheik heeft bij mij geklaagd dat
jij niet met een van zijn dames wilde slapen. Zij voelde zich beledigd en had
tegen de sheik gezegd dat jij geen man bent maar, zoals zij zei, een jongen."
"Ik heb niet met haar willen slapen omdat ik toen aan Sara dacht. Sara had toen
tegen mij gezegd dat zij haar geest in mij had gezet. Ik moet ook steeds aan
haar denken na wat wij met elkaar hadden gedaan."
"Wat bedoel jij daarmee?
Haar geest in jouw gezet?"
"Ik moet steeds aan haar denken."
"Is zij de
enigste vrouw of meisje in jouw leven?"
"Ja."
"De Tweede Officier heeft
mij verteld wat er allemaal gebeurd is bij de Straat van Gibralta. In zekere zin
vind ik het wel eervol maar je moet proberen om Sara uit je hoofd te zetten. Ik
wil geen verkeerde loyaliteiten aan boord van dit schip. Er zijn bepaalde
afspraken op zee. Het incident had helemaal verkeerd kunnen aflopen en dan had
er een oorlog kunnen ontstaan. Zoiets weegt niet op tegen het belang van een
handelsschip. Normaal zou ik zo'n schip gewoon hebben opgeofferd. Bovendien zijn
we een hele tijd weg en ik denk niet dat jouw Sara die hele tijd op jouw gaat
zitten wachten. Ik heb Asher gesproken en ik denk dat hij een heel andere
toekomst ziet voor Sara. We zijn nog ongeveer een maand of twee op zee en daarna
ga jij een tijdje aan land en daarna kan je weer naar zee en krijg je weer
Jerusalem te zien. Dat is een lange tijd, en nogmaals, ik denk niet dat Sara op
jouw gaat wachten. Jij bent niet getrouwd met Sara. Jullie hebben elkaar niets
beloofd, althans zij heeft jouw niets beloofd heb ik begrepen en dus is het niet
nodig dat zij jouw gevangen houdt omdat zij tegen jouw heeft gezegd dat zij haar
geest in jouw heeft gezet. Als je iets hebt met een andere jonge dame in de
toekomst, en misschien is dat wel goed voor je, wees dan heel duidelijk met wat je
elkaar belooft. Asher heeft mij gevraagd om zijn dank naar je over te brengen
maar ik denk niet dat het zo zinvol is dat je hem nog spreekt.
"Maar ik heb
haar toch beloofd - - - - - - - "
"Maar zij heeft jouw helemaal niets
beloofd. Er zijn soms vrouwen die je gevangen willen houden in een soort
beloofde heerlijkheid door heel veel te suggereren maar die eigenlijk niets van
plan zijn. Ik adviseer je nogmaals om haar te vergeten. Ik ken haar types. Vaak
is de beste manier om een andere jonge dame te zoeken die prima als
schoonmaakmiddel kan dienen. Laat haar je ook niet de eeuwige belofte voorhouden
maar spreek zo goed mogelijk af wat de bedoelingen zijn. "
"Waar gaan we nu
naar toe?"
"Ik moet verslag uitbrengen bij de Stadhouder in Le Pays Bas.
Zonder allerlei vreemdsoortige avonturen onderweg zoals een paar dagen geleden
gaat dat ongeveer twee en een half weken duren. Ik denk dat het verstandig is
dat je daar enkele maanden aan wal blijft. Ik heb wel iets voor je op het oog
maar dat hoor je later wel. Op mijn volgende verkenningstocht ga je weer mee en
dan doe ik ongeveer hetzelfde traject als we in de afgelopen weken hebben
gedaan."
"Ik zou best wel het gebied willen bekijken waar mijn vader is
gedood."
"Als je geen domme dingen doet krijg je daar wel gelegenheid voor.
Nu dat we het daar toch over hebben, de Hoofdmonnik heeft mij een ring in
bewaring gegeven dat je vader heeft gedragen." Kapitein Arentsen liep naar de
grote houten kast en haalde een ring uit een klein houten kistje dat afgesloten
kon worden met een klein metalen sleuteltje. Hij liet de ring aan Johannes zien.
Het ovalen embleem bestond uit twee gedeeltes. Het bovenste gedeelte was
ingevuld met een halve maan. Het onderste gedeelte met een aantal bijtjes.
"Wat betekent dat embleem?" vroeg
Johannes.
"Ik denk dat je vader die ring heeft gedragen wegens zijn
activiteiten in het gebied waar hij is gestorven. Het bovenste gedeelte zal wel
iets te maken hebben met de heerschappij van het Ottomaanse rijk in dat gebied.
Het is wel verstandig als je zoiets kan laten zien als je in contact komt met
bepaalde mensen. Zoiets als vlagvertoon op de schepen. Het onderste gedeelte
staat voor het gebied waarin hij vaak verkeerde. Al duizenden jaren geleden
deden ze al aan bijenteelt. Ik houd die ring voorlopig bij mij in bewaring. Het
past jouw vinger toch niet en moet dus worden aangepast. Bovendien is het niet
zo verstandig dat jij zoiets bij je hebt aan boord van het schip. Morgen
vertrekken we weer en ik adviseer je nogmaals om Sara helemaal uit je hoofd te
zetten. Morgen krijg je verdere instructies van de Tweede Officier. Als je nu
vertrekt kan ik verder gaan met het schrijven van mijn rapporten en
aanbevelingen voor de stadhouder."
************
EEN BLADZIJDE UIT HET DAGBOEK VAN JOHANNES
De bemanning van de
Dwaalster bestaat uit tweeentwintig personen:
Kapitein :Algehele leiding.
Bepaalt het beleid aan boord van hetschip.
Tweede Officier :Geeft leiding
aan de uitvoering. Hij is verantwoordelijkvoor de discipline aan boord van
het schip.
Scheeps Assist :De rechterhand van de Tweede Officier. Voertopdrachten uit van de Tweede Officier.
Geestelijke Verzorger :Houdt toezicht
op een zo goed mogelijk moreel aan boord van het scip.
Scheeps Arts :Houdt
toezicht op een zo goed mogelijke gezondheidaan boord van het schip.
Dek Surveillant(1) :Geeft leiding aan de dekknechten.
Dek Surveillant(2)
:Geeft leiding aan de dekknechten
Scheeps Timmerman :Voert reparaties
uit aan boord van het schip.
Stuurman(1) :Deskundigheid is de bediening
van het roer van het schip. Ontvangt opdrachten van de Tweede Officier.
Stuurman(2) :Deskundigheid is de bediening van het roer van het schip.
Ontvangt opdrachten van de Tweede Officier.
Kannonier(1)
:Deskundigheid is de bediening en het onderhoud van de kanonnen en de
karabijnen. Ontvangt opdrachten van de Tweede Officier.
Kannonier(2)
:Deskundigheid is de bediening en het onderhoud van de kanonnen en de
karabijnen. Ontvangt opdrachten van de Tweede Officier.
Scheeps Kok(1)
:Bereidt de maaltijden voor.
Scheeps Kok(2) :Bereidt de maaltijdenvoor.
Dekknecht(1) : De dekknechten bedienen de zeilen,
touwen, lijnen,
Dekknecht (2): kabels, het anker,
landvasten enz. Ze houden zich
Dekknecht (3): bezig
met de schoonmaak- en de onderhoudswerk-
Dekknecht (4):
enderhoudswerkzaamheden enz. aan boord van het
Dekknecht (5):
schip. Ze voeren opdrachten uit van de
Dekknecht (6):
dekksurveillanten.
Dekknecht (7):
Dekknecht (8):
NOOT:
Iedereen
aan boord van het schip moet de karabijnen en de kanonnen kunnen bedienen.
Schietvaardigheden worden onderhouden door regelmatige oefeningen onder leiding
van de Tweede Officier. Iedereen aan boord van het schip moet de elementaire
handelingen kunnen uitvoeren voor wat betreft de eilbediening. De Tweede
Officier ziet daarop toe. De twee kanonniers en twee dekknechten (1 en 2))
moeten behendig zijn in het bedienen van het roer van het schip. De twee
kanonniers en twee dekknechten (1 en 2) moeten enig begrip hebben voor wat
betreft de zeilvoering. De twee dekknechten 1 en 2 zijn deskundig voor wat
betreft de uitvoering van de kraaiennestwacht. De Tweede Officier zal er op
blijven toezien dat de gehele bemanning vaardigheden worden bijgebracht zodat
het schip in noodsituaties (bv wegvallen personeel) zo goed mogelijk in de vaart
kan worden gehouden.
************
EEN BLADZIJDE UIT HET DAGBOEK VAN JOHANNES
06.00 uur: Opgestaan
en sanitair
06.15 uur: Inspectieronde over het dek gelopen. Bijzonderheden
aangehoord van de stuurman. Het weer vastgesteld. Aantekeningen in het
dagboek.
07.00 uur: Ontbijt: brood, kaas, gebakken ei, vruchtensap.
07.30
uur: De karabijnen geinspecteerd. Het kruit was droog. Kruitvoorraad van de
kanonnen geinspecteerd. Het kruid was droog. Inspectieronde van de
bevoorradingsruimte gemaakt. Extra aandacht besteed aan de voedsel voorraden.
Er waren wat citrusvruchten die te zacht begonnen te worden. Meelvoorraad
begint te laag te worden.
08.30 uur: Gemeld bij de Tweede Officier. Dagboek
besproken. Besproken welke voorraden bij de volgende haven extra moeten worden
ingekocht. Navigatieinstructie (koersuitzetiingen) ontvangen van de Tweede
Officier. De Tweede Officier heeft mij de theorie overhoord uit het
navigatieboek. De opdracht gekregen dat ik een aantal bladzijden uit het
vlaggenseinboek uit mijn hoofd moet leren. Vandaag moet ik twee uur aan het roer
gaan staan, twee uur meelopen met Grote Bram, in het kraaiennest gaan staan en
tegen de avond een inspectie ronde lopen. Voor de rest van de tijd moet ik
aan het dagboek werken en zelfstudie
doen.
10.00 uur: Twee uur aan het
roer gestaan. Oefening koershouden.
12.00 uur: Etenstijd en dagboek.
14.00
uur: Twee uur meegelopen met Grote Bram.
16.00 uur: Kraaiennest.
18.00
uur: Inspectieronde.
19.00 uur: Etenstijd.
20.00 uur: Dagboek en
zelfstudie
22.00 uur: Evaluatiegesprek met de Tweede Officier.
************