HOOFDSTUK 2

,juni 1640: Dwaalster

Johannes leunde tegen de railing van het zeilschip, de Dwaalster, dat was uitgerust voor de oorlogvoering. Het schip lag enkele tientallen meters geankerd vanaf de kust in een baai bij de havenstad Haifa. Het was herkenbaar aan een blauwe spiegel met een goudkleurige leeuw erop. Op de boeg was een goudkleurig beeldje van een leeuw bevestigd. Hij keek uit over de stad Haifa dat gedeeltelijk op een heuvel was gebouwd. Ongeveer twintg kilometer naar het zuidwesten  lag de stad Nazareth, de geboorteplats van Jesus Christus. Een aantal dagen geleden had hij daar enige tijd doorgebracht gedurende de tocht van Jerusalem naar Haifa. Jerusalem lag ongeveer honderd kilometer zuid van Nazareth. Het was ongeveer twee weken geleden dat hij Jerusalem had verlaten. De reis was langzaam gegaan omdat Kapitein Arentsen bij verschillende plaatsen besprekingen moest voeren met mannen die kennelijk contacten onderhielden met sommige strijdkrachten en handelsposten. Tussen Jerusalem en Nazareth brachten ze vaak de nachten door in tenten die behoorden tot de lokale strijdkrachten. In een van deze tenten had hij zijn monniken kleding moeten inruilen tegen scheepskleding dat werd gedragen op de Dwaalster, het oorlogsschip van Kapitein Arentsen. Gedurende de tocht had hij uren lang op een kameel moeten zitten waardoor zijn achterwerk nu bijzonder gevoelig was geworden. Kapitein Arentsen en zijn Tweede Officier hadden gebruik gemaakt van paarden afkomstig  uit een stal van een vesting bij Haifa. De rest van het gezlschap, bestaande uit wat lokale strijders en hijzelf, moesten gebruik maken van kamelen. In Nazareth heeft hij urenlang in een soort kerk opgesloten gezeten, onder toezicht van een oude prediker, terwijl Kapitein Arentsen zich de stad in had begeven. De oude prediker was niet zo heel erg mededeelzaam maar had hem wel wat eten en drinken gegeven en bleef hem vaak curieus aankijken. Hij mocht daar wat geschriften lezen en ook de tuin in gaan dat was omgeven door een hoge stenen muur. Van de prediker had hij een boekje meegekregen waarmede hij de Franse taal kon perfectioneren. Het schip waarop hij zich bevond was een tweemaster en ongeveer tweeendertig meter lang. Het was een patrouilleschip en lichter dan de meeste oorlogsschepen. Omdat het schip niet zo groot was kon het in minder diep water varen. Gedurende de paar dagen dat hij zich nu aan boord van het schip bevond had hij gezien dat het schip nogal veel zeil kon voeren. Toen het windstil weer was waren de zeilen uitgehangen om goed te kunnen drogen en ook waren er reparaties aan het zeil en de ophanging verricht. Hij had gezien dat de bemanning goed geoefend was met het bedienen van de zeilen. Twee potige deksurveillanten, met luide en harde stemmen, gaven leiding aan de bemanning terwijl ze de zeilen bediende. De bemanning leek op een stel behendige apen zoals ze de masten van het schip inklommen. Aan de voor- en achterkant van het schip waren twee kanonnen geplaatst. Ook aan de zijkanten waren twee verplaatsbare kanonnen verplaatst. De kanonnen konden worden afgedekt met een soort houtwerk zodat ze op die manier werden gecamoufleerd en beschermd tegen neerslag en zeewater. Adrien, de jongste van de bemanning maar enkele jaren ouder dan Johannes, had nogal wat belangstelling getoond voor hem. Verschillende keren was hij gesprekken begonnen met Johannes en op trotse manier hem nogal wat wetenswaardigheden verteld over het schip. Zo had hij gezegd dat het schip heel erg wendbaar was en ook snel kon varen. De bemanning was goed geoefend in het zo snel mogelijk bedienen van de zeilen. Hij had gezegd dat de zeilen binnen een paar minuten konden worden verzet. Als er tijd voor was werd er elke dag twee uur geoefend in het verzetten van de zeilen. Dat was hard werken had hij gezegd. Het schip werd gestuurd door twee deskundige stuurmannen maar de twee deksurveillanten en een aantal andere manschappen konden dat ook wel als het nodig was. Zij ontvingen de stuuropdrachten van de Tweede Officier of de Kapitein. De Tweede Officier deed meestal de navigatie en hij was verantwoordelijk voor de uitvoering van de commando's van de Kapitein. Er was ook een scheepsdokter aan boord van het schip. Hij werd door de bemanning met 'doc' aangesproken en het was zijn gewoonte om elke dag rondes over en door het schip te lopen. Hij inspecteerde ook de keuken. Soms hield hij praatjes met de bemanning. Hij was ook een soort geestelijke verzorger. Adrien had gezegd dat hij heel vaak naar de cabine van de Kapitein ging en daar vaak enige tijd verbleef. Hij had een cabine naast die van de Kapitein. Adrien zat vaak in het kraaiennest (uitzichtpunt in de mast). Ook Lucas zat vaak in het kraaiennest. Lucas had ongeveer dezelfde leeftijd als Adrien. In het schip had Johannes een kleine ruimte toegewezen gekregen in de vrachtruimte van het schip. Daar was een hangmat waarin hij kon slapen. Wegens zijn leeftijd mocht hij niet in de manschappenruimte slapen. Het schip werd bemand door twintig man. Er waren een aantal ruwe zeemannen bij die zich nu vermaakten in de stad Haifa. Morgenochtend zouden ze terugkeren in de sloepen en daarna zou het schip meteen vertrekken met als omkeerbestemming een land dat Adrien "Le Pays Bas" had genoemd. Adrien had Johannes een tegeltje laten zien waarop een afbeelding was geschilderd van een ooievaar met een slang in zijn bek. "Ooievaar met slang," constateerde Johannes, "en wat heeft dat te betekenen?" Adrien had toen gezegd dat het stond voor Die Haghe, een vesting in Le Pays Bas. Hij had verteld dat de slang stond voor de vrouw van een graaf die haar zoon zoveel mogelijk weghield van die graaf en het een zodanige opvoeding had gegeven dat hij zich zeer vijandelijk had opgesteld tegen zijn vader. Die vrouw zou ook een soort medische sabotage hebben laten toepassen op de graaf, door stoffen in zijn eten te laten doen, waardoor hij niet meer zichzelf  was, steeds meer in  geestelijke verwarring raakte en zijn hele nalatenschap had overgelaten aan zijn enigste zoon die zijn vader was gaan haten. Op zijn doodsbed had de vrouw tegen de graaf gezegd dat zijn zoon niet van hem was maar van een rivaal van hem, en had op die manier psychologische sadisme op hem toegepast net voor zijn dood. De zoon van de graaf had vervolgens alles afgebroken dat de graaf had opgebouwd en was vervolgens met zijn moeder en het geld naar een ander land vertrokken. Adrien had gezeg dat die vrouw wel een heks zal zijn geweest omdat zij vuurrood haar had.
Johannes had de opdracht gekregen om wacht te houden aan boord van het schip. Twee mannen van de bemanning waren ook aan boord gebleven en waren bewapend. Zij lagen nu onderin te slapen. Als er iets aan de hand was moest Johannes de scheepsbel luiden.
Terwijl Johannes over de baai uitkeek zag hij de sloep naderen waarin de Kapitein en de Tweede Officier stonden. De Kapitein en de Tweede Officier droegen altijd militaire uniformen omdat zij vlaggenvertoon moesten doen in de havens en als zij andere schepen aanspraken. De rest van de bemanning droegen overhemden en broeken van een taaie grijsachtige stof. De twee deksurveillanten waren goed herkenbaar door brede rode banden die ze om hun bovenarmen droegen. De kannonniers droegen zwarte leren banden schuin over hun bovenlichamen. Johannes moest een zwarte sjaal om zijn nek dragen. Dat was hem toegeworpen door de Tweede Officier in de woestijn gedurende een soort zandstorm. "Op het schip draag je het om je nek. Dan kan ik je beter herkennen," had hij gezegd. Iedereen van de bemanning droeg een ketting om zijn nek met daaraan een metalen plaatje met de naam van het schip erop en zijn ook eigen naam. De eigen naam was erin geslagen door de scheepstimmerman.  De sloep werd voortgestuwd door twee roeiers van de bemanning. Over een paar uur zou het donker worden en zou iemand anders de wacht overnemen.

Kapitein Arentsen klom als eerste aan boord gevolgd door de Tweede Officier. Zij hadden allebei hun vertrekken onder de brug van het schip. Kapitein Arentsen was een wat oudere man met een grote snor, een rondachtig gezicht dat er altijd ernstig uitzicht. Hij was enigzins gezet en korter dan de Tweede Officier. Volgens Adrien ging hij vaak enkele maanden per jaar naar zee maar had heel veel ervaring. Meestal ging hij dan naar de Levant waar hij enkele weken verbleef. De Levant was een gebied direct ten oosten van de Middellandse zee. Het was een soort ontmoetingsgebied tussen allerlei landen waar volop handel wordt bedreven. Gedurende de rest van het jaar was hij een commandant van bijzondere strijdkrachten van Le Pays Bas. Ook had Kapitein Arentsen vaak rendez-vous met andere schepen op weg naar en van de Levant. Soms ging hij met een sloep aan boord van die andere schepen om besprekingen te houden.
"Hoe lang sta je hier al?" vroeg de Kapitein toen hij aan boord stapte.
"De hele dag," antwoordde Johannes.
"Neem hem mee naar je cabine en vertel hem wat er van hem wordt verwacht," zei de Kapitein toen tegen de Tweede Officier.

De Tweede Officier was een jonge man met lang zwart haar dat hij vaak met een rode lint achter zijn hoofd samengebonden hield. Hij had een dunne smalle snor op een strak en streng gezicht met smalle lippen. Hij lachte zelden maar soms vertrok zijn gezicht naar iets dat op een cynische glimlach leek. Hij heette Anthony de Wilde maar Johannes moest "Tweede" tegen hem zeggen. De Wilde was mee geweest gedurende de tocht van Jerusalem naar Haifa en had Johannes vele uren uitgehoord over zijn vaardigheden en levensloop. Hij had goedkeurend geknikt toen Johannes hem had verteld over zijn vaardigheden die hij in het klooster had geleerd. Johannes had hem verteld dat hij goed kon lezen en schrijven in de Latijnse, de Franse en Engelse talen. Mooischrift, dat werd toegepast in manuscripten en bijzondere documenten, beheerste hij ook. Daarnaast had hij ook onderricht ontvangen in allerlei ander vakken zoals tekenen, rekenen, natuurkunde, aardrijkskunde, geschiedenis, enz. Hij had de Tweede Officier ook verteld dat hij zichzelf de helft van de tijd in het klooster ook had beziggehouden met  handvaardigheden en allerlei werkzaamheden en karweitjes. Hij had ook te kennen gegeven dat het leven in de klooster streng en gedisciplineerd was waarbij er lange dagen werden gemaakt. De Tweede had hem ook uitgehoord over zijn familie en vooral over zijn overleden vader maar Johannes had hem verteld dat hij zich daar niets van kon herinneren en dat hij geen familie had. Hij had ook duidelijk gemaakt dat zijn verblijf in het klooster geen doelstelling had maar dat hij daar was gedeponeerd nadat hij wees was geworden.
"Aan boord van dit schip wordt jij 'Scheeps Assist,' " zei de Tweede Officier tegen hem. "Dat betekent dat jij niet op een normale manier wordt ingedeeld bij de bemanning maar dat jij dag en nacht onder mijn persoonlijke leiding komt te staan. Van mij ontvang jij allerlei bijzondere opdrachten en ik verwacht dat jij alles dat jij in het klooster hebt geleerd zo goed mogelijk zal toepassen aan boord van het schip. De belangrijkste opdracht die jij van mij krijgt is dat jij een dagboek gaat schrijven dat ik elke avond ga lezen en elke ochtend ga ik je vertellen waar je bijzonder goed op moet letten. Met andere woorden jij zal goed je ogen moeten gebruiken en vooral moeten letten op ongewone gebeurtennissen. Door mijn begeleiding  zal je dagboek geleidelijk aan steeds professioneler moeten worden. Doe dat zo goed mogelijk. Gebruik mooischrift om het te verfraaien. Als je dat zo goed mogelijk doet kan je rekenen op extra bescherming van mij. De bemanning bestaat uit nogal wat ruwe zeemannen die er vaak bijzondere omgangsvormen op na kunnen houden wanneer het om nieuwelingen gaat die ze niet lusten. "
Door de ondertoon waarmee dat gezegd werd begreep Johannes meteen dat het een soort dreigement was. De Wilde droeg altijd een lange zwaard bij zich met een goudkleurig handvat.
"Als ik deze zwaard trek wil het graag bloed zien," zei hij tegen Johannes. "Ga nu maar wat eten en daarna slapen en kom aan dek bij het luiden van de scheepsbel. Behalve het bijhouden van je dagboek ga je ook allerlei andere karweitjes doen die ik je dagelijks aanwijs. De deksurveillant, Grote Bram, zal je wegwijs maken voor wat betreft de dagelijkse routine aan boord van het schip. We zullen wel zien wat je waard bent en hoe je toekomst eruit gaat zien. Overigens beginnen we de komende dagen met wat eenvoudige oefeningen met de zwaard. Dat doe je onder mijn persoonlijke leiding. Je kan daar niet vroeg genoeg mee beginnen."
"Als die Tweede zijn uniform uitdoet en ruwe kleding aantrekt zou hij best wel als piraat  door kunnen gaan," dacht Johannes toen hij naar zijn vertrek liep.

************

Het was ongeveer twee dagen na het verlaten van de haven van Haifa. Johannes zat in de cabine van de Tweede Officier, te wachten op zijn komst. De eerste dag had Johannes nogal wat last gehad van zeeziekte maar dat was geleidelijk aan overgegaan. Het was steeds mooi weer geweest met een matige zuidelijke wind. De Dwaalster had een goede vaart behouden met niet al te veel zeil. Bij matige wind kon het schip een  vaart van twaalf knopen behalen als er meer zeil stond, had Adrien gezegd. Bij het verlaten van Haifa moest er gedurend de avond worden weggevaren wegens de aflandige wind. Ook was dat beter wegens tactische redenen. Er waren nogal wat landen die oorlog tegen elkaar voerden en daarom was het beter dat het niet te veel opviel dat er werd weggevaren. Vandaag had de Dwaalster een rendez-vous gehad met een ander schip dat hij zo goed mogelijk had opgeschreven. Toen de Tweede Officier binnenkwam legde hij het dagboek van Johannes op tafel en zei
"Wat er vandaag is gebeurd heb je verkeerd opgeschreven. Dat andere schip heeft mij niet ingehaald. Ik heb het dichterbij laten komen omdat het steeds dezelfde afstand hield en ik tot de conclusie was gekomen dat het mij aan het achtervolgen was. Als ik door de telescoop kan zien dat het zeer waarschijnlijk niet een vijandelijk schip is, is dat niet zo'n probleem. Het schip toonde een vlag met een rode kruis. Normaal loopt dit schip weg omdat het een patrouilleschip is en wij lokken geen vuurcontact uit. We doen alleen maar aan zelfbescherming. Ik kon niet weglopen omdat er voor mij vijandelijke schepen voerden en afslaan wilde ik ook niet omdat het niet mijn gewoonte is om de plannen duidelijk te maken. Het plan was om stuurboord af te gaan, om wat eilanden heen, en door een gebied dat niet mee doet aan de oorlog. Daarom heb ik het voorbij laten gaan nadat er met de vlaggen was geseind. Ik vond dat het schip te veel belangstelling voor mij toonde. Het hield zijn snelheid te veel in. Er is nog wat. Elke ochtend meldt jij je bij mij in mijn cabine en laat ik je op de kaart zien waar we zijn. Je kletst daar met niemand over en als je dat wel doet dan zal je wensen dat je nooit geboren was. Morgen ga je met Adrien in de kraaiennest staan. Daar moet je maar ook aan wennen."
"Waar gaan we toe?" vroeg Johannes.
"Over enkele weken moeten we in Athina zijn waar we dan ongeveer een week blijven en daarna gaan we verder varen. Voor die tijd varen we wat rond hier en zullen we enkele havens bezoeken Waar we dan naar toe gaan ga ik je nu niet vertellen. Dat kan slecht zijn voor je gezondheid," zei de Tweede Officier bruusk. "De komende dagen varen we door een eilandengebied omdat de Kapitein wil zien hoe de scheepvaart in dat gebied eruit ziet. Je krijgt een telescoop van me mee en ik wil dat jij zo goed mogelijk je ogen gebruikt en voor mij opschrijft welke vlaggen je op de schepen ziet die wij tegenkomen. Dat doe je elke keer als Adrien een schip aan mij meldt. We zien elkaar morgen weer. Nu ga je slapen."
************

Het was enkele weken na het vertrek van de Dwaalster uit Haifa. Het schip had verschillende havens aangedaan in de Levant en had zich bezig gehouden met patrouilletochten. Na het vertrek uit de haven van Haifa moest Johannes een leren riem om zijn middel dragen met een soort tasje eraan. Het was hem uitgereikt door de Tweede Officier. In het tasje was een scherp zakmes opgeborgen,  schrijf materiaal ten behoeve van de aantekeningen die hij dagelijks moest maken en de sleutels van zijn onderkomen en zijn opbergkist. Ook moest hij de geschreven opdrachten van de Tweede Officier daarin opbergen. Er zat nu ook een lijst in met boodschappen die hij aan wal mopest doen. Johannes zat nu aan wal, in de ochtendzon, op een houten kist, wat carabijnen schoon te maken. Hij moest twintig karabijnen schoonmaken "Dat moet je ook maar leren," had de Tweede Officier tegen hem gezegd. De avond daarvoor had de deksurveillant, Grote Bram, hem laten zien hoe hij dat moest. Het schip lag aangemeerd tegen een soort stevige houten stijger in een langgerekte inham (Peiraias) enkele kilometers van Athina vandaan. Ze waren gisteren avond aangekomen met een zwakke zuidelijke wind. Door alleen gebruik te maken van het voorzeil had de Tweede Officier op een heel handige manier het schip de inham ingemanoeuvreerd Het schip was vervolgens omgedraaid met behulp van de sloepen en tegen de steiger aangelegd.
 "Met aflandige wind kunnen we zo wegvaren," liet de Tweede Officier weten.
Iets verder op lag een bevoorradingsschip waar Johannes later op de dag voorraden moest gaan halen. De afgelopen paar dagen waren ze met een langzame snelheid door het eilanden gebied gevaren. De Tweede Officier toonde zich niet ontevreden over de aantekeningen die Johannes had gemaakt. Hij had een soort schets gemaakt van wat hij allemaal had gezien en zijn waarnemingen uitgezet tegen de zonnestanden. De Tweede Officier had gezegd dat het gebied waar ze nu waren bezet werd door de Turken, maar die namen geen deel aan de oorlogen en hielden zich afzijdig. De Kapitein en de Tweede Officier waren naar Athina afgereisd. Ze hadden paarden gehuurd bij een stal niet zo ver van de aanlegplaats vandaan. Elke dag mocht de helft van de bemanning ook naar Athina gaan maar ze moesten dan wel lopen. De gedachten van Johannes gingen uit naar het gesprek dat hij had overhoord tussen de Kapitein en de Tweede Officier terwijl hij uit hun zicht aan zijn dagboek werkte.
"Wat bent u precies met Johannes van plan?" vroeg de Tweede Officier.
"Dat weet ik nog niet precies. Eerst maar zien wat hij waard is"
"Waarom heeft u hem meegenomen?"
"Naast hetgeen hij allemaal in het klooster heeft geleerd, heeft hij nog wat bijzondere eigenschappen."
"U bedoelt intelligentie?"
"Het heeft niets met intelligentie te maken. Volgens Sacharius, de Hoofdmonnik, beschikt hij over bijzondere communicatieve vaardigheden."
"U bedoelt een soort talent?"
"Zo zou u het kunnen noemen maar volgens Sacharius heeft hij wel vaker zoiets meegemaakt bij bepaalde personen uit sommige nomadische stammen."
"Moet ik ergens op letten in het bijzonder?"
"Neen, niet echt. Houdt hem maar goed bezig met van alles en nog wat. We zien wel hoe het zichzelf ontwikkelt. U, als Tweede Officier, weet wel hoe belangrijk een juiste overdracht van informatie is. Maak het hem ook niet te makkelijk en bekijk goed hoeveel moeite hij ergens voor wilt doen. "
De rest van het gesprek had Johannes niet gehoord want de Kapitein en de Tweede Officier waren vervolgens weggelopen naar hun cabines.
"Als ik de karabijnen heb schoongemaakt ga ik wel de voorraden halen. Dat doe ik wel tegen de avond. Het is nu te warm," dacht Johannes bij zichzelf.
************
Kom binnen," zei ze, toen ze deur tot de bevoorradingsruimte van het schip open deed.
"Dit kan nooit toevallig zijn!" riep Johannes toen hij haar aankeek. Hij herkende meteen Sara, de vrouw die hem had geholpen in de woestijn bij Jerusalem. Zij was nu niet gesluierd en haar zwarte glanzende en golvende haren hingen losjes over haar schouders. Bij het zien van haar gezicht ging er een gevoel van een soort verlangen door hem heen. Het gevoel werd versterkt door de geur dat zij bij zich droeg. Zij droeg een soort satijnachtige zwarte mantel dat losjes om haar heen was geslagen en dat dicht werd gehouden door een centuur van stof dat met een losse knoop om haar middel was vastgezet. Het bovenste gedeelte van de mantel viel iets open waardoor de welvingen van haar borsten net zichtbaar waren.
"Daar zullen we het wel later over hebben," zei ze, "maar nu gaan we eerst kennis maken. Kom maar mee naar mijn cabine dan kan ik je wat te drinken aanbieden."
Haar cabine was eenvoudig ingericht maar op een stijlvolle wijze afgewerkt met donker gelakt hout. Er was een tafel met twee stoelen, een bank, een weggeklapt bed een brede kast en een klein aanrechtje. Het meubilair was gemaakt uit hetzelfde soort hout zodat het geheel een harmonieuse indruk maakte. Een toilet was handig weggewerkt achter een gesloten deur.
"Ga maar op die stoel zitten," bood ze aan, "dan zal ik een bijzonder drankje voor je klaarmaken."
Het drankje was een mengsel van de sappen van verschillende citrusvruchten en het had een bijzondere smaak door de kruiden die ze erin had gedaan. Terwijl hij het leeg dronk kamde zij haar haar voor een spiegel boven het aanrechtje en keek ze hem steeds door de spiegel aan terwijl hij haar vertelde hoe hij de weken, sedert hun eerste ontmoeting,  had doorgebracht. Toen hij het drankje op had liep ze langzaam naar hem toe, zette een kommetje met honing op het tafeltje naast zijn stoel en zette zij zich op zijn schoot terwijl zij haar vinger in het kommetje met honing stak..
"Niet schrikken," zei ze toen hij plotseling verstijfde."Ik ga mijn geest in jouw lichaam zetten. Zuig maar op mijn vinger. Het is liefdeshoning. Jij gaat kennis maken met de liefde wat jij als monnik nooit eerder hebt gedaan. Het is een persoonlijk en bijzonder ritueel van mij."
Nadat hij haar lange vinger met honing in zijn mond had genomen streelde zij zijn tong met haar vinger terwijl  haar mantel van haar afviel. Bij het zien van haar naaktheid ging er een golf van verlangen door zijn hele lichaam. Vervolgens begon ze hem langzaam uit te kleden. De smaak van de honing op zijn tong was zoet en bijzonder; iets dat hij nooit eerder had geproefd.
"Jij bent vast ouder dan zestien jaar," zei ze tegen hem toen ze allebei naakt waren en zij hem had onarmd nadat zij op zijn schoot was gaan zitten. Sara wist onbeschrijfelijke sensaties bij hem op te roepen terwijl ze de liefde met elkaar bedreven; een extra voldaan gevoel ging door hem heen door de extase waarin zij was geraakt terwijl ze hem nog enige tijd stevig bleef omarmen voordat zij langzaam van hem afgleed.
"Wat mij betreft mag je vanavond bij me blijven," gaf ze te kennen terwijl zij zichzelf aankleedde. "Misschien kunnen we het nog een keer over doen."
"Ik heb vanavond wel de tijd; ik blijf wel."
"Schuif de bank dan maar tegen het bed. Dan gaan we samen slapen. Heb je honger?" vroeg ze.
"Het gaat wel."
"Ik maak toch wel iets klaar en dan gaan we eerst iets eten."
"Hoe heb je dat geleerd?" vroeg Johannes toen ze samen in bed lagen. "Volgens mij ben je nog geen twintig."
"Heb ik van mijn broer Asher geleerd. Mijn broer en ik hebben een heel bijzondere band met elkaar. Mijn vader moest vaak weg en mijn broer en ik waren heel vaak alleen met elkaar. Gedurende een nacht in de woestijn zijn we bij elkaar gaan liggen toen het heel koud was. We hebben toen in elkaars armen gelegen om warm te blijven en de gevoelens die door ons heen gingen waren gewoon onweerstaanbaar. Als je daarover kletst laat ik je vermoorden."
"Ik zal zwijgen als het graf, maar toch kan zoiets niet tussen broer en zus."
"Dat is zo; ik zal nooit kunnen uitleggen wat er allemaal door ons heen ging terwijl wij bij elkaar lagen, maar het ging allemaal van zelf Ik heb geen last van mijn geweten en hij ook niet; het blijft ons geheim.".
"Waarom heb je dat met mij gedaan?" vroeg Johannes.
"Jij gaat mijn geest meenemen en jij moet goede herinneringen van ons meenemen."
"Waarom moet ik goede herinneringen meenemen?"
"Iedereen moet keuzes in zijn leven maken. Soms belangrijke en soms minder belangrijke. Als het erop aankomt gaan ook herinneringen een rol spelen. Als het spannend wordt met jouw zeeavonturen zal je misschien aan mij denken en extra je best doen. Beloof je dat?"
Hij keek haar even nieuwsgierig aan. "Dat beloof ik."
"Die honing had een zeer bijzondere smaak."
"Ook een speciaal recept van mij. Ik heb het op je tong gesmeerd zodat je het op de juiste manier voor mij gaat gebruiken."
"Heb je geen vriend die je gezelschap kan houden?"
"Die had ik wel maar hij moest weg. Hij was een soort avonturier op wie ik smoor verliefd was. Zijn inkomen was nogal onzeker. Soms had hij geld maar heel vaak niet. Als hij geen geld had zorgde ik wel voor hem. Mijn vader heeft echter tegen mij gezegd dat, als ik het niet met hem zou uitmaken, hij mij zou onterfen."
"Wat kan jouw dat schelen?" vroeg Johannes. "Je was toch smoor verliefd op hem?"
"Ik kan niet van de liefde alleen leven," antwoordde ze bits. "Wij zijn een nomadisch volk en zonder geld zijn wij kansloos. Bij ons is het de gewoonte dat de man  de vrouw beschermt als hij langere tijd iets met haar heeft en dat gaat het beste met geld."
"Zoiets als de betaalde liefde," merkte Johannes op.
Sara keek hem beschuldigend aan. "Dat is onzin, en wat weet jij van de betaalde liefde?"
"Oh, binnen de kloostermuren worden ze echt wel geinformeerd over wat daarbuiten gebeurt."
"De betaalde liefde is iets heel anders," zei Sara. "Dat is handel. De vrouw biedt zichzelf aan tegen vergoeding. Als ze het goed doet en daarbij goed toneel speelt kan zij zich ook heel tederlijk gedragen. Zij doet het meestal met een man die zichzelf aanbiedt en die genoeg betaalt. Vaak is zij niet zo kritisch met wie ze het doet. Meestal is zij gedwongen om zoiets te doen omdat zij geen andere inkomen heeft of omdat er geen man is die voor haar zorgt."
"Zou jij dat kunnen?"
"Laat ik daar maar geen antwoord op geven. Ik denk dat, als je gedwongen wordt, je dan niet jezelf bent. Je bent dan eigenlijk een ander persoon."
"De Hoofdmonnik kende een rijke vrouw die omgang had met meerdere mannen, maar die niet wilde trouwen en ook geen kinderen wilde."
"Ik kan mij daar wel iets bij voorstellen. Het zal wel een zeer gewilde vrouw zijn geweest die van mannen hield, er van genoot, en wegens haar bijzondere aantrekkingskracht haar eigen keuzes kon maken en een hoge vergoeding kon afdwingen. Overigens hoeft de tegenprestatie van de man in zo'n geval niet altijd geld te zijn maar kan het ook invloed zijn. Zoiets als Cleopatra bijvoorbeeld."
"Dat is ook handel."
"Dat wel, of vergoeding in natura als de man een bijzondere prestatie heeft verricht. Zo'n vrouw bevindt zich meestal in een bevoorrechte positie en geniet liever de bescherming van meerdere mannen dan van een man alleen. Je zou kunnen zeggen een soort mannenharem waarbij verschillende mannen haar beschermen. Bij de bijen heb je zoiets. De koningin bij legt haar eitjes waarna verschillende mannen de eitjes bevruchten. Verschillende soldaten-bijen beschermen haar."
"Ben je tevreden met een nomadisch bestaan?" vroeg Johannes.
"Ik heb nooit iets anders gekend. Er zijn ook volkeren die proberen van het land te leven maar dan hebben ze wel geld nodig als ze dingen willen hebben die ze niet van hun land kunnen krijgen of maken. Het voordeel van een nomadisch bestaan is dat je niet zo afhankelijk bent van lokale gewoontes. Je ontdekt ook vaak schaarsten bij andere volken en dan kan je proberen om daarin te voorzien door middel van de handel. Maar nogmaals, zonder geld ben je kansloos."            
"Wat er gebeurd is in de woestijn was allemaal in scene gezet," vertelde ze hem vervolgens. "Mijn vader heeft mij verteld dat de Hoofdmonnik wilde dat jij het klooster uit ging omdat de andere monniken jouw te jong vonden en omdat zij zich nooit zo op hun gemak voelden als jij in de buurt was. Mijn vader wist ook dat jouw schip hier een week zou aanleggen en hij had een afspraak gemaakt met jouw kapitein dat ze hier een ontmoeting zouden hebben. Mijn vader had ook tegen mij gezegd dat hij vond dat ik jouw gezelschap moest aanbieden omdat jij het leven buiten een klooster niet gewend zou zijn. Hij zei ook dat jij na jouw zeeavonturen weer terug zou keren naar Jerusalem en dat jij dan bij ons mag komen logeren. Hij zei ook dat hij wilde dat jij goede herinneringen aan ons zou hebben."
"Waarom maakt hij zich dan zoveel zorgen over mij?" vroeg Johannes.
"Ik denk dat hij jouw vader had gekend in zijn jongere jaren maar veel weet ik daar niet van, maar ik ben de dochter van mijn vader en ik weet dat hij een behoorlijke mensenkennis heeft. Weet jij wel zeker dat jij zestien bent?"
"De monniken hebben dat steeds tegen mij gezegd dus zal dat wel waar zijn."
"Dat is zo," zei ze. "Monniken mogen geen onwaarheden vertellen."
"Je hebt me nog niet verteld wat je familienaam is," vroeg hij.
"Dajan, maar niet verder vertellen."
"Hoe lang blijven jullie hier?"
"Als jullie weg gaan varen wij terug naar Haifa en daarna gaan we naar Jerusalem. Asher moet met de Caritas mee"
"De Caritas? Wat is dat?"
"Dat is een handelsschip."
"Als ik terugkom, trouw ik met je," stelde Johannes voor.
"Dat zien we dan wel weer," antwoordde zij.
"Draag je altijd een sluier en hoofddoek?"
"Meestal wel. Het is een gewoonte dat met bijgeloof te maken heeft. De vrouwen geloven in het 'boze oog'. Zo dekken ze ook hun kinderen af als een man te vriendelijk naar ze kijkt. Het heeft ook praktische redenen. Het beschermt het haar en het gezicht tegen stuifzand en beschermt het hoofd ook tegen de felle zon. De felle zon in de woestijn kan ook schadelijk zijn voor de ogen als je daar niet aan gewend bent.'
************
"Wat is dit voor een schip?" vroeg Johannes de volgende ochtend terwijl hij naar een modelschip keek dat tegen de muur van de cabine was vastgezet. Het had een blauwzwarte spiegel. Het had een opvallende zwarte opbouw dat iets meer naar voren strekte dan gewoonlijk. Daarop rustte een zware donker bruine balk dat als hefboom moest dienen.
"Het is een model van de Caritas, het schip waar Asher vaak op vaart."
"Er is geen vlag op."
"Oh dat zal wel. Zoveel verstand heb ik daar niet van maar het vaart voor verschillende landen. Misschien dat het elke keer een andere vlag voert. Asher is meer een avonturier en ik denk dat vlaggen niet zo veel voor hem betekenen. Als het model ooit een vlag had dan zal hij het wel eraf hebben gehaald. Hij zal er ook niet zoveel problemen mee hebben om even een bepaalde vlag op het schip te zetten als dat goed is voor de handel."
"Ik kan mij daar ook wel iets bij voorstellen," merkte Johannes laconiek op.
"Kom je morgenavond weer bij me eten?"
"Dat kan niet want dan moet ik wachtlopen. Overmorgen kan wel."
************
Twee weken geleden was de Dwaalster weggevaren uit de haven bij Athina. Bij het vertrek had de Tweede Officier aan Johannes gevraagd waarom hij de stad van Anthina niet was ingeweest nadat hij zijn dagboek had gelezen. Johannes had hem toen verteld dat hij liever in de buurt van het schip wilde blijven en dat hij een paar keer had gegeten aan boord van het bevoorradingsschip omdat hij Sara kende van Jerusalem en omdat haar vader zijn overleden vader had gekend.
"Misschien is dat maar goed ook," had de Tweede Officier gezegd, "zoveel ervaring heb je niet. Leer het schip en de mannen maar eerst goed kennen. Op de terugweg kan je nog altijd die stad bekijken. Voordat we terugvaren naar Haifa gaan we meestal even langs dat gebied. De stad is de moeit waard." De Tweede Officier had hem ook gevraagd waar hij was geweest de avond voor het vertrek van de Dwaalster vanuit Peiraias. Johannes had hem verteld dat hij aan boord van het bevoorradingsschip had geslapen. De eerste officier had hem toen enige tijd indringend aangekeken. "Ik zal mij maar niet te veel met jouw zaken bemoeien, als je maar niet je plichten aan boord van dit schip verzaakt en als je maar geen dwaze dingen doet. Overigens heeft de Kapitein de rekening van de boodschappen betaald. Normaal doe ik dat. Je moet hem maar voorzichtig vragen hoeveel dat was en het bedrag noteren in het logboek. Bekijk de rekening maar goed. Het kan geen kwaad als je een juist gevoel krijgt van prijzen.  Vanaf nu af aan ontvang je een dagelijks soldij dat door mij wordt bewaard en dat zal worden uitgekeerd elke keer als het schip ergens aanlegt. Laat je niet verleiden om met de manschappen te gokken want voordat je het weet ben je alles kwijt. Dus blijf liever uit hun buurt."
Bij het wegvaren van de steiger dacht Johannes dat hij een soort sarcastische uitdrukking op het gezicht van de Tweede Officier had gezien, maar misschien had hij zich dat verbeeld. Even daarna was de Tweede Officier heel even naast hem gaan staan en vroeg hem of hij in de klooster altijd zijn eigen weg was gegaan.
"Daar is niets op tegen," had hij toen gezegd nadat Johannes bevestigend had beantwoord. "Ontdekkingen doe ik liever altijd alleen."
Gedurende deze overpeinzingen was Johannes bezig de scheur in een zeil te reparen met naald en draad. Er stond weinig wind vanuit het zuiden en er stond weinig golfslag. De nodige aanwijzingen had hij gekregen van de deksurveillant Grote Bram. Grote Bram moest hem wegwijs maken bij de bediening van de zeilen en welke instructies er werden gegeven aan de bemanning. De andere deksurveillant werd Grote Kees genoemd. Hij hield vaak oefeningen met de manschappen bij het bedienen van de kanonnen, de karabijnen en de zwaarden. Meestal ging het daarbij om de snelle verplaatsing van de kanonnen langs het dek en richtoefeningen. Grote Kees had tegen hem gezegd dat hij goed moest kijken hoe dat gebeurde. Af en toe werden er ook oefenschoten gelost op houten kisten die ze in het water gooiden terwijl ze met verschillende manoeuvers er omheen vaarden. Er werd geoefend met de boeg-, de boord-, en de spiegelkannonnen. Enkele keren had Grote Kees, de tweede deksurveillant, hem apart geroepen en hem verteld hoe hij met de karabijnen moest omgaan en hoe te richten. Daarbij moest hij geregeld schoten afvuren om het juiste gevoel te krijgen. Het hanteren van de zwaard leerde hij van de Tweede Officier.

Plotseling kwam er een roep vanuit het kraaiennest waarin Adrien op de uitkijk stond. Ze werden achtervolgd door een schip dat net over de horizon zichtbaar was. De Dwaalster voerde maar de helft van de zeilen omdat het met een langzame patrouille bezig was. Zo te zien had het schip op de horizon alle zeilen gehezen.
"Laat het schip maar iets dichterbij komen totdat we kunnen zien wat voor een schip het is en dan lopen we weg," beval de Tweed Officier."Wat voor een vlag laat het schip zien?"
"Een zwartrode vlag!"
"Die vlag ken ik niet. Het kan best wel een piraat zijn. Ga nu maar tien graden bakboord uit! Zet maar de rode vlaggen uit Grote Bram. "
De stuurman reageerde meteen. Het was een zuidelijke wind en het schip ging moeiteloos naar bakboord. De achtervolger stuurde mee en kwam iets dichterbij. Aan boord van het schip hebben de rode vlaggen een bijzondere operationele betekenis. De bemanning weet dan dat ze extra waakzaam moeten zijn. Bij het schieten en zwaar weer (of een zwaar weer voorspelling) worden ze ook uitgezet. Ze worden op vershillende lokaties van het schip uitgezet.
"Zet de twee kluivers bij en weer tien graden naar bakboord!"
Weer stuurde de achtervolger mee maar kwam nauwelijks dichterbij.
"We zetten haar bakboord aan de wind en dan lopen we wat makkelijker weg. Als het echt moet kunnen we haar met een grote bocht achter de piraat aan zetten en de kanonnen laten spreken. Door de wind  naar bakboord en de zeilen strak aan! Koers zetten op de zeilen!"
Het schip helde gewillig naar bakboord na de overstag manoeuver. De schijnbare wind blies constant en fris over het dek terwijl de stuurman het schip deskundig zo scherp mogelijk aan de wind hield met een flinke boeggolf terwijl de boeg iets omhoog werd getrokken door de kluivers."
"Zo houden! We lopen nu prima weg zonder vol zeil. Daarom houd ik van dit schip. Prima aan de wind. We houden het op bakboord omdat ze ons achtervolgt. Over een half uur moeten we goed buiten zicht zijn en dan we gaan we overstag naar stuurboord en teruge terug naar de oorspronkelijke stuurboord koers. Laat de kluivers dan maar weer weghalen." De stuurman knikte instemmend.
Kapitein Arentsen verscheen aan dek "Wat was dat voor een schip?"
"Ik denk een piraat," antwoordde de Tweede Officier.
"We lopen in ieder geval goed weg," constateerde de Kapitein.
"Het schip heeft prima zeileigenschappen," zei de Tweede Officier, "maar dat heeft alles te maken met de vorm van de romp, het gewicht, het zwaartepunt, de plaatsing van de masten, de luchtweerstand, verdeling van de vrachten om zomaar's wat te noemen."
"Ik weet wel wanneer ik niet meer nodig ben," antwoordde de Kapitein sarcastisch en trok zich weer terug.
"Niemand kan zo goed het weer voorspellen als u," riep de Tweede hem toe terwijl hij wegliep.
************
De scheepsdokter, wiens ware naam Petrus Claudius was, maar door iedereen "de doc" werd genoemd, had de gewoonte om iedereen van de bemanning om de zoveel tijd bij zich te roepen ten behoeve van medisch toezicht. Het was dan de gewoonte om met iedereen een gesprek aan te gaan zodat hij zich een beeld kon vormen van de geestelijke toestand van een ieder en van de stemming aan boord van het schip. Een van zijn taken was om de Kapitein te informeren met betrekking tot de stemming en het moreel aan boord van het schip en zonodig voorstellen te doen voor verbetering. Bij het aangaan van zulke gesprekken moest hij betrokkenen verzekeren dat de gesprekken vertrouwelijk waren en dat de gegeven informatie niet zodanig zou worden gebruikt of geopenbaard dat de persoon die het gegeven had daardoor zou kunnen worden benadeeld door wie dan ook. De doc was een wat oudere man met een scherp gezicht. Hij had een lange neus dat enigzins gekromd was. Hij had enigzins grijs haar dat losjes om zijn hoofd hing tot net over zijn oren. Hoewel hij niet overdreven vriendelijk was wist hij het vertrouwen van de meeste bemanningsleden in te winnen door zijn manier van spreken. Op zijn bureau droeg hij een overhemd dat afweek van die van de normale bemanning doordat het een bredere kraag had en diepe borstzakken waarin hij diverse medische attributen kon stoppen. Op de punten van zijn kraag droeg hij twee goudachtige insignes die aangaven dat hij scheepsarts was. Om zijn nek droeg hij een goudachtige ketting met daaraan bevestigd een horloge dat was weggestopt in een van zijn borstzakken. Als hij over het schip liep droeg hij een lange zwarte katoenachtige jas met daarop de insignes en twee diepe zakken, ook ten behoeve van diverse medische attributen. Bij koud weer droeg hij een dikke leren jas. Hij liep altijd met een wandelstok wegens een lichte hink dat hij had overgehouden van een oude verwonding. Hij droeg vaak een zwarte hoed van vilt dat hij kon vastzetten als het hard waaide.
Johannes zat voor het bureau van de scheepsarts omdat hij daar door de doc was ontboden voor een medisch onderzoek en een gesprek. Hij was onderzocht en wachtte nu het gesprek af.
"Hoe komt u aan het lidteken op uw hoofd?" vroeg de doc nadat hij wat aangtekeningen had gemaakt.
"Het paard van Kapitein Arentsen heeft mij in de woestijn bewusteloos getrapt. Kapitein Arentsen heeft de wond in zijn tent dichtgeplakt."
"Verder mankeert u niets," vervolgde de doc, "maar volgens mij bent u ouder dan zestien zoals het staat in uw papieren. Hoe oud was u toen u in het klooster werd gezet?"
"Dat weet ik niet en ik kan mij daar niets van herinneren."
"Het zal mij niets verbazen als die monniken toen met nul zijn begonnen maar zo belangrijk is dat nu ook weer niet. Ik ga u nu wat vragen stellen waar u geen enkele conclusie uit moet trekken. Ik doe dat met uw belang voor ogen en omdat het ook mijn taak is om voor mijzelf een idee te vormen met betrekking tot de stemmingen aan boord van het schip en het moreel te kunnen vaststellen. Het gesprek wordt door mij als vertrouwelijk behandeld en niets zal door mij aan de Kapitein of anderen worden gemeld dat u zou kunnen benadelen. Gaat u daarmede accoord?"
"Ja, ik ga daarmede accoord."
"Goed. Bent u bang voor De Wilde?"
"Neen, dat niet. Hoezo?"
"U maakt steeds een te gespannen indruk."
"Ik stel mijzelf altijd weerbaar op. Ik zie daar niets verkeerds in. Zijn daar problemen mee? "
"Oh, ik denk dat De Wilde daar beslist geen problemen mee zal hebben maar de rest van de bemanning is daar te gevoelig voor. Ik heb begrepen dat u zich nogal afstandelijk van hem opstelt en ook van de bemanning."
"Ik ben gewend om mijn eigen weg te gaan. Dat was ook zo in het klooster. Ik ben voorzichtig voor wat betreft mijn omgang met hem. Hij stelt zich gesloten op ten opzichte van mij. Ik denk dat het heel moeilijk is om hem te leren kennen. Ik denk dat hij typisch iemand is die ook niet duidelijk zal laten blijken als hij iemand vijandig gezind is."
"Wat vindt u van zijn instructies en aanwijzingen?"
"Hij is niet makkelijk, en hij is vaak streng. Hij is moeilijk toegankelijk. Hij is terughoudend bij het geven van aanwijzingen en bij de uitvoering van de opdrachten maar is kritisch bij de evaluatie daarna. Soms was hij wel meer toegankelijk bij bepaalde opdrachten maar dat laat hij ook niet zo heel erg duidelijk merken."
"Kunt u iets opvallends aangeven bij uw kennismaking met hem?"
"Op weg van Jerusalem naar Haifa moest er een plaspauze worden gehouden. Ik wilde toen gaan plassen bij een struik waar hij stond. Dat deed ik eigenlijk onbewust en zonder verder na te denken. Hij zei dat ik dat alleen moest doen en wees toen naar een andere struik en zei dat ik het beter daar kon doen."
"Is er daarna iets merkbaar veranderd voor wat betreft zijn houding ten opzichte van u?"
"Zoals ik al heb gezegd, hij is moeilijk leesbaar en hij laat meestal geen emoties blijken. Gedurende een zandstorm wierp hij mij deze zwarte sjaal toe en zei dat ik het aan boord van het schip altijd moest dragen zodat hij mij altijd goed zou kunnen onderscheiden als Scheeps Assist."
"Hoe is uw kennismaking met de bemanning gegaan?"
"Ik krijg steeds verschillende praktijk opdrachten bij verschillende mannen van de bemanning. Vaak komt De Wilde even kijken maar houdt zich dan meestal afstandelijk. Er zijn gedeeltes van de uitvoering waarvan hij zegt dat ik het net zo goed moet kunnen of beter dan de bemanning. Dat betekent dat sommige handelingen vaak herhaald moeten worden. Hij wijst steeds gedeeltes in de boeken aan die ik tot in de puntjes moet kennen."
"Er zullen best wel conflicten zijn geweest tussen u en de bemanning. U bent immers een nieuweling aan boord van het schip."
"Ik besef best wel dat de bemanning aan mij moet wennen en ik aan hun. Er zijn wel wilsconflicten geweest en dan laat ik wel mijn mening horen. Als er geen oplossing is meld ik dat aan De Wilde. Ik verkeer niet in de positie om verantwoordelijkheid over te nemen."
"Heeft u een wilsconflict meegemaakt tussen De Wilde en de bemanning?"
"Zelden. Als er een meningsverschil is neemt hij altijd alle verantwoordelijkheid over. Ik kan mij wel een incident herinneren gedurende het schieten."
"Vertel."
"Gedurende het schieten kwam De Wilde kijken en zag hij dat een schutter op een afwijkende manier schoot. Hij zei toen tegen de toezichthouder dat hij de schutter meteen moest corrigeren. De toezichthouder zei toen dat, als hij dat deed, de schutter mis zou gaan schieten. De Wilde zei toen dat de toezichthouder de naar hem gedelageerde verantwoordelijkheid niet goed had gedragen en dat hij zelf alle verantwoordelijkheid zou overnemen. Hij liet de schutter op dezelfde manier doorschieten gedurende die beurt, maar gaf te kennen dat de schutter en de toezichthouder zich extra moesten gaan inspannen zodat die schutter wel op de juiste manier zou gaan schieten."
"De Wilde had dus toegeven?"
"Neen, zeker niet, maar als die schutter mis was gaan schieten, nadat De Wilde hem had gecorrigeerd, zou er meteen een verkeerde indruk zijn gewekt bij de toeschouwers."
"Heeft De Wilde toekomstplannen met uw besproken?"
"Neen, dat niet. In het begin had hij gezegd dat ik maar moest afwachten wat er gaat gebeuren. Daarna heeft hij een opmerking geplaatst dat mij aan het denken heeft gezet."
"En dat is?"
"Nadat hij met mij het dagboek had besproken zei hij dat ik misschien wel scheepsverteller zou kunnen worden maar dan zou ik net zo veel moeten weten als hij en dat kan wel een paar jaren duren. Die opmerking werd enigzins schertsend geplaatst."
"Wilt u dat?"
"Ik ben bereid om daar moeite voor te doen. Het leven aan boord van het schip is best wel avontuurlijk en afwisselend."
"Waarom zou een scheepsverteller nodig zijn denkt u?"
"Daar heeft De Wilde zich niet verder over uitgelaten. Hij is weinig mededeelzaam, maar ik heb er wel zelf over nagedacht. Hoewel De Wilde over veel kennis beschikt is de hoeveelheid informatie dat wordt overgedragen bij de opdrachten zeer beperkt waardoor de bemanning vaak niet de zinvolheid inziet van sommige opdrachten. Een scheepsverteller vertelt een meer compleet verhaal hetgeen de bemanning op bepaalde gedachten kan zetten en dat kan goed zijn voor de motivatie en voor het moreel, vooral als het gaat om bijzondere patrouilletochten."
"Misschien kunt u mij, als Scheeps Assist, uw mening vertellen over wat volgens u het moeilijkste is bij de functie van Tweede Officier?"
"Omgaan met personeel en overdracht van informatie."
"En wat, denkt u, vindt De Wilde belangrijk als hij u beoordeelt?"
"Hoeveel moeite ik ergens voor wil doen."
De doc bladerde door wat aantekeningen die op zijn bureau lagen en richtte zich vervolgens weer naar Johannes.
"Voor de goede order wil ik nog even uw mening horen over een aantal zaken als u die wilt geven. Ik heb begrepen dat u niet zoveel contact heeft met De Wilde."
"Dat kunt u wel zeggen. Ik houd liever mijn afstand en zo wil De Wilde dat ook. Ik voer alleen de opdrachten uit die hij geeft. Hij kijkt wel altijd kritisch naar de uitvoering."
"Heb ik goed begrepen dat u hem gevoelloos vindt?"
"Op mij maakt hij inderdaad die indruk. Ik heb hem nooit zien lachen en ik heb hem ook nooit echt geemotioneerd gezien. Bij meningsverschillen neemt hij altijd een koele en afstandelijke houding aan en dwingt dan gehoorzaamheid af."
"Het is niet altijd mogelijk om tussen de oren van personen te kijken," zei de doc. "Er kunnen redenen zijn dat sommige personen bewust blijken van emoties zo goed mogelijk willen wegdrukken. De Wilde is gehard door omstandigheden maar daar kan ik niet meer over vertellen."
"Waar ik niets van weet kan ik ook niet over oordelen," reageerde Johannes.
De doc scheen even na te denken en zei vervolgens: "Misschien is het wel zo verstandig als ik een tip van de sluiere oplicht. De Wilde is zeer diep getroffen geweest door een gruwelijke afslachting van geliefden van hem. Ik denk dat hij nu rondloopt met een diep gewortelde drang om af te willen rekenen maar houdt dat zeer goed verborgen. Als hij de kans krijgt is hij in staat om dat op een meedogenloze wijze te doen. Vraag hem mar niet over bijzonderheden als hij zich daar ooit over uitlaat. Heeft u een oordeel over de stemmingen bij de bemanning?"
"Ik heb niets bijzonders te melden en De Wilde heeft zich daar nooit over uitgelaten. Zijn mededelingen over het personeel zijn zeer oppervlakkig. Ik heb wel gemerkt dat hij soms de onderste knoop van zijn zwarte jas openlaat als hij over het schip loop waardoor de fel rode kleur van de voering duidelijk zichtbaar is. Ik denk dat hij dan ontstemd is over iets "
"Waarom denkt u dat?"
"De stuurman was een keer afgeweken van de afgesproken koers omdat de wind plotseling was veranderd. Hij had toen niets aan de Tweede gevraagd of gemeld. Misschien was hij dat vergeten. Ik hoorde Grote Bram aan de stuurman vragen of hij de jas van de Tweede had gezien."
"Een getemde wolf," mommelde de scheepsarts bijna onhoorbaar.
"U zei?"
"Niets, laat maar - wat vindt u van de Kapitein?"
"Ik heb daar weinig contact mee. Ik denk dat hij een wijs man is. Gedurende de tocht van Jerusalem naar Haifa heeft hij even een oppervlakkig gesprek met mij gehouden. Hij reed wel voorop gedurende de tocht terwijl De Wilde zich met de processie bemoeide en zo scherp mogelijk alles in de gaten hield."
"De Kapitein van dit schip laat heel erg veel over aan De Wilde omdat veel van zijn aandacht uitgaat naar andere dingen zoals zaken van staat. U moet zich blijven realiseren dat de Kapitein altijd het laatste woord heeft.  Zo is het wel genoeg," zei de doc terwijl hij zijn aantekeningen opborg in zijn bureau. "U kunt wel gaan tenzij u nog vragen heeft."
"Ik heb geen vragen," zei Johannes terwijl hij opstond om het bureau te verlaten.
"Oh, nog een vraag," riep de doc toen Johannes de deur van het bureau had opengemaakt. "Is er nog iemand die gewaarschuwd moet worden als er iets met u gebeurt?"
"Neen, dat hoeft niet," antwoordde Johannes en sloot vervolgens de deur achter zich.
************    
"Het is ongeveer nog vierhonderd zeemijlen naar de kust van Spanje," zei de Tweede Officier tegen Kapitein Arentsen. " De patrouillegang van dit gedeelte van de zee zal wel ongeveer twee weken gaan duren en misschien nog wel langer als de wind nog meer afneemt."
"Dit soort weer houden we nog wel een paar dagen," merkte Arentsen op "Alle tekenen wijzen daar naar."
"Als Arentsen dat zegt dan zal dat wel zo zijn," dacht de Tweede Officier bij zichzelf. "Arentsen heeft daar nogal wat ervaring mee. Ik vind het eigenlijk prima dat hij zich niet zoveel met de navigatie en de gang van zaken aan boord van het schip bemoeit. Hij heeft het veels te druk met het voorbereiden van allerlei gesprekken met allerlei andere scheepskapiteins en allerlei andere contacten in de verschillende landen. Hij is natuurlijk niet voor niets "Capitaine de la Garde" bij de Stadhouder in Le Pays Bas. Het schijnt dat de Stadhouder hem toch wel wat toevertrouwt bij het voorbereiden en evalueren van krijgsscenario's. Als we Le Pays Bas bereiken wordt het weer enkele maanden uitrusten en dan weer naar zee. Heb ik tenminste weer de tijd om mijn vaardigheden bij de cavalerie op peil te houden. Ik vind het wel prima zo. De helft van mijn tijd bij de cavalerie en de helft van mijn tijd op zee."
Johannes zat aan dek en was bezig zakjes met kruid te vullen. Dat moest heel precies gebeuren. De hoeveelheid kruid in de zakjes was afhankelijk van de lading waarmee de kanonnen moesten schieten. Ze konden schieten met kogels, hagel of ketting. Als het zonnig weer was werden de kannonnen als voorzorg met lont, kruid en hagel geladen. De twee achterste kannonnen werden met hagel geladen. Die kannonnen konden de zeilen van een schip naar flarden schieten als het te dichtbij kwam. Het zinken van een schip werd gedaan met de boordkanonnen nadat het stuurloos was geschoten. Hij kon het gesprek van de Kapitein en de Eerste Officier, die dicht bij hem stonden, horen. Dat schenen ze geen probleem te vinden.
"Die Spanjaarden zijn niet te vertrouwen," zei Arentsen. " Houdt maar goed afstand van de kust. We hebben een soort wapenstilstand met ze maar we steunen hun tegenstanders. Als we per ongeluk op ze schieten is de oorlog zo weer begonnen."
"Gaat Le Pays Bas nog meevechten?" vroeg de Tweede Officier.
"Zou zo kunnen. Het is een groot kruitvat. Een klein vonkje en we hebben een geweldige explosie. Het kwartier van de Stadhouder schijnt een doorgangshuis te zijn voor nogal wat nationaliteiten. Deze geloofsoorlogen gaan volgens mij meer om gevestigde structuren en niet zo heel erg principieel om het geloof. Het geloof motiveert me niet zo heel erg. Ik kijk wel aan welke kant mijn brood geboterd is. Nu ben ik in ieder geval officieel in dienst van de Stadhouder. Ik vind het prima dat ik dit schip kan varen en ik doe wel mijn tegenprestatie. De gesprekken die ik vaak moet voeren vind ik vaak deprimerend. Ik kan niet overal achter staan maar het is niet anders. Als ik zo om me heen kijk veranderen loyaliteiten met de dag. Wiens brood men eet."
"Idem," zei de Tweede Officier. "Het zal me benieuwen hoe dit allemaal afloopt."
"Heb je al een vluchthaven in gedachte?"
"Als we dit gedeelte van de zee hebben gepatrouilleerd moeten we naar Tripoli om de bevoorrading op peil te houden."
"Goed idee. Dan kan ik daar een Sheik gaan uithoren. Laten we daar maar een paar dagen blijven. Die Sheik schijnt wat positieve kontakten te hebben gehad met de Stadhouder dus moet dat niet zo'n probleem zijn en zullen we niet zo veel hinder ondervinden van zijn piraten. Ik heb overigens afgesproken dat ik in dit gedeelte van de zee een paar rendez-vous heb met andere schepen. Als je dadelijk even meeloopt naar mijn cabine dan kan ik je daar meer over vertellen. Heb je al een nieuwe Tweede Officier gevonden?"
"Misschien. Ik heb een kandidaat gesproken die heel veel schijnt te weten."
"Al neemt hij de hele bibliotheek van Jerusalem met zich mee, dat interesseert mij niets. Bij mij gaat het erom hoe veel moeite iemand ergens voor wilt doen. De belangrijkste eigenschap van zo'n officier is dat hij zo goed mogelijk informatie kan overdragen. Daar gaat het om in ieder geval aan boord van mijn schip."
"Johannes!"
"Ja Chef!"
"U moet met mij mee voor de zeiloefeningen. Opdracht van de Tweede Officier," riep Grote Bram.
"Dat doe ik dan meteen," antwoordde Johannes.
"Hoe ging het eigenlijk met de schietoefeningen gisteren? Ik heb u druk bezig gezien met de boegkanon" zei Grote Bram.
"Afstand schatten is het moeilijkste, maar de horizon ligt op een paar mijl."
"Vergist u zich niet met de horizon want dat kan veranderen met elke weerstype. Als u met gestrekte armen door de ruit kijkt die u maakt met uw duimen en wijsvingers kunt u een gevoel krijgen voor afstand. Soms zetten ze een metalen ring neer waar je doorheen kan kijken vanaf een bepaalde afstand. Maar dat is meer voor de beginners. Maar ik moet u zo goed mogelijk wegwijs maken met de bediening van de zeilen  dus houd ik het maar daarbij. De Tweede heeft gezegd dat u de zeilbediening feilloos moet kunnen bedienen. Ik weet niet waarom, maar dat gaat mij niets aan. We zullen weer de theorie herhalen en dan gaan we door met de bediening. Als u voor de wind vaart of schuin daarvoor dan komt de wind van achteren of schuin van achteren en duwt het in de zeilen. Dat is toch niet zo moeilijk om te begrijpen. Hoe strak u de zeilen dan moet aantrekken voelt u met het roer. Als er teveel roerdruk is remt het schip te veel en staan de zeilen te strak. Als de wind van de zijkant inkomt of schuin van voren dan waait de wind langs de zeilen. Aan de bolle kant van de zeilen wordt de lucht uitgerekt en is de lucht aan die kant dus minder dicht. Aan de holle kant van de zeilen verzamelt de lucht zicht en wordt de dichtheid groter. Het resultaat is dat u dan een trekkracht krijgt op de zeilen. Als de zeilen gaan golven zijn de zeilen niet strak genoeg. De zeilen moeten net zo strak worden aangetrokken dat ze net niet meer golven. Zo heb ik het heel simpel uitgelegd maar er komt veel meer bij kijken maar dat leert u in de praktijk wel. Bij te veel zeil voor het draaipunt van het schip wil het schip steeds van de wind wegdraaien en wordt het afvallig. Dat is niet goed. Bij te veel zeil achter het draaipunt wil het schip steeds naar de wind toe en dat is ook niet goed. U moet dus evenwicht zien te vinden. Als u scherp aan de wind wil varen zijn de kluivers belangrijk. Die willen wel de boeg van het schip van de wind wegtrekken en dan moet er meer met het roer worden gecorrigeerd. Ze hebben ook een opwaartse kracht op de boeg waardoor het schip beter gaat varen. Als u heel langzaam wilt varen, bijvoorbeeld een haven in, dan moet u altijd op de voorzeilen ofwel de kluivers varen en de andere zeilen weghalen. Als u moet schieten met nogal wat golven kunt u dat beter aan de wind doen want dan ligt het schip steviger in het water en schommelt het minder waardoor u beter kunt richten. Bij de bediening van de zeilen krijgen de deksurveillanten opdrachten van de Tweede Officier. De deksurveillanten geven dan instructies aan de bemanning. De stuurman communiceert alleen maar met de Tweede Officier. Is dat allemaal een beetje duidelijk? Morgen ga ik u vragen wat u u hier allemaal van kan herinneren en daarna gaan we verder. Ik heb begrepen dat het een en andere ook is te vinden in de boeken van de Tweede. We gaan dadelijk wat praktijk oefeningen doen. U geeft dan instructies en ik vertaal die instructies wel naar de bemanning. U moet zelf instructies geven aan de stuurman en dus moet u bij de stuurman gaan staan. Volgens de Tweede kunt u daarna met uw dagboek verder en morgen moet u zich weer bij mij melden na de schiet instructies. De Tweede wil ook dat u leert hoe u de masten in moet klimmen om de zeilen op en uit te rollen. Hij wil dat u dat net zo goed kan als de bemanning. Zo kunt u ook goed kennis maken met de bemanning en de bemanning met u. Misschien kunnen we daar morgen mee beginnen. "
"Ik zal eerst de instructies van de Tweede Officier moeten afwachten."
"Het gaat mij overigens niets aan maar ik zie u elke dag in dat schrift van u schrijven. Bent u een boek aan het schrijven of zo?"
Opdracht van de Tweede Officier. Ik heb goed leren schrijven bij de monniken en dus ben ik aangewezen om een dagboek te schrijven. 'S avonds vergelijkt hij altijd mijn aantekeningen met zijn logboek en soms neemt hij dingen over. Vaak vertelt hij mij ook waar ik de volgende dag goed op moet letten. Ik schrijf ook soms dingen op die mij opvallen over jullie. Vindt u dat erg?"
"Wat kan mij dat schelen! Als ze me van dit schip afzetten vind ik wel weer een ander schip. Ik ben niet te kieskeurig hoor! Als ze maar betalen en ik elke keer mijn schatje weer kan zien. Ze zien maar een andere te vinden!"
"Vindt u dat wel loyaal?" vroeg Johannes.
"De loyaliteiten van de belangrijke heren en die van mij zijn niet hetzelfde. Ik voel me heel erg loyaal als de Kapitein mij genoeg betaalt en als ik op tijd bij mijn schatje ben en voor de rest kan het mij allemaal niets schelen. Overigens vraag ik mij wel af waarom de Tweede niet zelf het dagboek schrijft, maar dat zijn mijn zaken niet."
"Ik denk dat de Tweede een soort scheepsverteller van mij wil maken en daarom moet ik zoveel mogelijk te weten zien te komen van wat  er zo allemaal gebeurt aan boord van het schip maar dat moet u maar niet verder vertellen. U kunt het natuurlijk wel tegen Grote Kees zeggen."
"Maakt u zich maar geen zorgen hoor! Ik zal zwijgen als het graf, als u maar heel goed begrijpt dat ik geen scheepsverteller nodig hebt en ik denk Grote Kees ook niet. Uw vertellingen moet u maar bij de Kapitein doen."
"Toch zullen u en Grote Kees jullie medewerking moeten geven om mij zo goed mogelijk wegwijs te maken bij de uitvoering, totdat ik zelfstandig ben."
"Doen wij. Heel graag zelfs. Ik neem aan dat u zich daarna met de heren gaat bemoeien die de leiding hebben. Ik denk dat Grote Kees  nu op u staat te wachten voor de schietoefeningen."
************
"Iedereen aan boord van dit schip moet met de kanonnen en de karabijnen zo goed mogelijk kunnen schieten," zei Grote Kees. "Volgens de Tweede moet u de komende dagen  elke dag twee uren schietoefeningen doen  nadat u zeilbediening heeft gedaan met Grote Bram."
 De kannonnen waren op zware houten blokken vastgezet waaraan stevige houten wielen waren bevestigd. Als er geschoten moest worden werden de kannonnen vastgezet met houten blokken met stevige metalen pennen erdoor zodat de kannonnen stevig op schietpositie werden gehouden. De elevatie van de kanonnen werd heel nauwkeurig met een zwengel ingesteld.
"Het allerbelangrijkste is dat u afstand weet in te schatten," zei Grote Kees. "Als u dat weet, dan weet u precies welke elevatie u moet geven. Voor een schot op de boeg is de elevatie lager dan bij een schot met hagel door de zeilen. Meestal geeft u twee schoten. Het eerste schot is soms te hoog of te laag maar dan weet u meteen welke elevatie u het tweede schot moet geven. Ga precies achter het kanon staan en schiet wanneer het schip precies achter je ligt. De stuurman werkt wel mee. De kannonnen kunt u ook in het horizontale vlak draaien en dat is vooral belangrijk bij de voorste kannonnen, maar dat zien we dadelijk wel. Als u vanaf de zijkant van het schip schiet is dat wat makkelijker maar u moet wel goed op de elevatie letten."
"Zal ik dit allemaal opschrijven?"
"Wat kan mij dat schelen? Ik wil de Tweede Officier ook wel even een schietlesje geven. Morgen gaan we door met de karabijnen en over een paar dagen gaan we het wat moeilijker maken," zei grote Kees nadat ze enige tijd hadden geoefend. " Zo, dat was het voor vandaag wat mij betreft. U zult nog wel andere dingen te doen hebben."
************
Meer dan twee maanden waren verstreken sedet het vertrek van de Dwaalster vanuit Haifa en het schip bevond zich sedert enkele weken in wateren waarop zich nogal wat vijandelijke schepen konden bevinden. Johannes moest vandaag op de uitkijk gaan staan in het kraaiennest en de Tweede Officier had hem verteld dat ze een soort trechterachtig stuk water zouden invaren dat uitmondt op een smal zeegebied, ongeveer twintig kilometers breed en net zo lang, en dat toegang geeft tot de Atlantische oceaan. Hij moest bijzonder goed uitkijken naar de verschillende schepen want het kon daar drukker zijn dan de andere zeegebieden. Het gebeurde vaak dat schepen daar werden overvallen of tegengehouden door vijandelijke schepen. Het smalle zeegebied heet De Straat van Gibralta, een zeer beruchte straat. In de afgelopen dagen had Johannes zich dagelijks bezig gehouden met schietoefeningen, vooral met de kannonnen. Hij had goed leren richten op een schijf dat in de mast van een sloep werd gezet dat achter het zeilschip aan werd gesleept door middel van een lange lijn dat honderden meters kon worden uitgevierd. De afstand van de sloep tot het zeilschip was dus altijd precies bekend zodat Johannes heel goed leerde om afstanden in te schatten en zodat hij steeds nauwkeuriger kon richten. De afgelopen dagen had het schip ook rendez-vous gehad met andere schepen waarbij Kapitein Arentsen informatieen uitwisselde met de kapiteins van de andere schepen. De rendez-vous plaatsen en tijden waren kennelijk een hele tijd van te voren afgesproken of de vlagseinen werden gebruikt om allerlei berichten door te seinen naar andere schepen. Op de rendez-vous plaatsen werden er steeds vaste patronen gevaren totdat er contact werd gemaakt met een ander schip. Dit waren prima gelegenheden om het verzetten en het trimmen van de zeilen te beoefenen en schietoefeningen te doen op kisten die ze in het water hadden gegooid. Nadat de Dwaalster het smalle zeegebied had verkend zouden ze terugkeren naar Tripoli, op de Afrikaanse kust, waar de Kapitein een Arabische Sheik kende waar hij vaak zaken mee deed. Dat had de Tweede Officier hem verteld. Het leek wel alsof de Tweede Officier hem steeds meer bijzonderheden ging vertellen als hij 's avonds zijn dagboek aan hem liet zien maar hij kreeg wel te horen dat hij zijn gesprekken met de bemanning moest beperken tot de dagelijkse routine zaken. "Iedereen op dit schip weet bepaalde dingen die hij beter voor zich kan houden. Zo blijft iedereen beter gezond," had de Tweede Officier met een bepaalde ondertoon tegen hem gezegd. "Zo weten de deksurveillanten ook bepaalde dingen die ze jouw nooit zullen vertellen, maar de gewoontes aan boord van dit soort schepen zullen je in de loop van de tijd steeds duidelijker worden."

Terwijl ze langzaam steeds dichter bij het smalle zeegedeelte kwamen zag Johannes vanuit het kraaiennest plotseling twee schepen op de horizon. Terwijl ze steeds dichterbij kwamen loste een van de schepen een kanonschot. Toen hij door zijn telscoop keek zag Johannes dat een van de schepen met zijn boeg was gericht naar het andere schip en dat er een sliert rook opsteeg uit de boegkanon van dat schip. Het ander schip waarop werd geschoten had een naar voren uitgebouwde zwaarte opbouw met een bruine paal erop. Hij herkende het meten als het schip van Asher Dajan en hij wist ook dat het geen kanonnen aan boord had omdat het een handelsschip was. Terwijl hij toekeek herinnerde hij zich de woorden van Sara Dajan.
"Ik heb mijn geest in jouw gezet en daarom zal je beter je best doen."
 Nadat Johannes Lucas had gevraagd om de wacht in het kraaiennest over te nemen klom hij omlaag om de Tweede Officier te vertellen wat hij had gezien en wat hij wist.
"Ik heb het gezien," zei de Tweede Officier. "Het handelsschip wordt de pas afgesneden door een oorlogsschip maar het kan waarschijnlijk niet terug omdat het door andere schepen wordt achtervolgd. Als het probeert om langs het oorlogsschip te glippen krijgt het waarschijnlijk de volle laag van de boordkanonnen. "
"Maar ik ken dat andere schip," klaagde Johannes. " Het is het schip van de broer van Sara, de Caritas. Ik had haar beloofd dat ik iets voor haar terug zou doen omdat wij heel goed kennis hebben gemaakt."
"Ik denk dat ik wel weet je bedoelt," antwoordde de Tweede Officier sarcastisch terwijl hij indringend naar Johannes keek met een uitdrukking dat iets op een verborgen grimas leek. "OK, dit wordt dan jouw prive oorlogje. We varen er langzaam naar toe en dan mag jij hem op hagelslag trakteren. Als het uit de hand loopt dan kunnen we toch wel sneller weglopen."
"Hijs de sheik vlag," riep hij naar de deksurveillant. "We willen niet dat hij ziet wat voor een schip dit is anders moet Kapitein Arentsen een heel goed verhaal klaar hebben voor de Stadhouder."
"Houdt de boeg van het schip steeds precies gericht op het oorlogschip," riep de Tweede Officier naar de stuurman.
"Zet de mannen klaar om meteen overstag te gaan en vol zeil te zetten zodra ik het teken geef," riep hij naar de deksurveillanten.
"Jij gaat bij de kannonnen staan en geeft het schip hagel door de zeilen zodra je weet dat je een goede kans hebt om de zeilen te doorzeven. Daarna breek ik wel een van zijn masten met kettingschot."
Het oorlogsschip had al haar aandacht gericht op de Caritas en zag de sheik vlag kennelijk niet als vijandelijk aan. Door de twee hagelschoten werden haar zeilen voor een gedeelte naar flarden geschoten en de kettingschot van de Tweede Officier brak de voormast op ongeveer driekwart hoogte.
"Dat is wel genoeg. Weglopen!" riep de Tweede Officier.
De Carticas kon ongehinderd langs het oorlogsschip glippen en de schoten die het vijandelijk schip op de Dwaalster richtte haalde niets uit. Binnen enkele minuten waren de Dwaalster en de Carticas buiten bereik van de kannonnen van het vijandelijk schip.
"Het was een Spaans schip," zei de Tweede Officier, "waarschijnlijk kent hij die sheik vlag niet eens. Mocht hij het wel kennen, dan nog geen probleem want hij zal toch niet al te veel moeilijkheden willen hebben met die sheik."
Met de seinvlaggen gaf de Dwaalster aan de Carticas te kennen dat zij de Carticas zou begeleiden naar Tripoli.
"Een beetje dom dat die Carticas om zonder escorte door deze wateren te willen varen," mompelde de Tweede Officier maar haalde daarbij zijn schouders op."En jij houdt je mond over die sheik vlag," zei hij dreigend tegen Johannes.
************

"Dat gaat u nogal wat kisten met carabijnen kosten," zei de sheik een beetje geirriteerd tegen de Kapitein Arentsen terwijl ze Arabische koffie zaten te drinken in de tent van de sheik nadat ze hadden gegeten van zijn aangeboden voedsel.
"Asher Dajan rekent wel met u af."
"Ik zal morgen een paar kisten naar u toe laten brengen," zei Asher.
"Een paar? Tien kisten!" riep de Sheik. "Mijn reputatie is heel erg belangrijk!"
"Je hebt Sheik Ali Shah Shah gehoord," interrupteerde Arentsen "Zorg dat het morgen goed komt. Het is jouw stommiteit"
"Ik had escorte van een paar Engelse oorlogschepen maar die werden aangevallen door een troep Spaanse schepen en plotseling waren de Engelse schepen verdwenen."
"Je had niet die straat in moeten gaan."
"Ik had een afspraak om op tijd te leveren."
"Toch jouw stommiteit. Je had beter moeten weten."
De Tweede Officier bemoeide zich niet met het gesprek. Al zijn aandacht ging uit naar een van de hofdames van de sheik die hem druiven aanbood vanuit een rieten mand. Johannes moest mee naar dit bezoek omdat hij aantekeningen moest maken van wat er werd afgesproken. Hij moest al die aantekeningen aan de Tweede Officier geven en mocht niets zelf houden. "De besprekingen zijn geheim en je houdt je mond erover," had de Tweede Officier weer gedreigd.
Nadat verschillende onderwerpen waren besproken met de Sheik werd Johannes verzocht om de tent te verlaten omdat Kapitein Arentsen het gesprek wilde voortzetten zonder zijn aanwezigheid. Een jonge dame in dienst van de Sheik had hem begeleid naar zijn slaapkwartier in een tent van de Sheik. Zij had er op aangedrongen om bij hem te blijven slapen. De gedachten van Johannes bleven echter steeds uitgaan naar Sara en de woordenwisseling die ze hadden gehad. Johannes had zijn begeleidster verzekerd dat zij de mooiste vrouw was die hij ooit had gezien maar dat hij niet met haar mocht slapen wegens een afspraak die hij had gemaakt met de familie van Sara. De jonge dame bleef echter aandringen en zei tegen hem dat het niet beleefd was als hij niet met haar zou slapen. Zij is eindelijk met luide protesten weggegaan toen hij tegen haar zei dat de vader van Sara hem zou vermoorden als hij met een andere vrouw zou gaan slapen.
************
De Dwaalster en de Caritas lagen enkele tientallen meters geankerd vanaf de kust van Tripoli. In de ochtend was het gezelschap, die een bezoek hadden gebracht aan de sheik, teruggekeerd naar de schepen. Ze waren op kamelen heen en teruggereisd naar het verblijf van de sheik dat enkele kilometers buiten Tripoli lag. Johannes was ontboden naar de cabine van Kapitein Arentsen die tegen hem had gezegd dat hij een gesprek met hem wilde in verband met zijn toekomst.. De cabine was stijlvol ingericht maar niet met overdreven luxe. Zijn bed was weggeklapt met een zwaar paarsachtig gordijn ervoor. Het geheel was afgewerkt met donker bruin hout. Tegen de andere kant van de cabine was een bank met lage vaste tafeltjes ernaast met ronde gaten erin waar borrelglaasjes en flessen in konden worden vastgezet. Er stond een grote zware kast met dubbele deuren en in de achterste wand was een deur dat kennelijk toegang gaf tot een andere ruimte. Er was een houten wandkast met zwaar glas in de deurtjes waardoor metalen bekers en borrelbekertjes zichtbaar waren. Ze waren netjes opgeborgen. De bank was opklapbaar zodat er een bergplaats was voor allerlei attributen en inventaris. Misschien ook navigatiekaarten dacht Johannes. De randen van de tafel waren opklapbaar om te voorkomen dat dingen op de tafel eraf zouden schuiven als het schip door de golven vaarde. Er was een aanrechtje met een kast eronder en ook een kast erboven. Tegen de muren hingen schetsen en schilderijen van verschillende schepen. Een uurwerk was vastgezet op een stevige plank dat was bevestigd tegen de muur. Er hingen twee karabijnen en twee pistolen tegen de muur. Naast de deur hing een zwaard met goudachtige handvat. Het geheel zag er zeer gedisciplineerd uit. Op de tafel lag een zwaar dik boek met een zwarte kaft waarop de naam van Kapitein Arentsen in gouden letters was opgezet.
Arentsen begon het gesprek toen ze aan de tafel waren gaan zitten waarbij de Kapitein aan het hoofd van de tafel was gaan zitten en Johannes aan de zijkant.
"Hoe bevalt je het leven aan boord van het schip?"
"Het is heel anders dan het monniken leven. Ik heb heel erg veel geleerd. Ik heb veel gezien en ik heb mijzelf nuttig gevoeld. Het was in het begin wel wennen want ik was gewend aan een gesloten bestaan in een klooster."
"Wil je terug naar de klooster?"
"Neen."
"Waarom niet?"
"Ik had nooit geweten wat er allemaal mogelijk is en kan gebeuren buiten de klooster."
"Studeer je graag of vind je het meer een plicht als gevolg van je kloosterleven?"
"Ik studeer graag maar wil daarbij ook andere dingen  doen waarbij ik ook mijn lichaam kan gebruiken."
"Denk je dat je vele jaren aan boord van een schip kan leven?"
"Ja."
"De Tweede Officier heeft mij verteld dat Sara heel belangrijk voor je was. Waarom?"
"We hebben heel goed kennis met elkaar gemaakt."
"Heb je met haar geslapen?"
"Ja."
"Met of zonder kleren aan?"
"Zonder kleren aan."
"Ben je man bij haar geweest?"
"Ja."
"Wil je naar haar terug?"
"Ja."
"Wil zij dat je terugkomt?"
"Ja."
"De sheik heeft bij mij geklaagd dat jij niet met een van zijn dames wilde slapen. Zij voelde zich beledigd en had tegen de sheik gezegd dat jij geen man bent maar, zoals zij zei, een jongen."
"Ik heb niet met haar willen slapen omdat ik toen aan Sara dacht. Sara had toen tegen mij gezegd dat zij haar geest in mij had gezet. Ik moet ook steeds aan haar denken na wat wij met elkaar hadden gedaan."
"Wat bedoel jij daarmee? Haar geest in jouw gezet?"
"Ik moet steeds aan haar denken."
"Is zij de enigste vrouw of meisje in jouw leven?"
"Ja."
"De Tweede Officier heeft mij verteld wat er allemaal gebeurd is bij de Straat van Gibralta. In zekere zin vind ik het wel eervol maar je moet proberen om Sara uit je hoofd te zetten. Ik wil geen verkeerde loyaliteiten aan boord van dit schip. Er zijn bepaalde afspraken op zee. Het incident had helemaal verkeerd kunnen aflopen en dan had er een oorlog kunnen ontstaan. Zoiets weegt niet op tegen het belang van een handelsschip. Normaal zou ik zo'n schip gewoon hebben opgeofferd. Bovendien zijn we een hele tijd weg en ik denk niet dat jouw Sara die hele tijd op jouw gaat zitten wachten. Ik heb Asher gesproken en ik denk dat hij een heel andere toekomst ziet voor Sara. We zijn nog ongeveer een maand of twee op zee en daarna ga jij een tijdje aan land en daarna kan je weer naar zee en krijg je weer Jerusalem te zien. Dat is een lange tijd, en nogmaals, ik denk niet dat Sara op jouw gaat wachten. Jij bent niet getrouwd met Sara. Jullie hebben elkaar niets beloofd, althans zij heeft jouw niets beloofd heb ik begrepen en dus is het niet nodig dat zij jouw gevangen houdt omdat zij tegen jouw heeft gezegd dat zij haar geest in jouw heeft gezet. Als je iets hebt met een andere jonge dame in de toekomst, en  misschien is dat wel goed voor je, wees dan heel duidelijk met wat je elkaar belooft. Asher heeft mij gevraagd om zijn dank naar je over te brengen maar ik denk niet dat het zo zinvol is dat je hem nog spreekt.
"Maar ik heb haar toch beloofd - - - - - - - "
"Maar zij heeft jouw helemaal niets beloofd. Er zijn soms vrouwen die je gevangen willen houden in een soort beloofde heerlijkheid door heel veel te suggereren maar die eigenlijk niets van plan zijn. Ik adviseer je nogmaals om haar te vergeten. Ik ken haar types. Vaak is de beste manier om een andere jonge dame te zoeken die prima als schoonmaakmiddel kan dienen. Laat haar je ook niet de eeuwige belofte voorhouden maar spreek zo goed mogelijk af wat de bedoelingen zijn. "
"Waar gaan we nu naar toe?"
"Ik moet verslag uitbrengen bij de Stadhouder in Le Pays Bas. Zonder allerlei vreemdsoortige avonturen onderweg zoals een paar dagen geleden gaat dat ongeveer twee en een half weken duren. Ik denk dat het verstandig is dat je daar enkele maanden aan wal blijft. Ik heb wel iets voor je op het oog maar dat hoor je later wel. Op mijn volgende verkenningstocht ga je weer mee en dan doe ik ongeveer hetzelfde traject als we in de afgelopen weken hebben gedaan."
"Ik zou best wel het gebied willen bekijken waar mijn vader is gedood."
"Als je geen domme dingen doet krijg je daar wel gelegenheid voor.
Nu dat we het daar toch over hebben, de Hoofdmonnik heeft mij een ring in bewaring gegeven dat je vader heeft gedragen." Kapitein Arentsen liep naar de grote houten kast en haalde een ring uit een klein houten kistje dat afgesloten kon worden met een klein metalen sleuteltje. Hij liet de ring aan Johannes zien. Het ovalen embleem bestond uit twee gedeeltes. Het bovenste gedeelte was ingevuld met een halve maan. Het onderste gedeelte met een aantal bijtjes.

"Wat betekent dat embleem?" vroeg Johannes.
"Ik denk dat je vader die ring heeft gedragen wegens zijn activiteiten in het gebied waar hij is gestorven. Het bovenste gedeelte zal wel iets te maken hebben met de heerschappij van het Ottomaanse rijk in dat gebied. Het is wel verstandig als je zoiets kan laten zien als je in contact komt met bepaalde mensen. Zoiets als vlagvertoon op de schepen. Het onderste gedeelte staat voor het gebied waarin hij vaak verkeerde. Al duizenden jaren geleden deden ze al aan bijenteelt. Ik houd die ring voorlopig bij mij in bewaring. Het past jouw vinger toch niet en moet dus worden aangepast. Bovendien is het niet zo verstandig dat jij zoiets bij je hebt aan boord van het schip. Morgen vertrekken we weer en ik adviseer je nogmaals om Sara helemaal uit je hoofd te zetten. Morgen krijg je verdere instructies van de Tweede Officier. Als je nu vertrekt kan ik verder gaan met het schrijven van mijn rapporten en aanbevelingen voor de stadhouder."
************

EEN BLADZIJDE UIT HET DAGBOEK VAN JOHANNES

De bemanning van de Dwaalster bestaat uit tweeentwintig personen:

Kapitein :Algehele leiding. Bepaalt het beleid aan boord van hetschip.
Tweede Officier :Geeft leiding aan de uitvoering. Hij is verantwoordelijkvoor de discipline aan boord van het schip.
Scheeps Assist :De rechterhand van de Tweede Officier. Voertopdrachten uit van de Tweede Officier.
Geestelijke Verzorger :Houdt toezicht op een zo goed mogelijk moreel aan boord van het scip.
Scheeps Arts :Houdt toezicht op een zo goed mogelijke gezondheidaan boord van het schip.

Dek Surveillant(1) :Geeft leiding aan de dekknechten.
Dek Surveillant(2) :Geeft leiding aan de dekknechten

Scheeps Timmerman :Voert reparaties uit aan boord van het schip.

Stuurman(1) :Deskundigheid is de bediening van het roer van het schip. Ontvangt opdrachten van de Tweede Officier.
Stuurman(2) :Deskundigheid is de bediening van het roer van het schip. Ontvangt opdrachten van de Tweede Officier.

Kannonier(1) :Deskundigheid is de bediening en het onderhoud van de kanonnen en de karabijnen. Ontvangt opdrachten van de Tweede Officier.
Kannonier(2) :Deskundigheid is de bediening en het onderhoud van de kanonnen en de karabijnen. Ontvangt opdrachten van de Tweede Officier.


Scheeps Kok(1) :Bereidt de maaltijden voor.
Scheeps Kok(2) :Bereidt de maaltijdenvoor.

Dekknecht(1) :     De dekknechten bedienen de zeilen, touwen, lijnen,
Dekknecht (2):     kabels, het anker, landvasten enz. Ze houden zich
Dekknecht (3):     bezig met de schoonmaak- en de onderhoudswerk-
Dekknecht (4):     enderhoudswerkzaamheden enz. aan boord van het
Dekknecht (5):     schip. Ze voeren opdrachten uit van de
Dekknecht (6):     dekksurveillanten.
Dekknecht (7):
Dekknecht (8):

NOOT:
Iedereen aan boord van het schip moet de karabijnen en de kanonnen kunnen  bedienen. Schietvaardigheden worden onderhouden door regelmatige oefeningen onder leiding van de Tweede Officier. Iedereen aan boord van het schip moet de elementaire handelingen kunnen uitvoeren voor wat betreft de eilbediening. De Tweede Officier ziet daarop toe. De twee kanonniers en twee dekknechten (1 en 2)) moeten behendig zijn in het bedienen van het roer van het schip. De twee kanonniers en twee dekknechten (1 en 2) moeten enig begrip hebben voor wat betreft de zeilvoering. De twee dekknechten 1 en 2 zijn deskundig voor wat betreft de uitvoering van de kraaiennestwacht. De Tweede Officier zal er op blijven toezien dat de gehele bemanning vaardigheden worden bijgebracht zodat het schip in noodsituaties (bv wegvallen personeel) zo goed mogelijk in de vaart kan worden gehouden.
************

 EEN BLADZIJDE UIT HET DAGBOEK VAN JOHANNES

06.00 uur: Opgestaan en sanitair
06.15 uur: Inspectieronde over het dek gelopen. Bijzonderheden aangehoord van de stuurman. Het weer vastgesteld. Aantekeningen in het dagboek.
07.00 uur: Ontbijt: brood, kaas, gebakken ei, vruchtensap.
07.30 uur: De karabijnen geinspecteerd. Het kruit was droog. Kruitvoorraad van de kanonnen geinspecteerd. Het kruid was droog. Inspectieronde van de bevoorradingsruimte gemaakt. Extra aandacht besteed aan de voedsel voorraden. Er waren wat citrusvruchten die te zacht begonnen te worden. Meelvoorraad begint te laag te worden.
08.30 uur: Gemeld bij de Tweede Officier. Dagboek besproken. Besproken welke voorraden bij de volgende haven extra moeten worden ingekocht. Navigatieinstructie (koersuitzetiingen) ontvangen van de Tweede Officier. De Tweede Officier heeft mij de theorie overhoord uit het navigatieboek. De opdracht gekregen dat ik een aantal bladzijden uit het vlaggenseinboek uit mijn hoofd moet leren. Vandaag moet ik twee uur aan het roer gaan staan, twee uur meelopen met Grote Bram, in het kraaiennest gaan staan en tegen de avond een inspectie ronde lopen. Voor de rest van de tijd moet ik aan het dagboek werken en zelfstudie
doen.
10.00 uur: Twee uur aan het roer gestaan. Oefening koershouden.
12.00 uur: Etenstijd en dagboek.
14.00 uur: Twee uur meegelopen met Grote Bram.
16.00 uur: Kraaiennest.
18.00 uur: Inspectieronde.
19.00 uur: Etenstijd.
20.00 uur: Dagboek en zelfstudie
22.00 uur: Evaluatiegesprek met de Tweede Officier.
************