HOOFDSTUK 10

juni 1643 Die Haghe
Kapitein Arentsen maakte een oude indruk terwijl hij achter zijn bureau zat.
Enkele dagen na zijn aankomst in Die Haghe was Johannes naar de Kapitein ontboden.
"Hoe was de reis vanuit Zierikzee?" vroeg de Kapitein.
"Dat ging prima. Het regende wel wat maar we hebben een stuk zeil over de wagen getrokken. Net een huifkar."
"Niet zo comfortabel voor Marja en Laura."
"Ze zijn wel wat gewend. Aan boord van het schip kan het er nogal ruw aan toe gaan."
"Marja moet wel een dame blijven Anthony, anders krijgt ze later problemen hier in Die Haghe."
"Maakt u zich maar geen zorgen Kapitein. Zij kan prima toneel spelen en zij kan uiterst beleefd zijn."
"Jullie zijn aan een stuk door gereden?"
"Neen, we hebben overnacht in herberg Zeezicht."
"Herberg Zeezicht? Dat is een omweg."
"Ja, de scheepsdokter was met ons meegereisd en die moesten we daar ergens afzetten."
"Ik heb gehoord dat er nogal wat schade aan het schip is ontstaan."
"We zijn overvallen door een storm en die storm was niet zo voorzichtig met ons."
"Waar was die storm?"
"Enige afstand van de Straat. Enkele tientallen kilometers."
"Zagen jullie die storm niet aankomen?"
"Niet helemaal. Het ging nogal plotseling. Bovendien konden we niet wachten want die Spanjaarden zaten achter ons aan."
"Hoe lang gaan de reparaties duren?"
"Ik denk enkele maanden. Er moet een nieuwe voormast op want de bliksem was ingeslagen. Het schip moet overigens een complete onderhoudsbeurt hebben en dat kan terzelfder tijd. Het schip moet ook uit het water want het onderschip moet opnieuw ingeteerd worden."
"Er is hier volop gesproken over dat vervelende incident met de Hafsa. Ik heb begrepen dat jij toen het commando had."
"Wij hadden geen keuze. Het schip was in dienst van een spionage netwerk, u wel bekend, en het bleef ons achtervolgen. Er was een continu gevaar voor een verrassingsaanval gedurende de nacht."
"Waren Anthony en jij het met elkaar eens dat het schip moest worden gezonken."
"Een paar dagen daarvoor hadden wij het er over gehad en ik had begrepen dat hij hetzelfde gedaan zou hebben."
"Ik vind het vervelend dat Marja ook moet worden gehoord wegens jullie daden."
"Daar is geen ontkomen aan Kapitein. Zij heeft daar opdracht voor gekregen omdat zij bij de diplomatieke dienst actief is. Ik heb het met haar erover gehad hoe zij de vragen moet beantwoorden en zij is wel goed voorbereid. Marja en Laura hebben hun verhalen goed op elkaar afgestemd."
"Jullie zijn naar Rabat geweest."
"Hoe weet u dat Kapitein?"
"Ik maak het mijn plicht om dat te weten. Ik ben dan wel een oude man geworden maar ik heb mijn oren overal."
"Asher Dajan de handelaar heeft ons daar geintroduceerd en wij hebben een soort ereafspraak gemaakt met de Spaanse Kolonel Suarez dat hij ons vrije passage verleent door de Straat van Gibralta. Sheik Ali Sha Sha heeft daarbij een bemiddelende rol gespeeld."
"Prima. Zwijg daarover als ze jouw gaan verhoren."
"Ik denk dat ik wel weet wat ik ze wel en niet moet vertellen."
"Ik heb begrepen dat Sheik Ali Sha Sha een brief heeft geschreven waardoor jullie een prima referentie hebben gekregen. Waarom heeft hij dat gedaan?"
"U kent die Sheik wel Kapitein. U weet ook waar hij gevoelig voor is."
"Jij hoeft mij niet te vertellen wie ik wel en niet ken. Ik wil precies van jouw horen hoe dat is gegaan."
"Wij hebben in Tripoli die sheik geflatteerd met een bijzondere receptie en hem het gevoel gegeven dat hij zeer hoog in aanzien staat bij de Stadhouder."
"De sheik is een keiharde onderhandelaar en dus moet er meer zijn geweest."
"Wij hebben hem de oude karabijnen van de Dwaalster aangeboden als een bijzonder geschenk. In Tripoli hebben wij nieuwe karabijnen gekocht."
"De boekhouders zullen willen weten waarom jullie nieuwe karabijnen nodig hadden."
"De oude karabijnen zijn afgekeurd door een wapenhandelaar in Tripoli. Wij hebben daar een officiele brief van."
"Zo'n handelaar doet dat niet zomaar."
"Wel als we nieuwe karabijnen bij hem kopen. Met wat handig rekenwerk is alles aannemelijk gemaakt voor de boekhouders."
"Ik denk dat die brief van die sheik jullie tijdelijk wel uit de problemen zal helpen maar ik kan jullie geen zekerheid bieden voor wat betreft de toekomst."
"Wat bedoelt u daar precies mee Kapitein?"
"Ik wordt een dagje ouder en de gezondheid van de Stadhouder laat te wensen over. Mijn invloed en de invloed van de Stadhouder wordt dus steeds minder."
"Ik heb begrepen dat de Dwaalster in het verleden eigendom was van de Stadhouder."
"Ja dat heb je goed begrepen, maar hoe dat precies was geregeld blijft enigszins onzichtbaar. Een Stadhouder is in dienst van een regering en moet zonodig oorlog voeren; hoewel hij vaak naar meer streeft
"Maar hij heeft wel het laatste woord over de Dwaalster."
"Was dat maar waar, maar zo eenvoudig is dat niet. De Stadhouder is de belangrijkste functionaris binnen de Pays Bas. Hij is ook Kapitein-generaal en aanvoerder van de strijdkrachten. Officieel beslist de regering hoe de Stadhouder zijn gezag moet uitoefenen, dus bijvoorbeeld wanneer en tegen wie er oorlog gevoerd moet worden. Omdat de Stadhouder de belangrijkste functionaris is zal hij vaak proberen om de regering, ofwel de politici, te domineren, te onderdrukken of te passeren. Als hij kans ziet om alle macht naar zich toe te trekken en heel wat veldslagen op zijn naam kan zetten dan is een koningskroon niet uitgesloten; mt genoegmilitaire macht en de steun van een andere koning kan hij altijd een regering chanteren. Onze Stadhouder heeft zichzelf eigenlijk alleen maar met de oorlogvoering bemoeit om zoveel mogelijk glorie binnen te halen en om op die manier zijn machtspositie te versterken. Hij heeft zichzelf nooit zo veel met de politiek bemoeit en heeft dat steeds aan anderen overgelaten. Daardoor hebben wat politici de kans gezien om zijn gezag te ondermijnen. De laatst jaren heeft dit ernstige vormen aangenomen omdat een aantal veldslagen van de Stadhouder minder succesvol waren en omdat zijn gezondheid achteruit gaat. Er is nu een nogal ingewikkelde competentiestrijd gaande tussen de Stadhouder en de politici."
"Ik denk dat ik het begrijp," zei Johannes. "De politici dreigen de overhand te krijgen."
"Ik ben bang van wel," antwoordde de Kapitein. "Hier in Die Haghe wemelt het van de intriges. Er zijn ook nogal wat ego's beschadigd en er zijn ook wraakgevoelens. Die brief van de Sheik zal ook wel het ego van de politicus Schuilenburg hebben aangetast. Zelfs al is Schuilenburg door die brief geblokkeerd dan blijft het altijd mogelijk dat hij wordt vervangen of dat er om hem heen wordt gegaan."
"Met andere woorden ze kunnen de Dwaalster zo afpakken," concludeerde Johannes.
"Afpakken is misschien wat te sterk uitgedrukt maar er kan wel op een handige manier worden gemanoeuvreerd. Ik blijf mijzelf wel inzetten voor de Dwaalster maar ik heb mijn langste tijd hier gehad."
"Als de Dwaalster wordt afgepakt dan gaat dat ten koste van handelsbelangen," zei Johannes.
"Ja, maar bij sommige politici is prestige toch belangrijker."
"Schuilenburg maakt er een prestigepunt van?"
"Hij is gekwetst in zijn ego."
"Heeft u dit gesprek ook met Anthony gevoerd?"
"Ik heb het er even met hem over gehad en binnenkort heb ik nog een gesprek met hem. Ik vind het belangrijk dat je er een gevoel voor hebt wat hier aan de hand is en dat je goed rekening houdt met de gevoelens van Marja als je voor een beslissing wordt geplaatst."
"Ik ben liever op zee dan in deze slangenkuil."
"Marja had het heel erg naar haar zin met haar activiteiten bij de diplomatieke dienst in Jerusalem."
"Ik hoop binnenkort weer terug te gaan," zei Johannes.
************
"Goed u weer te zien Tweede," begroette Sergeant-majoor Bakkes Joannes toen Johannes zijn tent binnenliep bij het tentenkamp.
"Wederzijds," antwoordde Johannes terwijl hij Bakkes de hand drukte. "Zeg maar Johannes tegen mij als wij alleen zijn."
"Vertel me over je zeeavonturen."
"Ga maar eerst een bak koffie voor me halen en dan zal ik wat sterke vertellingen doen."
Nadat Bakkes Johannes een bak warme koffie in zijn handen had geduwd vertelde Johannes over zijn belevenissen op zee. De gevoelige punten zweeg hij over want ij wist hoe snel nieuws zich kon verspreiden in Die Haghe.
"Volgens mij kan je best wel Admiraal worden," concludeerde Bakkes nadat hij het verhaal van Johannes had aangehoord.
"Voorlopig heb ik wel genoeg aan een schip," antwoordde Johannes.
"Ga je Kapitein worden aan boord van de Dwaalster?"
"Ik zou dat wel willen maar dat is nu allemaal een beetje onzeker. Als dat wel gebeurt dan probeer ik je wel mee te krijgen."
"Ik heb geen zeebenen Johannes."
"Oh, dat went van zelf wel. Maar vertel nu maar waar jij je allemaal mee hebt bezig gehouden."
"Een paar weken geleden ben ik teruggekeerd na een veldtocht met de troepen van de Stadhouder."
"Je zal wel een harde strijd hebben geleverd," merkte Johannes op.
"Nou, we waren met een groepje van zes man en we hebben dag en nacht een groep Spanjaarden gevolg."
"Oh ja? en hoeveel Spanjaarden waren dat Bakkes?"
Bakkes keek Johannes nadenkend aan, streek wat over zijn baard. "Ik heb ze niet goed kunnen tellen maar ik denk dat het wel twintig man waren."
"Dan waren ze wel zwaar in de meerderheid."
"Ja, dat was wel zo, maar we beslopen ze zodat ze ons niet konden zien."
"Hoe lang duurde die achtervolging?"
"Wel twee dagen."
"En hoe dachten jullie ze te pakken?"
"Nou ik was de commandant van die groep en het was mijn idee. Ik wilde ze overvallen als ze sliepen en dan zouden we ze allemaal stuk voor stuk doodmaken."
"Hoe wilde jij ze dan doodmaken?"
"Gewoon in een keer de keel doorsnijden als ze sliepen."
"Was de achtervolging moeilijk?"
"Het was niet makkelijk Johannes. We moesten door modderige sloten, door moerassen en door dichte struiken en dat allemaal zo stilletjes mogelijk. Op de tweede avond gingen ze ergens in de buurt van een oude boerderij slapen. We hebben toen een halve nacht achter wat struiken moeten wachten totdat ze allemaal in slaap waren gevallen."
"En toen?"
"Toen we ze gingen besluipen begonnen wat honden in de buurt luid te blaffen. Toen ze wakker werden zagen ze ons maar ze wisten niet met hoeveel wij waren. Ze sloegen toen op de vlucht. We hebben enkelen te pakken kunnen krijgen en hebben ze gedood."
"Hoeveel heb jij gedood?"
"Twee."
"Met je mes?"
"Ja, met mijn mes."
"Dat is nogal wat Bakkes. Ik vind het heel erg moedig van jullie."
"We hebben daar ook een spion ontmaskerd."
"Oh ja?"
"Op een dag zagen we dat een van de onzen met een groep Spanjaarden stond te praten. "
"Wat hebben jullie toen gedaan?"
"We hebben hem opgewacht en gevangen genomen."
"En daarna?"
"We hebben hem mee teruggenomen hiernaar toe en uitgeleverd aan Kapitein Snijders van de veiligheidsdienst. Kapitein Snijders had hem naar de gevangenpoort gebracht. De volgende dag is hij begraven."
"Je hebt dus het een en ander meegemaakt hoor ik."
" Ja, heel veel. Alleen jammer dat wij weer vroegtijdig terug moesten," zei Bakkes.
"Waarom moesten jullie dan vroegtijdig terug?"
"Ik denk dat de Stadhouder daarvoor opdracht had gekregen van de regering. Ze hadden gezegd dat hij door wilde vechten maar dat mocht niet."
"Ja, ja," zei Johannes.
************
"Gefeliciteerd met uw bevordering," zei Johannes tegen Kapitein Veldkamp nadat hij het bureau van de Kapitein was binnengelaten.
"Bedankt. Een goede vaart gehad?"
"Af en toe was het wel wat spannend. We zijn door een geweldige storm gegaan."
"Maar wel overleefd zie ik."
"Dat wel, maar niet zonder schade aan het schip."
"Niet te ernstig hoop ik?"
"Bliksem inslag in de voormast, twee kannonnen overboord en nog wat waterschade."
"Dat is niet niets."
"Neen, maar ook niet onherstelbaar."
"En wat ga je nu doen Johannes?"
"Administratief werk voor de staf van de Stadhouder en mijzelf verder bekwamen voor de zeevaart; ook wat meer praktisch werk met de hellebardieren"
"Wanneer ga je weer varen?"
"Ik hoop over ruim een half jaar of zo."
"Dat hoop je?"
"Ja, er zijn wat onzekerheden maar ik hoop dat die tijdig worden opgelost."
"Er zijn hier op dit moment overal onzekerheden. Verbaas je nergens over. Kan ik nog iets voor je betekenen?"
"Hoe gaat het met mijn halfbroer?"
"T'ja. Ik maak mij toch wel wat zorgen."
"Welke zorgen Kapitein?"
"Het schijnt dat hij wat problemen heeft om zichzelf aan te passen aan het systeem hier. Ik denk dat er sprake is van een emotioneel probleem."
"Kunt u wat duidelijker zijn?"
"Hem disciplineren gaat niet zo makkelijk. Hij heeft ook vaak stemmingen die moeilijk zijn te doorgronden."
"Ik had ook niet verwacht dat het makkelijk zou zijn om hem de juiste richting uit te kunnen sturen."
"De regelgevingen bij ons zijn nogal streng en ik heb vaak het idee dat hij daar niet zo veel begrip voor heeft. Laat ik het zo zeggen Johannes. Jij hebt hard gewerkt voor wat je tot nu toe hebt bereikt en je hebt er heel veel moeite voor gedaan. Ik vind dat jouw halfbroer vaak te makkelijk denkt over toekomstmogelijkheden en dat alles wel komt aangewaaid. Het gaat hier in eerste instantie om hoe iemand zich inspant en zijn motivatie. "
"Ik had natuurlijk wel het voordeel dat ik meer geleerd was wegens mijn vorming in de klooster in Jerusalem. Toen ik eruit moest heb ik wel alle kansen aangepakt die mij waren aangeboden."
"Dat is een kwestie van instelling. Ik heb wel gemerkt dat jij ambitieus bent Johannes."
"Ja. Ik wil vooruit en ik wil niet in de beklaagdenbank gaan zitten."
"Er zijn velen die je daarom egoistisch zullen vinden."
"Ik laat mij daardoor niet hinderen. Ik zet mijn eigen koers wel uit."
"Met jouw koers moet je er rekening mee houden dat je onbegrip zal tegenkomen"
"Dat weet ik. Als ze me tegenhouden dan houden ze me tegen maar ik ga niet vanuit mijzelf een pas op de plaats doen uit medelijden met anderen. Dat sluit niet uit dat ik niet bereid ben om een helpende hand uit te steken waar het kan."
"Is duidelijk; en nu?"
"Ik verkeer in onzekerheid voor wat betreft de ware intenties van mijn halfbroer."
"Wat bedoel je precies?"
"Het zou kunnen dat er sprake zou kunnen zijn van een beinvloeding dat uiteindelijk niet in mijn belang is. Voor mij is er een donker gebied voor wat betreft het verleden van mijn halfbroer waar ik geen inzage in heb en waar ik heel veel vraagtekens bij zet."
"Ik denk dat ik weet wat je bedoelt. Je bedoelt eigenlijk te zeggen dat anderen een verkeerd oordele over jouw kunnen vormen naar aanleiding van jouw omgang met jouw halfbroer."
"Precies. Ik kan hem niet bij zijn hand vasthouden. De richting dat ik uit ga wordt er ook wel eens toneel gespeeld om het zo maar's ui te drukken, en laat ik eerlijk zijn, zijn aanwezigheid zou dan storend kunnen werken."
"Nogmaals, ik denk dat ik weet wat je bedoelt. En wat verwacht je verder van mij?"
"Zie hem zo goed mogelijk te positioneren in een omgeving waar hij zo goed mogelijk inpast en in een omgeving waar hij zo goed mogelijk zelfstandig wordt. Ik verricht wel een zo goed mogelijke tegenprestatie binnen mijn mogelijkheden en ook in financiele zin."
"OK. Ik zal doen wat ik kan. Ga je hem nog spreken."
"Ik zal hem wel vaker spreken maar ik kan hem niet bij de hand vasthouden, althans niet wegens de plannen die ik voor ogen heb."
"We houden wel een oogje in het zeil, en we zullen doen wat we kunnen."
************
Enkele dagen na het gesprek met Kapitein Veldkamp had Johannes besloten om een bezoek te brengen aan zijn halfbroer die nu bij De Wolt was ondergebracht. Hij had besloten om dat op en zondag te doen nadat hij met Marja naar de kerkdienst was geweest in de Grote Kerk. Zijn halfbroer deed zijn deur open nadat Johannes had aangeklopt.
"Goede middag. Ik wil weten hoet het met je gaat."
"Kom binnen. Koffie?"
"Ja graag."
"Zoals je ziet is er hier weinig veranderd. Eigenlijk vond ik het prima zo en meer heb ik niet nodig."
"Je hebt het inderdaad precies zo gelaten als ik het aan je hebt gegeven."
"Ja, waarom zou ik het eigenlijk veranderen?"
"Dat hoeft ook niet. Zoals je het zelf wilt."
"Hoe was het op zee?"
"Dat vertel ik je dadelijk wel. Laten we het eerst over jouw hebben. Hoe is het met je gegaan?"
"Ach, zo zo. Na elke dag komt er wel weer een dag toch?"
"Dat klinkt niet zo enthousiast en ook niet zo opgewekt."
"Ik was eigenlijk wat aan het uitrusten van al de vermoeinissen van de week."
"Wat doe je zo allemaal in je vrije tijd?"
"Ik kom de dag wel door. Soms dit, soms dat. Niet echt iets bijzonders."
"Sergeant-majoor Bakkes heeft mij verteld dat jij steeds minder enthousiast bent voor lees- en schrijfles."
"Ja, ik weet niet of ik er echt veel aan heb. Eigenlijk vind ik het prima zo."
"Als je iets wilt bereiken dan moet je wel ergens moeite voor doen anders gebeurt er niet zo heel erg veel."
"Ja, dat weet ik wel, maar we zien nog wel."
"Hoe bedoel je? "
"Ik ben niet zo tevreden met wat ik nu doe binnen het tentenkamp."
"Wat bedoel je met niet zo heel erg tevreden mee?"
"Dat elke keer precies op tijd zijn een zo, het precies doen wat je elke keer verteld wordt en al die discipline vind ik eigenlijk niets voor mij."
"Soms heb je het niet voor het kiezen. Er is jouw een kans aangeboden en als jij die kans laat liggen dan is het maar de vraag of ze je nog een kans willen geven. In het begin gaan ze echt kijken of je wilt aanpakken desnoods onder goed toezicht."
"Welke kans is mij aangeboden?"
"Hier in het tentenkamp. Je begint wel bij punt nul. Ze maken je echt niet meteen generaal of zoiets."
"In het tentenkamp ben ik niet meer dan loopjongen voor Sergeant-majoor Bakkes. Elke dag precies op tijd aanwezig zijn, elke dag precies doen wat je gezegd wordt."
"Ja. Dat is nu eenmaal het systeem hier. Eerst plichtsgetrouw gehoorzamen en daarna de volgende stappen. Ze gaan echt kijken wat voor een vlees ze in de kuiten hebben. Ik ben hier ook zo begonnen."
"Maar jij was wel geleerd."
"Ja, maar die geleerdheid was niet vanzelf aan komen aanwaaien. Daar moet je wel enige moeite voor doen. In het monniken klooster was het echt elke dag heel vroeg opstaan en tot laat in de avond doorgaan. De helft van de dag leren en de andere helft werken aan allerlei handvaardigheden. Slapen is bij de monniken een luxe dat met schaarste wordt toegestaan."
"Ach, dat goed lezen en schrijven is niet iets voor mij denk ik."
"Heb je problemen met Sergeant-majoor Bakkes?"
"Hij doet steeds zo autoritair tegen mij."
"Is dat niet een gevolg van jouw opstelling? Als jij weinig enthousiasme toont dan gaat hij zich steeds meer autoritair opstellen."
"Hij doet steeds alsof hij alles beter weet."
"Ik zou kunnen proberen om een andere instantie te vinden waar je terecht kan."
"Kan jij het me niet leren Johannes?"
"Neen. Ik heb daar geen tijd voor. Ik moet mijzelf zo goed mogelijk helpen en concurrentie plegen tegen anderen. Dat heeft nu al mijn aandacht nodig. Ik kan wel een andere instantie proberen te vinden maar zelf heb ik er geen tijd voor."
"Maar je hebt wel de Sergeant-majoor Bakkes goed leren lezen en schijven."
"Ja. Toen was ik in dienst bij hem als loopjongen maar hij had er tijd voor gemaakt."
"OK. Ik zal mij wel vaker melden bij Sergeant-majoor Bakkes maar ik weet niet of dat echt iets is voor mij."
"Nogmaals. Er is jouw een kans gegeven en als je er te makkelijk over denkt en jezelf niet goed inspant en nergens moeite voor doet dan gaat er niet zoveel gebeuren en dan blijf je gewoon loopjongen."
"Daar zal ik wel over nadenken."
"Het enigste wat ik kan doen is om je te adviseren om je zo goed mogelijk in te zetten met veel overtuiging en enthousiasme. Als je een prima inzet toont dan is dat al heel wat en dan hoef je echt niet ergens heel goed in te zijn. Als je het allemaal laat afweten en een 'laissez faire' houding inneemt dan zijn er steeds minder mensen die je willen helpen. Als je geen kans wilt pakken dan kan ik ook niet zoveel voor je doen."
"Kan ik dan niet met jouw mee?"
"Neen dat is onmogelijk. Ik verkeer in een bepaalde positie waarbij ik ook vaak toneel moet spelen om het zomaar's uit te drukken. Jouw aanwezigheid in mijn directe omgeving zou bepaalde mensen helemaal verkeerd kunnen beinvloeden en dan kan ik niet bereiken waar ik op uit ben."
"Jij bent dus uit op eigen glorie."
"Dat is onzin. Ik heb wel een doel voor ogen en daar hoort een bepaalde status bij. Ik wil niet dat het geblokkeerd wordt doordat anderen een verkeerd indruk van mij gaan veroorzaken. Ik wil vooruit. Ik wil daar moeite voor doen en ik pak gewoon kansen als die mij worden aangeboden."
"Ik ben geen hielenlikker en ik ben niet iemand die zomaar als hondje achter Sergeant-majoor Bakkes aan wil lopen."
"Ik weet niet precies wat je met die opmerking bedoelt. De omstandigheden omtrent mij zijn jouw niet precies bekend en dus kan jij daar niet over oordelen.
"Ik zal erover nadenken."
"Doe dat, maar doe er niet te lang over. Ik wil je wel hulp aanbieden maar ik kan niet je hand vasthouden. Je moet wel een wil tonen. Als je geen eigen wil hebt dan ben je dood. Wil je dat?"
************
Het was een regenachtige dag in juli, en enkele weken nadat de Dwaalster in Zierikzee was aangekomen, dat Johannes de kompas van de Dwaalster zat schoon te maken aan de eettafel in hun woning. Gedurende twee hoorzittingen waren Anthony en Johannes uitvoerig gehoord over het incident waarbij de Dwaalster de Hafsa tot zinken had gebracht. Anthony en Johannes waren daarbij afzonderlijk gehoord. Ook waren Laura en Marja gehoord over hun activiteiten bij de diplomatieke dienst maar dat bleek meer een formaliteit te zijn en die hoorzittingen waren van korte duur. Het had Johannes zeer verbaasd dat de hoorzitting een zodanige wending had aangenomen dat hij het gevoel kreeg alsof de verhoorcommissie hem bijna prijsde voor de daad die hij had verricht. Ook Anthony had zijn verwondering daarover uitgesproken.
"Wat ben je aan het doen Johannes?" vroeg Marja toen ze de kamer binnenliep met boodschappen die ze net had gedaan.
"Het kompas van de Dwaalster aan het schoonmaken."
"Dat kan je toch beter laten doen."
"Dat doe ik liever zelf. Er mag geen vuiltje inzitten anders wil het wel eens blijven steken. Gedurende de afgelopen storm is er nogal wat zeewater overheen gegaan en hier en daar was er wat corrosie."
"Wat kijk je bedachtzaam."
"Ik heb net een brief van de Stadhouder ontvangen. Lees het maar. Ze verwachten een beslissing van mij en niet zo'n makkelijke."
Marja las de inhoud van de brief:
"
Geachte Tweede Officier J. Cassa,

Wegens uw activiteiten als Tweede Officier aan boord van de Dwaalster en de bijzondere omstandigheden daaromtrent heeft de Stadhouder besloten u in de gelegenheid te stellen om als verkenningsofficier op te treden bij zijn bijzondere verkenningseenheid. De verkenningseenheid heeft als taak om die gebieden te verkennen waar de gevechtseenheden van de Stadhouder hun operaties zullen uitvoeren. De verkenningsoperaties worden doorgaans uitgevoerd enkele dagen of enkele uren voordat de gevechtseenheden aldaar zullen worden ingezet. Gedurende dergelijke acties worden verkenners vanuit de eenheid vooruitgestuurd om bijzondere topografische omstandigheden of de locaties van vijandelijke eenheden vast te stellen. De verwachting is dat de gevechtseenheden van de Stadhouder in de nabije toekomst in het Palts gebied zullen worden ingezet. Aan de verkenners worden zware eisen gesteld met betrekking tot hun vaardigheden en hun fysieke uithoudingsvermogen. Bij een goede uitvoering van hun taak kan een verkenner rekening houden met een passende bevordering en gunstige carriere vooruitzichten. Het een en ander betekent voor u dat de mogelijkheid is geopend om tot Kapitein te worden bevorderd als u de verkenningstaken tot tevredenheid van de Stadhouder uitvoert. De Stadhouder benadrukt dat dit aanbod u geen verplichting oplegt. U wordt verzocht om binnen een maand na ontvangst van deze brief uw beslissing aan mij bekend te stellen.

Schuilenburg. "

"Had jij dit verwacht?" vroeg Marja terwijl ze de brief weer op de tafel legde.
"Absoluut niet. Ik moet wel zeggen dat ik zeer verbaasd was over de positieve reacties van de verhoorcommissie naar aanleiding van het incident met de Hafsa. Dat had ik nooit verwacht. Het leek wel alsof ze hun bewondering uitspraken."
"Dit is Die Haghe. Verbaas je negens over," zei Marja.
"Dat had ik ook gedacht, en een slangenkuil. Het blijft altijd mogelijk dat er andere bedoelingen achter die brief schuil gaan," antwoordde Johannes terwijl hij een draai aan het kompas gaf.
"Zo. Zo moet het kompas soepel kunnen draaien."
"Wat was er met het kompas?"
"Er zat een kleine beschadiging op het aasmechanisme maar dat heb ik weg kunnen vijlen."
"Wat ga je nu beslissen?" vroeg Marja.
"Weet ik nog niet" zei Johannes terwijl hij het kompas nog een voorzichtige draai met zijn vinger gaf "Weet jij het?"
"Gewoon je hart volgen Johannes," antwoordde Marja.
"Ik ga wel met je vader praten," besliste Johannes terwijl hij het kompas stilzette.
"Volgens mij is het kompas nu goed."
************
"Moet ik deze beslissing voor je nemen?" vroeg Kapitein Arentsen terwijl hij de brief van Schuilenberg teruggaf aan Johannes.
"Ik weet wel dat ik deze beslissing zelf moet nemen maar ik wil wel uw mening horen. U kent Die Haghe veel beter als ik. U heeft zelf gezegd dat er een felle concurrentiestrijd gaande is tussen de Stadhouder en de politici en ik denk dat u er een beter gevoel voor heeft hoe de kaarten precies liggen."
"Eerlijk gezegd is het een en andere voor mij ook nogal ondoorzichtig geworden. De situatie hier verandert van de ene dag op de andere en de tegenstellingen zijn scherp om het maar's zachtjes uit te drukken. Ook loyaliteiten veranderen van de ene dag op de andere."
"En Schuilenburg dan? Hoe liggen zijn loyaliteiten?"
"Schuilenburg is een zeer sluwe politicus. Het is vaak heel moeilijk vat op hem te krijgen. Hij houdt zichzelf ook vaak heel erg op de vlakte en over sommige zaken is hij vaak niet zo heel erg mededeelzaam."
"Weet u wat ik niet zo heel erg goed begrijp? Een moment ontvang ik een brief waarmede ik bijna tot een soort verrader wordt bestempeld en het volgende moment ontvang ik een brief waarmede ik de hemel wordt ingeprijsd."
'' Tja, er wordt wel driftig gemanoeuvreerd door de politici en ik kan je echt niet vertellen hoe de loyaliteiten van Schuilenburg dus precies liggen."
"U bedoelt te zeggen dat u niet weet of Schuilenburg voor of tegen de belangen van de Stadhouder handelt."
"Precies."
"Kunt u dat te weten komen?"
"Dat weet ik niet. Zodra ik iets weet waarmede ik je kan helpen laat ik het weten."
"Is mijn toekomst op de Dwaalster zeker?"
"Weet ik niet."
"OK. Ik wacht wel even met mijn beslissing. Ik heb een maand de tijd."
************
"Heb je al een beslissing genomen?" vroeg Marja aan Johannes een dag nadat hij haar vader had gesproken.
"Ik wacht daar even mee Marja. Ik hoop nog wat informatie van je vader te ontvangen en daarna beslis ik wel. Ik ga vroeg naar bed vanavond want ik voel me niet zo wel."
Nadat Johannes vroeg naar bed was gegaan was het voor hem onmogelijk om in slaap te vallen. Hij voelde zich steeds meer onwel worden en zijn hoofd bonsde van de hoofdpijn. Door herhaaldelijk overgeven had hij zijn gehele maag geleegd. Marja had geprobeerd hem licht voedsel en warme thee toe te dienen maar het was voor hem onmogelijk om iets binnen te houden. Zijn hoofdpijn was intens en terwijl de drang tot overgeven aanhield spuugde hij alleen maar galvocht uit. Er gingen steken van pijn door zijn maagstreek.
"Ik kan mij alleen maar voorstellen dat hij iets verkeerds heeft gegeten," had de dokter tegen Marja gezegd. De dokter had Johannes kalmerende middelen toegediend en vervolgens was Johannes weggezakt in een delirium. De volgende dag is hij in een delirium gebleven terwijl de meest waanzinnige dromen door zijn hoofd gingen:
Ze hadden Johannes vastgebonden aan een kruis en het kruis vervolgens op een heuvel gezet. Door zijn armen benen en lichaam schoten onophoudelijke pijnsteken. Zijn hoofd bonsde van de pijn door een strakke band die ze om zijn hoofd hadden gezet om het stevig tegen het kruis aan te zetten. Onder hem stond een woeste menigte die met gebalde vuisten steeds allerlei verwensingen naar hem toe schreeuwde:
"Egoistische fortuinzoeker!"
"Verrader!"
"Broedermoordenaar!"
Voor de menigte stond zijn halfbroer die steeds met een lange speer in zijn hand schudde en onophoudelijk verwensingen naar hem toe bleef roepen. "Lijden maar! Lijden maar! Eeuwig zal jij lijden! Eeuwig zal jij lijden!"
Zijn halfbroer wierp de speer met volle kracht naar hem toe en trof hem in zijn linker bovenbeen waardoor Johannes een pijnscheut door zijn lichaam voelde gaan. Toen zijn ogen open gingen zag hij dat de dokter een scherp mes in zijn linker bovenbeen had gezet om hem te laten bloeden.
"Ik heb u laten bloeden om de infecties uit u lichaam te laten lopen," zei de dokter toen hij zag dat Johannes zijn ogen opende.
"Ik ga terug naar de Dwaalster," fluisterde hij naar Marja die op zijn bed zat en viel toen meteen in een diepe slaap.
************
Het duurde twee dagen voordat Johannes voldoende hersteld was van zijn ziekte en zijn bed uit kon. Hij was enigszins verzwakt door de ziekte en de bloeding die de dokter had toegepast had hem ook de nodige krachten gekost.
"Was die bloeding nu echt nodig?" vroeg hij aan Marja terwijl zij samen aan de eettafel in hun woning zaten.
"De dokter wist niet wat die ziekte had veroorzaakt. Hij stond voor een raadsel. Nadat hij je verschillende medicamenten had gegeven had hij gezegd dat het enigste dat hij nog voor je kon doen was om je te laten bloeden zodat zoveel mogelijk van de ziekte je lichaam zou verlaten. Je moet nu weer op voldoende krachten zien te komen door die voedsel te eten die hij heeft geadviseerd."
"Laten we dan maar beginnen want ik wil zo snel mogelijk ter been zijn want ik heb nog het nodige te doen."
"Voordat je in slaap viel heb je mij ingefluisterd dat je Dwaalster heb gekozen."
"Ja. Die beslissing had ik eigenlijk al genomen voordat ik plat ging door de ziekte. Ik heb ook een droom gehad die mij helemaal heeft overtuigd."
"Was die beslissing moeilijk?"
"Neen. Je weet nog wel. Toen ik met het kompas bezig was had jij gezegd dat ik mijn hart moest volgen. Dus heb ik de Dwaalster gekozen."
"Ik heb van mijn vader begrepen dat je verdenkingen hebt tegen die brief."
"Ja. Een gladde brief. Ik geloof die brief eigenlijk niet zo erg. Volgens mij zijn die beloftes niet te vertrouwen en zijn het lokkertjes. Maar ik had je vader beloofd dat ik hem nog een keer zou horen voordat ik een antwoordbrief schrijf."
************
"Ik kan je niet echt heel veel duidelijkheid geven Johannes," zei Kapitein Arentsen nadat Johannes zich weer bij de Kapitein had gemeld om zijn mening aan te horen met betrekking tot de motivaties van de politici in Die Haghe.
"Ik heb eigenlijk al een beslissing genomen," zei Johannes, "maar u zou het mij vertellen als u iets te weten bent gekomen waar ik mijn voordeel mee kan doen."
"Wat heb je dan besloten Johannes?"
"Ik wil terug naar de Dwaalster."
"Een wijs besluit. Ik zou je ook hebben geadviseerd om afstand te nemen van het gekronkel hier en om Marja met je mee te nemen. Het is hier op dit moment net zo onvoorspelbaar als het weer."
"Het doet mij goed om dat van u te horen. Als Capitaine De La Garde heeft u meer inzicht in de situatie hier dan ik."
" 'Tja. Ik heb mijn oor te luister gelegd bij een aantal mensen waarvan ik zeker weet dat ik ze kan vertrouwen en uit wat ik heb gehoord heb ik begrepen dat Anthony en jij gevaarlijk spel hebben gespeeld. Jullie hebben die sheik twee brieven laten schrijven en met een van die brieven hebben jullie Schuilenburg min of meer gechanteerd."
"Van wie heeft u dat gehoord?"
"Dat doet er niet toe. Je denkt toch niet dat Schuilenburg zoiets over zijn kant laat gaan?"
"Wij hebben al het mogelijke gedaan om te voorkomen dat we de Dwaalster zouden verliezen."
"Wat de politiek betreft zijn jullie een stelletje amateurs. Na die eerste brief van Schuilenburg hadden jullie er beter aan gedaan om meteen terug te keren naar Die Haghe en hem op eerbiedige wijze uit te leggen wat er precies was gebeurd. In plaats daarvan hebben jullie ervoor gekozen om een sheik hem een brief te laten schrijven en daarmede zijn jullie een soort machtsspelletje begonnen. Bovendien hebben jullie, in jullie oneindige wijsheid, het nodig gevonden om hem een soort chantage brief te schrijven. Jullie hebben hem regelrecht tegen de haren ingestreken."
"U ziet het dus somber in?"
"Ja, Inderdaad. Ik ben van mening dat Schuilenburg jullie van de Dwaalster af willen hebben. Op een handige manier heeft hij de brief van de sheik en de hoorzitting gebruikt om een zeer positief oordeel over jullie uit te spreken waardoor het mogelijk was om jouw die functie aan te bieden bij de verkenningseenheid van de Stadhouder en op die wijze jouw te willen weglokken van de Dwaalster."
"Dat vermoeden had ik al," zei Johannes. "Die brief was te mooi."
"En Anthony?"
"Daar vindt Schuilenburg ook wel iets voor."
"Het is bijna niet te geloven," gaf Johannes te kennen.
"Ja, jullie hebben wel een vijand gemaakt hier in Die Haghe. Ga er maar van uit dat die beloftes in die brief lokkertjes zijn die helemaal niets te betekenen hebben. De kans is niet uitgesloten dat, als je ingaat op het voorstel van Schuilenburg, er een zodanig scenario in scene wordt gezet waardoor het mogelijk wordt jouw reputatie te beschadigen en jouw carriere wordt stop gezet of nog erger."
"Wat bedoelt u precies met nog erger?"
"Het is bij een aantal personen hier in Die Haghe bekend wat jullie met de Spanjaarden in Rabat hadden afgesproken en ook hoe jullie kans hebben gezien om die sheik die karabijnen aan te bieden."
"Is dat bij Schuilenburg bekend?"
"Dat weet ik niet. Als die informatie in verkeerde handen terecht komt kan het tegen jullie worden gebruikt."
"Mooie boel," zei Anthony.
"Als er ego's zijn beschadigd of als er gezichtsverlies is geleden kunnen ze meedogenloos zijn. Niet zo lang geleden is er hier een spion geexecuteerd, nadat hij een avond had genoten in de gevangenpoort. Volgens zeggen zou hij met de Spanjaarden hebben gesproken in het Palts gebied. Het is verbazingwekkend hoe snel hij is geexecuteerd. Zonder vorm van proces of misschien na een kort schijnproces. Na een avond in de gevangenpoort vertel je wel alles dat ze van je willen horen."
"Ik heb over die spion gehoord van Sergeant-majoor Bakkes."
"Ik heb begrepen dat jij je halfbroer onder toezicht heb gezet van die Sergeant-majoor."
"Hij is immers mijn halfbroer en ik heb hem willen helpen."
"Is het verleden van jouw halfbroer volledig bij je bekend?"
"Er is een groot donker gebied waar ik geen inzage in heb."
"Je weet zeker dat het je halfbroer is?"
"Volgens de Hoofdmonnik Sacharias in Jerusalem wel."
"Ken je de contacten van je halfbroer?"
"Ik heb geen tijd gehad om dat allemaal uit te zoeken."
"Misschien moet ik wat navraag doen," zei de Kapitein bedachtzaam.
"Ik had nog een vraag" zei Johannes.
"Als je mij maar niet het onmogelijke vraagt."
"De brieven die ik heb ontvangen zijn getekend door Schuilenburg. Ik stel mij zo voor dat hij namens de Stadhouder spreekt."
"Officieel moet dat wel, maar nogmaals, je hebt met een sluwe politicus te maken en hij kan heel erg overtuigend zijn naar de Stadhouder toe. Zo belangrijk ben je niet voor de Stadhouder en hij zal echt niet zoveel tijd voor je nemen. Als Schuilenburg de Stadhouder ervan overtuigd dat hij het beste met je voor hebt dan zal de Stadhouder dat wel als waar aannemen. Ik denk dat de Stadhouder niet precies weet wat zich afspeelt. Hij heeft het veels te druk met zijn eigen oorlogsvoering en veldslagen die de laatste tijd overigens niet zoveel succes opleveren. Ga er maar vanuit dat Schuilenburg informanten heeft binnen de troepen van de Stadhouder."
"En ook binnen de verkenningseenheid?"
"Ongetwijfeld. Vergis je niet in de macht van Schuilenburg."
"Als ik het voorstel van Schuilenburg heb afgewezen ga ik er van uit dat de weg vrij is om terug te keren naar de Dwaalster."
"Normaal gesproken wel tenzij Schuilenburg een goede reden heeft om je daarvan te weerhouden."
"Hoe lang duurt het onderhoud aan de Dwaalster?"
"Enkele maanden," zei Johannes.
"Ik zal erop toezien dat de Dwaalster daarna meteen weer naar de Levant kan vertrekken" beloofde Kapitein Arentsen.
"Goed. Ik zal dan wel mijn antwoordbrief aan Schuilenburg gaan schrijven waarmee ik zijn voorstel afwijs."
"Hoeveel tijd heb je daarvoor?"
"Een maand de tijd."
"Schrijf die brief dan maar op het laatste moment."
************
"Ben je iets opgeschoten na het gesprek met mijn vader?" vroeg Marja terwijl zij met Johannes aan de eettafel zaten in hun woning.
"Eigenlijk heeft hij mijn vermoedens bevestigd. Zoals ik je al had gezegd ga ik het voorstel van Schuilenburg afwijzen."
"Dan kan je al meteen een brief schrijven."
"Daar wacht ik zo lang mogelijk mee. Dan heeft hij minder bedenktijd."
"Ik heb begrepen dat je Schuilenburg helemaal niet vertrouwt."
"Dat heb je heel goed begrepen. Die brief is te mooi en glad. Ik kan mij er geen voorstelling van maken wat zij mij beloven. Je weet, Marja, dat de tegenstellingen tussen de Stadhouder en de politici steeds worden aangescherpt en ik vraag mij werkelijk af of de Stadhouder bekend is met de inhoud van de brief. Volgens mij is de inhoud alleen bekend bij Schuilenburg en misschien een aantal andere sluwe politici. Ik denk ook dat het aanbod bedoeld is om mij van de Dwaalster af te krijgen. Ik kan mij er geen voorstelling van maken dat ze de beloftes in die brief waar kunnen maken, te meer gelet op mijn onbekendheid met de land scenarios. We hebben een vijand van Schuilenburg gemaakt doordat we die sheik in Tripoli hem die brieven heeft laten sturen. Volgens jouw vader hadden wij dat gedoe omtrent de Hafsa meer diplomatiek moeten oplossen door ons op eerbiedige wijze bij Schuilenburg te melden en op die manier bij hem begrip te vragen voor wat betreft de omstandigheden waaronder het een en ander is gebeurd."
"Maar zo zijn jullie niet," zei Marja.
"Neen, maar misschien was het beter geweest als we dat wel hadden gedaan maar daar is het nu te laat voor. Ik denk dat Schuilenburg ook best wel wat wraakgevoelens kan hebben. Wij hebben  zijn ego beschadigd en hij heeft gezichtverlies moeten lijden. Dat is niet goed voor een politicus. Als ik zou ingaan op zijn aanbod dan zou het best wel mogelijk zijn dat zij mijn reputatie zouden willen beschadigen."
"Hoe zouden ze dat willen doen?"
"Dat zou niet zo moeilijk zijn. Hij heeft ongetwijfeld overal zijn informanten zitten en het zou niet zo moeilijk zijn om een scenario in scene te zetten waardoor dat mogelijk wordt. Niet zo lang geleden hadden ze iemand opgepakt die met een stelletje Spanjaarden had staan te praten. Vervolgens werd hij van spionage beschuldigd. Hij had een handvol getuigen tegen en dus was het voor hem onmogelijk om zijn onschuld te kunnen bewijzen. In de gevangenpoort vertel je vervolgens alles dat ze van je willen horen. Vervolgens wordt je dan gewoon geexecuteerd. Simpel toch? Je zult wel begrijpen dat ik heel wat slechte bijgevoelens hebt voor wat betreft de inhoud van de brief. Ik geloof er dus helemaal niets van en alle toezeggingen zijn volgens mij lokkertjes."
"Je hebt heel harde conclusies getrokken."
"Ja, en allemaal wegens het feit dat ze eerst een brief sturen waarmede ze te kennen geven dat ze mij een onverantwoordelijke piraat vinden en kort daarna mij een brief sturen waarmede ik bijna de hemel wordt ingeprezen. Daar klopt toch helemaal niets van?"
"Heb je nog je halfbroer gesproken?"
"Dat heb ik ook gedaan. Als hij zich niet positiever gaat opstellen dan gaat hij wel weer problemen krijgen. Ik wil hem wel helpen maar ik kan hem niet steeds in mijn directe omgeving hebben want je weet hoe er af en toe toneel wordt gespeeld om het zomaar's uit te drukken. Hij zou er aanleiding van kunnen zijn dat anderen verkeerde indrukken van mij zouden kunnen krijgen, zoals gedragscodes, manieren van doen en zulk soort dingen allemaal."
"Je bedoelt hoe twee personen elkaar kunnen beinvloeden?"
"Ook dat, maar er wordt vaak ook op ander dingen gelet. Neem bijvoorbeeld een schip. Als Anthony en ik allebei niet een bepaalde status hadden aan boorde van dat schip dan zou iemand verkeerde conclusie kunnen trekken met betrekking tot mijn gedragscode als ze alleen omgang hadden met Anthony en ook andersom."
"Omdat jullie elke dag aan boord van hetzelfde schip zijn?"
"Ja. precies. Daarom heeft er een de status van Kapitein en de andere van Tweede Officier om zulk soort misverstanden te voorkomen. Elk zijn eigen status. Dat is nu eenmaal het militaire systeem."
"Ja, ja."
"Er zou een vreemdsoortige situatie ontstaan als de Kapitein de jongere broer is en de Tweede Officier de oudere broer is. De Kapitein heeft het voor het zeggen over de tweede officier maar de oudere broer heeft het voor het zeggen over de jongere broer, althans volgens veel gewoonterecht. Wat nu? gaan velen zich dan afvragen."
"Je wil dus wel helpen maar wegens carriere belangen kan dat alleen op een bepaalde manier?"
"Ja. Afstandelijke hulp. Maar er is nog iets."
"En dat is?"
"Mijn halfbroer heeft een donker verleden waar ik geen inzicht in heb. Hoewel Sacharias, de Hoofdmonnik, heeft gezegd dat hij mijn halfbroer is, vraag ik mij toch af en toe wel af wat zijn werkelijke bedoelingen zouden kunnen zijn."
"Dus voorzichtigheid geboden."
"Ja. Hoe staat het met de sociale verplichtingen Marja?"
"Ach, die vrouwen bijeenkomsten ben ik niet zo gewend."
"Je valt een beetje uit de toon wil je zeggen."
"Eigenlijk wel ja. Ik krijg vaak van die rare vragen. Hoe het aan boord van het schip is met al die mannen en zo en of ik het wel naar mijn zin heb in Jerusalem."
"Gewoon je liefste gezichtje opzetten Marja en zoete antwoordjes geven."
"Laat dat maar aan mij over Johannes. Daar heb ik niet zoveel problemen mee maar af en toe verveel ik mij mateloos."
"Je moet wel laten zien dat je een keurige dame bent Marja."
"Oh maar dat lukt mij echt wel. 'S avonds ben ik toch ook een keurige dame Johannes?"
"Je hoort mij niet klagen."
"Anthony en Laura hebben ons uitgenodigd om volgende week zondag bij hun te gaan eten."
"Dat komt goed uit want ik heb nog wel het een en ander met hem te bespreken. Hoe gaat het met Laura?
"Zij heeft het wel naar haar zin als rechterhand van de ambassadeur van de Levant. Ik heb met haar een goede regeling afgesproken. Ik help haar halve dagen als haar assistente en voor de rest van de tijd help ik mijn vader."
"Je vader zal je hulp nu wel goed kunnen gebruiken denk ik zo."
"Hoe bedoel je?"
"Ik vind hem wel kras voor zijn leeftijd maar hij wordt wel een dagje ouder."
"Hij doet vaak alsof hij nog van alles kan, maar ik merk wel dat het allemaal niet zo makkelijk mee gaat."
"Toen ik hem gisteren spraak maakte hij wel een vermoeide indruk op mij."
" Het is hier in Die Haghe niet meer zoals het was. Toen hij mij een paar dagen geleden in vertrouwen nam zij hij dat er een andere wind in Die Haghe waait. Mensen die hij blindelings in vertrouwen kon nemen schijnen zich steeds meer afstandelijker op te stellen. Ik denk dat hij zich er zorgen over maakt dat de machtsverhoudingen zich nogal aan het veranderen zijn. Het zal mij niets verbazen als hij een dezer dagen er gewoon mee ophoudt of dat hij verzocht wordt om plaats te maken voor een andere."
"Ik zal blij zijn als de Dwaalster weer vaargereed is en wij weer kunnen vertrekken."
"Het diplomatieke werk in Jerusalem is minder gecompliceerd en meer ontspannen. Ik kijk er naar uit om daar weer aan de slag te kunnen."
"Over een paar weken ga ik even naar Zierikzee om te kijken hoe het gaat met het onderhoud aan de Dwaalster. Misschien kan ik wat onderhoud laten uitstellen en dat in Haifa laten doen, maar dat zie ik nog wel."
"Oh, er is nog wat."
"Ja?"
"De pastoor van de Grote Kerk heeft gevraagd of wij over twee weken kunnen meedoen aan een liefdadigheidsbijeenkomst in de kerk na de kerkdiensten."
"Ik vind het prima. Die pastoor staat goed tussen de mensen en toont veel belangstelling voor zijn toehoorders."
"Ik heb gezien dat je de laatste keer een  gesprek met hem voerde. Waar ging het over?"
"Ach, zo heel erg belangrijk was het nu ook weer niet. Het was meer een beleefdheidsgesprek. Ik had zo het gevoel dat hij wilde uitvissen hoe gemotiveerd ik was voor het Katholieke geloof."
"En, wat heb je gezegd?"
"Ach, eigenlijk ben ik wat oppervlakkig gebleven. Ik heb hem gezegd dat jij mijn inspiratiebron bent."
"Prima, en verder?"
"Niets verder; ik denk dat hij dat een goed antwoord vond; hij zij dat hij ervan was overtuigd dat ik wel mijn eigen weg kon vinden en vond dat ik geen aanwijzingen van hem nodig had en liep toen weg."
"Er zijn vaak mensen die eerst met de pastoor gaan praten voordat ze iets gaan beslissen," zei Marja.
"Sommige mensen zijn zo," antwoorde Johannes, "maar dan laat je anderen voor je denken; ik denk er liever zelf over na; soms kan je zoveel over sommige dingen nadenken dat je erover gaat dromen; misschien vallen allerlei dingen op een rare manier vanzelf in hun plaatst als je in een rust toestand bent. Het kan vaak wat verwarrend worden, vooral als ook allerlei andere indrukken gaan meespreken. Gedurende die sorm had ik ook een rare droom gehad; weet je nog wel? "
"Nou en of! Elk moment dat het schip scheef ging dacht ik dat het mijn laatste moment was. Hoe konden jullie zoiets doen?"
"Dat moet je maar aan Anthony vragen. Hij was de Kapitein. Hij heeft toen per se door willen zetten tegen mij adviezen in."
"Maar ga door over je droom."
"Ik heb toen de hele nacht aan het roer gestaan."
"Dat heb ik begrepen ja. Had je niet wat rustiger kunnen sturen?"
"Neen dat kon niet. Met zulke golven is het onmogelijk om rustig te sturen. Maar goed, toen ik daarna naar mijn cabine ben gegaan ben ik in een diepe slaap gevallen. Ik heb toen gedroomd dat ik over de bodem van de zee liep."
"Wat wonderlijk. Zonder adem te halen?"
"Neen ik kon onder water ademhalen, net als een vis. Ik was op zoek naar de telescoop die je mij had gegeven en die overboord was gegaan wegens de storm."
"Jammer van dies telescope. En verder?"
"Ik kwam toen de twee kannonnen tegen die overboord waren gegaan. Uit een van de kannonnen kwam een lange aal waar steeds bliksem schichten uitkwamen. Het bleef maar om me heen zwemmen en ik moest het steeds met mijn arm van me afhouden."
"Wat heeft die aal dan te betekenen?"
"Ik houd mijzelf bijna dagelijks bezig met de dreiging die van Schuilenburg uitgaat. Die aal zou daar symbool voor kunnen zijn geweest."
"Dat lijkt mij een interessante verklaring."
"Maar daar is nog meer. Vervolgens verscheen Sacharius van onder het zand. In een hand had hij een lange metalen staaf en onder zijn andere arm hield hij de telescoop vast met jouw naam er op. Hij heeft toen die aal weggejaagd met de staaf terwijl er een lichtflits uitkwam. Hij zei steeds maar dat ik hem moest volgen."
"En welke betekenis geef je daaraan?"
"Ik kan mij alleen maar voorstellen dat daarmede wordt bedoeld dat wij de spirituele leiding van Sacharius moeten blijven volgen en dat hij ons dan zal beschermen tegen de invloed van Schuilenburg" zei Johannes voorzichtig.
"Het zou ook kunnen dat je steeds denkt dat Sacharius je terug wil hebben in het klooster," zei Marja met een vertwijfelde stem terwijl ze het kopje bleef rondraaien dat ze in handen vasthield.
"Je denkt toch niet dat ik je zo maar ga verlaten?" antwoordde Anthony. "Dat kan nooit de bedoeling van die droom zijn."
"Maar je had toch nog een droom? vroeg Marja
"Ja. Dat was toen ik ziek was en in een delirium lag. Ik droomde toen dat vastgebonden was aan een kruis en dat mijn hoofd met een soort riem stevig tegen de balk van het kruis was aangetrokken."
"Was dat hier in Die Haghe?"
"Ja. Die kruis stond op een soort heuveltje en ik keek neer op een woedende menigte. Met gebalde vuisten schreeuwde die menigte allerlei verwensingen naar met toe. Ze schreeuwden dat ik uit was op eigen glorie, dat ik een verrader was en dat ik een broedermoordenaar was. Ze zijden dat ik moest lijden en dat ik eeuwig zou lijden. Mijn halfbroer stond vooraan bij die menigte en schudde steeds een lange speer naar mij. Vervolgens gooide hij die speer mijn richting uit en die speer trof mij in mijn linker dijbeen. Toen werd ik wakker en toen had ik tegen je gezegd dat ik de Dwaalster had gekozen."
"Dat was dus het moment dat je de Dwaalster had gekozen?"
"Neen. Ik heb de Dwaalster gekozen toen je tegen mij zij dat ik mijn hart moest volgen."
"Hoe dat dan?"
"Met die droom werd ik gewaarschuwd dat er op een meedogenloze wijze met mij zou worden afgerekend als ik in zou gaan op het voorstel van de Stadhouder om verkenner te worden bij zijn verkenningseenheid."
"Daarmede wil je zeggen dat jouw verdenkingen tegen Schuilenburg werden bevestigd."
"Ja. Die brief van Schuilenburg was dus een valse brief met lokkertjes erin om mij van de Dwaalster weg te kunnen manoeuvreren en mij een scenario in te willen lokken waar ze op een meedogenloze wijze met mij zouden kunnen afrekenen."
"En dat van je halfbroer?"
"Het volk beschuldigde mij ervan dat ik uit was op eigen glorie en dat ik mijn halfbroer in de steek zou laten en er niets voor over zou hebben wegens een egoistische instelling."
"Maar je wil toch vooruit?"
"Ja, je kan immers alleen iets voor mensen betekenen als je invloed hebt."
"Je moet dus op een andere manier vooruit?"
"Ja, en niet op de manier zoals Schuilenburg in zijn brief had voorgesteld want dan zou er met mij worden afgerekend."
"Wat heb je tot nu toe voor de mensen betekend?"
"Ik wil daar niet over oordelen. Dat moeten anderen doen. Wie weet ben ik voorbestemd om iets te doen waarbij ik wel veel invloed zal hebben maar dat weet ik niet en als dat zo is dan wordt dat voor mij verborgen gehouden."
Steeds knaagde het gevoel bij Johannes dat die eerste droom waar ze het over hadden gehad de betekenis zou kunnen hebben dat hij uiteindelijk naar het klooster zou worden teruggeroepen maar dat het nodig was dat hij ervaring moest opdoen bij de gewone mensen, maar hij zweeg daarover tegen Marja.
"Oorlog voeren en de wil van God zijn twee dingen die moeilijk zijn om met elkaar te rijmen," peinsde Marja.
"De wegen van God zijn vaak ondoorgrondelijk. J'eanne d'Arc had toch ook de opdracht van God gekregen om oorlog te voeren. God geeft leven en God neemt leven. Vaak heeft God mensen aangewezen om levens te nemen."
"Soms is het moeilijk om het geloof helemaal goed te begrijpen," zei Marja
Dat is zo. Er zijn heel veel dingen die ik ook niet begrijp. Daarom is er juist geloof denk ik."
"Jij moest een zo goed mogelijk persoon worden in het klooster en daarna ben je eruit gezet."
"Sacharius had gezegd dat ik over bepaalde eigenschappen beschikte waardoor God mij de bestemming had gegeven om verder buiten het klooster mijn invloed toe te passen."
"Maar buiten het klooster wordt je dan weer een minder ideaal persoon."
"Je moet het zo zien Marja. Jesus Christus was, volgens het geloof, de meest ideale persoon en hij moest dus al de mensen beinvloeden."
"Ja, dat begrijp ik wel."
"Welnu, zijn discipelen waren niet zo ideaal en dus moest hij zijn discipelen beinvloeden. Op hun beurt moeten de disciplen weer personen beinvloeden die minder ideaal zijn dan de discipelen. Zo blijf je afdalen. De meest ideale persoon in een groep personen beinvloedt de minder idealen. Je kan je bijvoorbeeld een bende rovers voorstellen waarbij de meest ideale rover de minder ideale rovers moet beinvloeden."
"Ja, ja."
"Je zou dus kunnen zeggen dat God de meest ideale rover bij de minder ideale rovers heeft gezegd."
"Ja, ja en daarom had God jouw op de Dwaalster gezet."
"Zo zie ik dat."
"Dus als jij rover zou zijn dan zou God jouw bij rovers kunnen plaatsen die minder ideaal zijn zodat jij ze kan beinvloeden?"
"Ja, precies. En omdat ik ook rover ben zullen zij mij beter accepteren."
"Dat klinkt logisch en ook niet zo moeilijk."
"Ja want eigenlijk is God overal."
"God kan je ook weer de bestemming geven om terug te gaan naar het klooster."
"Als God dat wil dan moet dat gebeuren, maar ik denk niet dat God wil dat ik jouw ga verlaten."
"Wil je nog een kop koffie Johannes?"
"Ja."
************
De zondag dat Johannes en Marja een etensafspraak hadden met Anthony en Laura was een mooi zonnige dag. In Die Haghe was het de gewoonte dat op de zodagen de mensen 's ochtends meestal de kerk bezochten om een mis bij te wonen waarna ze meestal een wandeling maakte door het dorp of in de omgeving van de vesting. Gedurende zulk soort wandelingen ontmoetten de mensen elkaar waarbij er allerlei nieuwtjes werden uitgewisseld en er met elkaar werd gesproken over allerlei andere zaken. Er werden op de zondagen ook verschillende markten gehouden waar de mensen zondaagse koopjes konden doen. De Lange Vijverberg was een geliefd plaats voor de meer welgestelden om elkaar te ontmoeten. Dat was eigenlijk een soort brede laan met aan beide kanten hoge bomen. De Lange Vijverberg liep langs de Hofvijver waarnaast de vesting ofwel het Binnenhof lag.
"We moeten omstreek zes uur vandaag bij Anthony en Laura zijn," zei Marja tegen Johannes.
"Daar hebben we wel even de tijd voor toch. Het is pas twee uur," antwoordde Johannes.
"Het is een mooie dag vandaag. We kunnen toch wel even gaan wandelen. We kunnen dan even langs een van de markten om lekkerbekjes te kopen en dan kunnen we langs 't Goude Hooft om daar koffie te drinken. Dan zie ik die oude herbergier weer en mijn vriendin Jacqueline."
"OK, laten we dat doen."
Nadat Johannes en Marja hun voordeur uit waren gegaan aan de Lange Houtstraat en een stukje door die straat waren gelopen kwamen ze uit op de Causeriestraat dat haaks op de Lange Houtstraat liep.
"De Wolt is zijn stallen aan het uitbreiden," zei Johannes. "Met al die drukte wegens de oorlogen is er nogal wat toeloop naar zijn stallen."
"Het is hier altijd druk op de Causeriestraat," antwoordde Marja. "Allerlei mensen die steeds naar de achterkant van de vesting moeten. Daarom heet het ook de Causeriestraat. Al die weggebruikers spreken elkaar steeds aan over van alles en nog wat. Soms staan ze een hele tijd met elkaar te praten. Je weet toch wel wat causerie betekent: gekeuvel of gebabbel."
"De Bleijenburgstraat daar iets verderop is ook zo'n typische naam."
"Misschien is dat wel omdat er wat burgers wonen die blij zijn om in de buurt van de vesting te wonen," legde Marja uit.
"Lijkt me logisch."
"Daar iets verderop op de hoek van de Korte Houtstraat heb je het restaurant Athina. De eigenaar heet Axson," wees Marja uit.
"Wat een bijzondere naam?"
"Hij is van Jerusem in de Levant. Zijn dochter is er van door gegaan met de een of andere Italiaan. Er werd nogal wat over verraad gefluisterd."
"Het is een en al intrige hier. Heb je daar al gegeten?
"Mijn vader eet daar vaak met andere officieren. Ik heb begrepen dat de zaken daar steeds beter gaan. Zullen we om de vesting heen lopen? Dan kunnen we via Het Plein en het Buitenhof naar de vismarkt"
"We kunnen toch ook door het Binnenhof?"
"Ja dat kan maar ik heb van mijn vader begrepen dat het vandaag daar nogal druk is met allerlei gasten."
"We hebben toch toegangspassen? Mijn bureau is daar en het bureau van je vader ook?"
"Ja, maar ik wil ook even langs dat marktje bij Het Plein."
"Ze zijn weer een stukje aan het bouwen bij die vesting," merkte Johannes op.
"Ze zijn daar altijd bezig," zei Marja. "Al sinds twaalfhonderd stond er een soort klein kasteeltje dat door de Graven van Holland als een soort jachtverblijf werd gebruikt en waar allerlei feestjes en diners werden georganiseerd."
"Je kent je geschiedenis lesjes goed," merkte Johannes op.
"Ja he? En dat kasteeltje is nu de Ridderzaal. Later hebben ze die gebouwen er omheen gebouwd voor allerlei redenen: Extra verdediging en onderkomens en zo. Heel vroeger was de hofvijver het Duinmeer waar De Beek op uitkomt."
"Welke beek?"
"Het is een beekje dat gedeeltelijk onder de grond doorloopt en verderop weer uit de grond komt."
"Eigenlijk is Die Haghe een groot dorp," zei Anthony een beetje sarcastisch.
"Laat de Stadhouder je dat niet horen zeggen,." waarschuwde Marja. "Hij wilde om Die Haghe een grote muur bouwen om er een vestigingsstad van te maken en om de Spanjaarden tegen te houden, maar dat wilde de regering niet."
"De Stadhouder lijkt nogal ambitieuze plannen te hebben," merkte Johannes op.
"Misschien wil hij wel koning worden," zei Marja. "Hij houdt graag zo veel mogelijk veldslagen om indruk te maken."
"Op wie wil hij dan indruk maken?"
"Door al die veldslagen maakt hij indruk op belangrijke koningshuizen en misschien kan hij dan een belangrijke prinses trouwen en op die manier koning worden."
"Oh nu weet ik waarom hij nog niet getrouwd is," zei Johannes. "Hij wacht op zijn Konings prinses."
"Daarom heeft hij steeds maitresses die hij niet wil trouwen."
"Op welke prinses zou hij dan wachten?" vroeg Johannes.
"Misschien wel op een prinses van het Franse Koningshuis. Als het Franse koningshuis heel veel andere koningshuizen als bondgenoten heeft en die bondgenoten willen het Franse koningshuis dienen kan het Franse koningshuis misschien wel een keizershuis worden."
"Maar er is toch al een keizershuis? Hoe moet dat dan?" vroeg Johannes.
"Daar heb ik eigenlijk nooit over nagedacht," antwoordde Marja.
"Ik denk dat het keizershuis daar wel over heeft nagedacht," zei Johannes. "Het zit niet op concurrentie te wachten."
"Zullen we nu naar het Buitenhof lopen?" stelde Marja voor nadat Marja een speldje had gekocht bij het marktje bij het Plein.
"Er gebeurt niet zo veel vandaag op het Buitenhof," zei Johannes toen ze langs het Buitenhof liepen.
"We kunnen een keer gaan kijken als de ridders tegen elkaar duelleren," zei Marja. "Het schijnt nogal een spektakel te zijn. Het wapen van de beste ridder krijgt een ereplaats in de Ridderzaal."
"Dat zal wel," zei Johannes een beetje laconiek. "Volgens mij hebben de ridders hun best tijd gehad. Ik kan mij niet zo goed voorstellen wat ze in de oorlogvoering van nu nog te betekenen hebben."
"Zullen we nu maar koffie gaan drinken in 't Goude Hooft?" stelde Marja voor.
Nadat ze 't Goude Hooft waren binnen gegaan namen ze een plaats aan een tafel enige tafels verwijderd van de hoofdingang. Nadat ze waren gaan zitten kwam er een goed uitziende jong dame naar ze toe om ze te bedienen.
"Dit is Jacqueline, mijn vriendin," stelde Marja haar vriendin voor.
"Oh, maar we kennen elkaar al," zei Johannes. "Jacqueline en ik hebben elkaar al vaker gezien. We hebben niet zo lang geleden een lang gesprek gevoerd over de paardenhandel van haar vader. Ik wist niet dat het jouw vriendin was."
"Dan hoef ik jullie niet meer aan elkaar voor te stellen," zei Marja enthousiast.
"Jullie willen zeker koffie," vroeg Jacqueline met een stralende glimlach naar Johannes.
"Zeker," antwoordde Johannes. "Met jouw bediening smaakt het extra lekker."
"Jij mag Jacqueline wel?" vroeg Marja.
"Ja. Ik vind haar een bijzondere charmante jonge dame. Zij heeft mij heel veel verteld over de paardenhandel van haar vader. We spreken elkaar wel vaker wanneer ik hier koffie drink. Ik denk dat zij bijzonder goed gezelschap is."
"Ik vraag Jacqueline wel of ze dadelijk een stukje met ons meeloopt. Haar dienst is zo afgelopen."
Nadat Jacqueline de koffie had geserveerd zei ze dat ze graag een stukje wilde meelopen en dat ze daarna zou doorlopen naar de paardenstallen van haar vader in de buurt van het Haagsche bos.
"Weet je," zei Marja terwijl ze hun koffie dronken, "ik heb ook een bijzondere droom gehad."
"Oh ja, En waar ging het over?"
"Ik heb gedroomd dat jij op een zeilschip op zee zat. Terwijl je aan het varen was begon de zee op een vreemde manier te borrelen en plotseling kwam er een hele grote reuze bruine walvis naar boven. Toen het jouw zag deed het zijn grote bek wijd open en vervolgens vaarde jij zijn bek in. Toen ging zijn bek dicht en was jij verdwenen. De walvis stond plotseling in brand en daarna zonk het weer de zee in. Toen het was verdwenen schitterde een groot kruis op het water en daarna werd ik wakker."
"Misschien een teken dat ik weer naar de Levant ga zeilen," zei Johannes voorzichtig terwijl hij een vreemdsoortig gevoel had dat het misschien iets heel anders zou kunnen betekenen.
"Misschien," zei Marja nadenkend.
Nadat ze hadden afgerekend liepen ze met hun drieen 't Goude Hooft uit in de richting van de vismarkt op De Plaats. Ze liepen langs de gevangenpoort en vervolgens langs de galg op de Lange Vijverberg aan de hoek van de Hofvijver.
"Ik vind het zo'n verschrikkelijk ding," zei Marja. "Ik snap niet dat ze het niet opstellen waar het minder opvalt."
"Het moet mensen afschrikken om allerlei misdaden te begaan of om verraad te plegen," antwoordde Johannes.
"Er is een paar dagen geleden hier iets verschrikkelijks gebeurd," vertelde Jacqueline.
"Wat dan?" vroeg Marja.
" 'S nachts hadden ze hier een dode man neergelegd wiens tong was uitgesneden."
"Wat verschrikkelijk," zei Marja "Wie had dat gedaan?"
"Dat weten ze niet. Ze hebben wel 's nachts een paard met wagen zien wegrijden maar de mannen daarin heeft niemand herkend."
"Waarom hebben ze dat dan gedaan?" vroeg Marja.
"Dat kan niemand met zekerheid zeggen. Hij zou wel verhalen hebben verspreid dat Jesus Christus vrouwelijk was."
Enige ogenblikken later kwamen ze aan bij de vismarkt op De Plaats. Er liepen daar vaak ooievaars rond die allerlei visresten wegpikten. Soms werden ze een paling toegegooid door de marktmensen. Terwijl Marja de lekkerbekjes aan het kopen was liep er een ooievaar haar richting uit.
"Kijk Marja, een ooievaar," riep Jacqueline terwijl de ooivaar haar aankeek.
Marja wierp het stukje lekkerbekje toe en vervolgens liepen ze verder. Ze liepen de Kneuterdijk uit en rechtsaf de Lange Voorhout in. Enkele huizen verder kwamen ze aan bij het huis waar Anthony en Laura een etage hadden gehuurd.
"Komen jullie een dezer dagen bij ons eten?" vroeg Jacqueline.
"Is zondag over twee weken goed?" stelde Marja voor.
"Ik denk het wel. Ik zal het aan mijn moeder vragen."
Laura deed de voordeur open nadat Johannes aan een stuk touw had getrokken waar een gelakt plankje aan hing met de namen van Anthony en Laura erop. Het stuk touw was bevestigd aan een bel op de eerste etage waar Anthony en Johannes woonde.
"Het eten staat al helemaal klaar. We kunnen zo aan tafel," stelde Laura voor nadat ze de bloemen en de lekkerbekjes van Marja had aangenomen.
"Bevalt het op het bureau Schepenzorg," vroeg Anthony aan Johannes.
"Ik zou het niet echt inspirerend willen noemen. Heel veel administratie en niet altijd zo makkelijk om sommige ideeen er door te krijgen."
"Ja, er zijn wel wat tegengestelde belangen. Je moet de juiste mensen aan je kant zien te krijgen. Maar dat voorstel van jouw voor dat nieuwe kompas is toch wel goed gegaan?"
"Ja, dat wel, maar zo makkelijk ging dat nu ook weer niet. Behalve de technische eigenschappen zijn er ook allerlei handelsbelangen."
"Ik heb via Asher Dajan wat informatie ontvangen over zonnewijzers en uurwerken speciaal voor schepen. Misschien kan je er iets mee doen."
"Geef het dadelijk maar aan mij. Ik zal proberen het te introduceren maar ik kan je niet zo veel beloven. Je weet hoe ze zijn."
"Soms moet je anderen het gevoel geven dat het hun idee is."
"Dat doet inderdaad soms wonderen. Ik ken wel iemand die ik misschien voorzichtig kan bewerken, maar dat heeft wel tijd nodig. Ik zal wel zien of ik een handige administratieve truc kan verzinnen."
"Heb je nog iets van die boekhouders gehoord over die karabijnen?"
"Neen helemaal niets. Ik heb het zo verrekend dat het voor hun geen problemen moet kunnen opleveren. Wat hun betreft klopt het rekensommetje gewoon."
"Ik heb begrepen dat er ook wat meningsverschillen waren over het onderhoud van de schepen in Zierikzee."
"Ja. Het volgende probleem. Als je niet al de juiste argumenten hebt kan het knap lastig worden"
"Ik stuur volgende week wel iemand naar je toe die je misschien wat prima argumenten kan leveren."
"Alle argumenten waarmede ik de heer Schutten om de oren kan slaan zijn mij van harte welkom," zei Johannes.
"Hoe hebben ze bij je gereageerd over die brand op de Dwaalster?" vroeg Anthony.
"Brand? Ik heb daar niets over gehoord."
"Heeft Kapitein Arentsen jouw daar niets over verteld?"
"Neen. Helemaal niets. Heb jij daar niets over gehoord Marja?"
"Ik ook niets. Mijn vader heeft het nogal druk de laatste tijd en soms wordt hij af en toe een beetje vergeetachtig."
"Was het ernstig?" vroeg Johannes.
"De helft van de kapiteinscabine is uitgebrand. Ze hebben het kunnen blussen met de handpompen en emmers water maar er is flink wat schade."
"Hoe kon zoiets nou gebeuren?" vroeg Johannes.
"Ik heb me laten vertellen dat iemand een kaars heeft laten branden in dat cabinetje naast de cabine van de kapitein. Ze hebben ook een luikje laten open staan en kennelijk is er een gordijn tegen die kaars aan gewaaid. Althans dat zeggen ze."
"Een mooie boel," zei Johannes "en hoe lang blijft het schip nu uit de vaart?"
"Ik denk minstens een half jaar."
"Schuilenburg zal wel een vreugde dansje doen," zei Johannes. "Voorlopig kunnen wij niet met de Dwaalster weg. Weet je zeker dat het geen sabotage was Anthony?"
"Probeer dat maar te bewijzen."
"Ik denk dat we samen daar even moeten gaan kijken," zei Johannes
"Mijn idee. Ik maak morgen wel een afspraak met je."
"Jij had het zoeven over Asher Dajan. Is hij hier in Die Haghe geweest?"
"Ja, vorige week kwam hij mij opzoeken. Hij kwam mij een nogal bijzonder aanbod doen."
"En dat is?"
"Bij hem in de handel. Bij de scheepsbouw."
"Ga je daar op in?"
"Neen, ik blijf liever op de Dwaalster. Hij zei wel dat, mocht ik er in de toekomst toch belangstelling voor hebben, zijn voorstel toch open blijft. Ik denk dat hij ook een beetje zit te vissen naar mijn contacten die ik heb via het bureau Scheepsbouw hier in Die Haghe waar ik werk als ik niet op zee ben."
"Laat dat maar aan Asher Dajan over. Zijn handelsinstincten kennen geen grenzen."
"Zijn naam komt ook veel voor in het administratie bureau in Jerusalem," gaf Marja te kennen.
"Hoe bevalt het jouw bij het bureau van Laura, Marja?" vroeg Anthony.
"Ik heb gemerkt dat de Ambassadeur van de Levant haar heel veel verantwoordelijkheid en zelfstandigheid geeft en zij schuift mij steeds leuke projecten toe."
"Je doet me te veel eer aan Marja Ik doe ook gewoon mijn plicht. De ambassadeur is een heel drukke man en hij is veel op reis en dus blijft er veel liggen dat ik moet opknappen. Er zijn ook wel eens vervelende dingen bij."
"Zoals?" vroeg Johannes
"Zoals belangrijke mensen afzeggen die graag de Stadhouder willen spreken en als scheidsrechter optreden bij conflictsituaties en zulk soort dingen. Niet zo lang geleden had ik te maken met een diplomaat uit Frankrijk die een ontmoeting wilde organiseren tussen de Stadhouder en wat nogal belangrijke politici uit Frankrijk. De Stadhouder had er toen geen tijd voor. Althans dat zei hij. Volgens mij had hij er helemaal geen zin in en dan moet je allemaal redenen zien te vinden om zoiets fatsoenlijk te kunnen afzeggen. Als je dat niet goed doet dan krijg je nogal wat boze mensen. Marja neemt mij ook veel werk uit handen en krijgt ook steeds meer te maken met zulk soort activiteiten maar je moet langzaam ingroeien in dat wereldje want voordat je het weet trap je op hele lange tenen."
"Ik heb gehoord van die brief die jij hebt ontvangen van Schuilenburg, Johannes," zei Anthony
"Van wie heb je dat gehoord?"
"Dat heb ik van de Kapitein Arentsen gehoord."
"Die brief is te mooi om waar te zijn."
"Wat bedoel je?"
"Die Schuilenburg heeft mij een voorstel gedaan dat ik een verkenner wordt in de verkenningseenheid van de Stadhouder en hij heeft mij de belofte gedaan dat ik daardoor bevorderd zou kunnen worden en dat ik daardoor een uitzicht zou hebben op een prima carrieregang."
"Maar jij zoekt daar iets achter?"
"Ja. Kijk, er klopt helemaal niets van. Eerst ontvangen wij een brief waarmede wij tot een stelletje piraten worden uitgemaakt en plotseling ontvang ik een brief waar de stroop er van alle kanten af druipt."
"Ja, dat lijkt op heel veel Haags gekronkel."
"Ik denk dat die brief bedoeld is om mij van de Dwaalster weg te trekken, met een schitterend aanbod met allerlei lokkertjes erin."
"Misschien heb je wel gelijk Johannes. Misschien is dat wel zo."
"Als ik daarop in zou gaan zou ik mijzelf in een voor mij geheel onbekend scenario begeven waar ik helemaal geen ervaring in heb en niet op voorbereid ben en dan ben ik bijzonder kwetsbar. Op die manier raak je helemaal afhankelijk van anderen. Ze kunnen dan doen met mij wat ze willen. Ze kunnen mijn reputatie beschadigen en nog ergere dingen met mij doen waar ze gewoon zin in hebben."
"Ja, je bent dan gewoon overgeleverd aan de willekeur van anderen. Maar ze zouden ook het beste met je voor hebben."
"Het beste met mij voor hebben? Wie ben ik? Dat risico ga ik niet nemen. Je kent Schuilenburg wel. Hij heeft zijn informanten overal en wij hebben van Schuilenburg een vijand gemaakt. Als ik daar op in ga en Schuilenburg heeft inderdaad informanten bij de verkenningseenheid dan kunnen ze zonder enige problemen mij de nek omdraaien."
"Het had misschien anders gekund," zei Marja.
"Hoe dat dan, Marja?" vroeg Anthony.
"Mijn vader had gezegd dat die brief die door de sheik is geschreven niet zo handig was. Jullie hadden beter gewoon naar Die Haghe kunnen gaan en dan op eerbiedige wijze Schuilenburg te woord staan en hem helemaal in zijn waarde laten. Dan was het misschien anders afgelopen."
"Moet je luisteren Marja," zei Johannes, "wij hadden eigenlijk geen andere keuze. Als hij ons een brief gaat schrijven waarbij wij bij voorbaat al tot piraten worden uitgemaakt en wij zouden daar niet op hebben gereageerd dan had hij ons ogenblikkelijk van de Dwaalster hebben kunnen afhalen. Als Schuilenburg ons had gevraagd om terug te varen naar Die Haghe om nader uitleg te geven en ons niet bij voorbaat had veroordeeld aan de hand van het verhaal van een dubieuze sheik dan was er geen noodzaak voor ons geweest om zo'n brief te laten schrijven. Hij heeft ons niet als officieren behandeld maar gaf er de voorkeur aan om het verhaal van een sheik als waar aan te nemen."
"Ja, dat is zo Marja," zei Anthony. "Met zijn brief heeft hij ons gewoon als een stelletje kwajongens behandeld. Zo ga je niet met elkaar om. Zonder verder onderzoek heeft hij blindelings het woord van een vreemde sheik Sourman geloofd. Een Sheik die bovendien aan een dubieuze kant stond. Het kan ons dan niet kwalijk worden genomen dat wij hebben gereageerd zoals wij dat hebben gedaan. Het is dus niet verwijtbaar dat wij, onzerzijds, ook een Sheik hebben ingezet om onze reputatie te herstellen. Ik begrijp uit je woorden Johannes dat je niet verder ingaat op die brief."
"Neen, mijn beslissing staat vast. Ik blijf gewoon bij de Dwaalster want ik neem geen enkel risico.'
"Ik zou precies hetzelfde doen als ik in jouw schoenen stond Johannes," zei Anthony.
"Nu heb je dus ook die brand op de Dwaalster. Het duurt dus minstens nog een half jaar voordat wij er weer mee kunnen varen. De toekomstverwachting ziet er dus niet echt rooskleurig uit."
"Ja, in feite is dat wel zo en de mensen hier in Die Haghe die later een beslissing gaan nemen kunnen dan heel andere mensen zijn dan de mensen nu. Er wordt nogal wat geschoven met invloeden."
"Je wil dus zeggen," zei Johannes, "dat de kans niet is uitgesloten dat we toch op de een of andere listige manier van de Dwaalster worden weggehouden."
"Nou, misschien valt het wel allemaal mee, maar ze kunnen er een prestige zaak van maken. Je weet hoe politici kunnen reageren. Niets is uitgesloten. Een half jaar blijft een half jaar en binnen die tijd kan er wel het een en ander gebeuren. Als de machtsverhoudingen zodanig verschuiven dat de Stadhouder hier niets meer te vertellen heeft dan moet je je niet verbazen over bepaalde beslissingen die ze kunnen nemen."
"Ik blijf toch bij mijn beslissing," zei Johannes. "Ik neem liever geen enkele risico. Ik wil mijzelf niet uitleveren in de handen van Schuilenburg en ik ga liever mijn zelfstandigheid achterna op zee ."
"Dan wordt het afwachten Johannes. Je zal jezelf dan voorlopig moeten blijven bezig houden bij het bureau Schepenzorg waar je nu zit"
"Maar nu wil ik jouw wat vragen Anthony," zei Johannes. "Heb jij geen alternatieve aanbiedingen gehad?"
"Oh spreek mij daar niet van Johannes. Verschillende zelfs. De meest aantrekkelijke was om Kapitein te worden aan boord van de Brandaris. Een groot oorlogsschip dat ook in bepaalde scenarios als vlaggenschip kan dienen voor een aantal andere schepen."
"En zelf geen twijfels gehad?"
"Neen, niet echt. Ik blijf ook liever ook op de Dwaalster. Ik ben er helemaal verliefd op."
"Ik vind je wat stilletjes vanavond Marja," merkte Laura op. "Maak jij je veel zorgen over die hele toestand?"
"Dat valt wel mee. De mannen hebben het hoogste woord toch?"
"Marja heeft een vreemdsoortige droom gehad," zei Johannes.
"Oh ja?" zei Laura. "Vertel."
"Marja heeft gedroomd dat ik op zee de bek in ben gevaren van een reuze bruine walvis nadat het met borrelend water was bovengekomen. Nadat ik zijn bek was ingevaren ging zijn bek dicht en verdween het al brandend weer onder water. Daarna schitterde er een kruis op het water."
"Weer een van die raadsels van de heilige Heer," zei Laura.
"Ja, maar die raadsel krijg je niet voor niets," zei Marja op zacht toon.
Laura keek enige tijd nadenkend naar Marja. "Zulk soort raadsels moet je vaak uitleggen afhankelijk van hoe je denkt over je eigen levensvervulling. Je moet een positieve uitleg zoeken Marja."
"Hoe is het verder gegaan met die halbroer van jouw? vroeg Anthony aan Johannes.
"Ik heb mij er mee bezig gehouden en gedaan wat ik kon. Het lijkt mij alsof hij nergens enthousiast voor te krijgen is. Als hij zich niet ergens voor gaat inzetten met de nodige enthousiasme dan komt hij niet veel verder. Het gebeurt niet allemaal vanzelf. Soms denk ik dat hij een emotioneel probleem heeft maar hij is nogal een gesloten boek en ik krijg mijn vinger er niet omheen. Soms denk ik dat hij een donker verleden heeft maar ik begin daar liever niet zelf over."
"Misschien moet hij iets heel anders proberen," zei Anthony.
"Misschien wel. Ik ga nog een keer met hem praten."
"Hij woont nog steeds bij de Wolt waar jij toen ook bent begonnen?"
"Ja, en als hij geen moeite doet om vooruit te komen dan verandert dat ook niet zo heel snel."
"De vader van Jacqueline kent de Wolt wel," zei Marja. "Hij doet daar zaken mee."
"Wie is Jacqueline?" vroeg Laura.
"Dat is een goede vriendin van mij. Haar vader beheert de paardenstallen bij het Haagse bos. Zij werkt in 't Goude Hooft. Johannes komt haar daar ook vaak tegen en is erg gesteld op haar."
"Over twee weken gaan Johannes en ik bij de ouders van Jacqueline eten. Jaqueline heeft ons uitgenodigd," zei Marja
"Wat leuk," zei Laura. "Jij mag haar wel?" vroeg ze Johannes.
"Ja, zij is een zeer charmante jonge dame en is altijd zeer attent als ik daar koffie ga drinken. Ze komt altijd heel belangstellend langere tijd met mij praten."
"Johannes heeft een goede smaak," zei Marja. "Hij heeft mij ook toch gekozen."
"Heeft Jacqueline jullie voor een bepaalde reden uitgenodigd?" vroeg Laura.
"Neen, zomaar. Zij is een hele goede vriendin van mij. We kwamen haar vandaag weer tegen in 't Goude Hooft. Toen heeft ze ons uitgenodigd en is een stukje met ons gaan wandelen."
"Kennen jullie de ouders van Jacqueline," vroeg Laura.
"Neen, maar Jacqueline heeft ons uitgenodigd om met haar ouders kennis te maken."
"Wat typisch. Pas maar op dat je geen concurrentie krijgt Marja," zei Laura lachend.
"Dat zie ik niet gebeuren," zei Johannes. "Er gaat toch niets boven mijn Marja."
Hun gesprek werd onderbroken door wat luid gerommel in de verte dat enige tijd aanhield. Het was al donker geworden buiten..
"Wat is dat nou weer?" merkte Laura op.
"Oh, de dag is weer te mooi geweest. Ik denk dat er een storm op komst is," zei Anthony.
"Ga jij ook volgende week naar die receptie van de Stadhouder Marja?" vroeg Laura.
"Ja Marcus heeft mij gevraagd om mee te gaan."
"Wie is Marcus?" vroeg Johannes.
"Oh, dat is de zoon van de Ambassadeur. Marcus van Maalen."
"Ja," zei Laura. "Marcus verschijnt vaak op het bureau van de Ambassadeur. Hij is vaak behulpzaam bij allerlei activiteiten van zijn vader. Hij kent nogal wat mensen in de buurt. Het is een zeer actieve jonge man en zal wel in de voetsporen van zijn vader treden. Marcus helpt Marja vaak met allerlei projecten. Ik denk dat hij Marja wel mag."
"Is dat zo?" vroeg Johannes "Kan je goed overweg met Marcus?"
Het gesprek werd weer onderbroken door een felle bliksemflits en een luide onweersknal. Het gerommel daarna hield enige seconden aan.
"Die storm komt over ons heen," constateerde Anthony. Hij had dat nauwelijks gezegd of de slagregen en hagelstenen sloegen door een harde wind tegen de ruiten aan. De bliksemschitten en de onweersknallen volgden elkaar snel op.
"Het is allemaal nogal onvoorspelbaar hier," merkte Johannes laconiek op.
"Marcus en ik - - - - - - " Er klonk plotseling een hevige knal waardoor Marja haar woorden niet kon afmaken. De gehele woning werd opgelicht door een felle bliksemflits dat ergens dichtbij was ingeslagen.
"Ja, wat wilde je zeggen," vroeg Anthony nadat het narommelen van de onweersknal was weggetrokken.
"Oh, niets bijzonders. Marcus en ik moeten die receptie samen organiseren omdat Marcus nogal wat belangrijke mensen hier kent en ik de gastenlijst moet bijhouden en voor de tafelschikking en de drank en de etenswaren moet zorgen."
"Wat voor een receptie is dat precies?" vroeg Anthony.
"Oh, zoveel heeft het ook weer niet te betekenen. Er zijn wat buitenlandse gasten die op bezoek komen voor een bespreking en de Stadhouder biedt ze zijn gastvrijheid aan. Het moet vlekkeloos verlopen en daarom moeten Marcus en ik dat samen organiseren. Marcus heeft daar een heel goed gevoel voor."
"Ik moet maar's een keer kennis maken met die Marcus van Maale," zei Johannes.
"Ik denk wel dat jij hem wel mag. Hij heeft ongeveer jouw leeftijd," zei Marja. "Hij is alleen op de meest onvoorspelbare tijden op het bureau. Hij heeft nogal wat verschillende contacten hier in Die Haghe."
Er volgde weer een felle bliksemschicht gevolgd door een hevige knal. De slagregen en de hagel bleef hameren tegen de ruiten.
"Ik hoop dat de bliksem hier niet inslaat," zei Laura terwijl ze opstond om de koffie te halen.
"Johannes, jij bent nogal goed in de Latijnse talen toch?" vroeg Anthony.
"Ja, ik heb daar uitvoerig les in gehad in de klooster," antwoordde Johannes
"Ik heb een verhaal in het Latijns dat gaat over scheepsbouw uit het verleden. Zou jij het voor mij kunnen vertalen?"
"Ja hoor. Geef dadelijk maar mee. Hoeveel bladzijden?"
"Oh, een paar velletjes, maar volgens Asher zou het best wel interessant kunnen zijn."
"Je raakt best wel geleerd in zo'n klooster, toch," merkte Laura op toen ze met de koffie aankwam. "Anthony heeft mij verteld dat jij je vorming hebt gehad in een klooster in Jerusalem voordat je op de Dwaalster werd gezet."
"Ja, en daardoor kon ik goed voorruit."
De storm was zich aan het wegtrekken van die Die Haghe. Het hagelde niet meer en de regen was minder fel geworden. Het gerommel van de wegtrekkende storm was af en toe nog goed hoorbaar maar werd steeds minder.
"Ik denk dat jullie dadelijk droog naar huis kunnen," merkte Laura op.
"Hoe is dat precies geregeld in zo'n klooster?" vroeg Anthony. "Ik bedoel wat leer je daar nu allemaal?"
"Heel wat," zei Johannes. "Ze zijn daar streng voor wat betreft de dagindeling en de bezigheden. Het is vroeg opstaan en niet al te laat gaan slapen. Je moet daar leren omgaan met zo weinig mogelijk slaap. Je moet je voorstellen dat te veel uitrusten wordt gezien als een teken van zwakte. Door de hele dag bezig te zijn wordt beoogd om te voorkomen dat de geest zich bezig houdt met ongewenste gedachtes."
"Het lijkt wel een beetje op een militaire instelling," zei Laura.
"Dat is natuurlijk niet zo," zei Johannes. "Hoewel er een keiharde discipline is zijn de monniken onbewapend, maar ze voeren continu een geestelijk gevecht: tegen hun eigen geest."
"OK," zei Anthony. "Dat is de instelling. Maar wat doe je de hele dag?"
"Er wordt naar gestreefd om evenwicht te krijgen tussen de geestelijke inspanningen en de handvaardigheden. De helft van de dag geestelijke inspanningen. Meestal 's en de andere helft allerlei handvaardigheden."
"Met geestelijke inspanning bedoel je zoveel mogelijk geleerd worden," ze Anthony.
"Ja. Toen ik de klooster in ging als kleine jongen was ik niets. Je begint meteen met allerlei lessen zoals lezen, schrijven, talen, rekenen, diverse wetenschappen, geschiedenis, aardrijkskunde, enz. en natuurlijk ook theologie."
"Dat is nogal wat," zei Anthony.
"Ja, dat is zo maar het is verbazingwekkend hoe zoiets went. Na enige tijd wennen gaat het bijna vanzelf. Het is zelfs zo dat sommige monniken uiteindelijk een soort onverzadigbare lust krijgen naar kennis."
"En de handvaardigheden?" vroeg Anthony.
"Dat kan van alles zijn. Het kan varieren van het werken in de tuinen tot specialistische handvaardigheden zoals boekbinderijen, instrumenten maken houtsnijwerk enz. Je krijgt dus ook en heel praktische instelling."
"Het is nogal een intensief bestaan," merkte Laura op.
"Zeker. Je bent de hele dag met jezelf bezig. Eigenlijk ben je bezig om jezelf in geestelijk opzicht zo weerbaar mogelijk te maken zodat emoties niet de overhand kunnen krijgen. Geleerdheid vormt daarbij een belangrijk ingredient."
"Ik denk dat het helemaal is opgeklaard. Kijk de maan," zei Laura terwijl ze door de ruit wees. "Nog meer koffie?"
"Graag." zei Johannes.
************
Het was ongeveer twintig dagen na ontvangst van de brief van Schuilenburg dat Johannes de volgende brief had geschreven waarmede hij te kennen gaf dat hij niet in zou gaan op het voorstel van de Stadhouder en liever zijn activiteiten op de Dwaalster wilde doorzetten:

"
Uw Excellentie,

Ik voel mij zeer vereerd door het voorstel van de Stadhouder dat ik word opgenomen als verkenner in zijn verkenningseenheid en het genereuze gebaar dat hij daarbij heeft gedaan dat ik daardoor tot Kapitein kan worden bevorderd. Het voorstel van de Stadhouder heb ik serieus in overweging genomen. Ik geef u mijn verzekering dat ik altijd bereid ben om mijzelf zo goed mogelijk in te blijven zetten ten behoeve van de belangen van de Stadhouder en van zijn strijdkrachten. Ik moge de Stadhouder er echter op wijzen dat ik geen enkele ervaring heb in zijn Landstrijdkrachten en dat ik ook volledig onbekend ben met het Palts gebied zoals wordt voorgesteld in uw brief aan mij. Ik ben van mening dat mijn optreden als verkenner binnen de verkenningseenheid van de Stadhouder zal stuiten op ernstige bezwaren wegens mijn onervarenheid in een dergelijke landscenario. Het mijzelf bekwamen in een dergelijk scenario zal mijns inziens te veel tijd in beslag gaan nemen waardoor ik het niet aannemelijk acht dat ik vroegtijdig de belangen van de Stadhouder en zijn strijdkrachten kan dienen als een volwaardige verkenner. Wegens mijn ervaringen op zee ben ik van mening dat ik de belangen van de Stadhouder op een betere wijze kan dienen door mijn activiteiten op de Dwaalster door te blijven zetten. Op eerbiedige wijze geef ik de Stadhouder derhalve te kennen dat het mijns inziens verstandiger is dat ik mijn activiteiten beperk tot het zeegebied aangezien ik meer vertrouwd ben met dergelijke scenarios. Uiteraard ben ik mijzelf er van bewust dat de Stadhouder het laatste woord heeft in deze en ik mijzelf zal schikken naar zijn wil wanneer hij daar opdracht voor geeft. Ik heb begrepen dat de keuze aan mij wordt overgelaten en dat u er begrip voor zult hebben dat mijn persoonlijke voorkeur uitgaat naar activiteiten op zee. Mijn voorkeur gaat derhalve uit naar het continueren van mijn activiteiten aan boord van het patrouilleschip de Dwaalster.

Hoogachtend,
************
"Wat ben je stil vanavond?" zei Johannes tegen Marja terwijl ze over de Lange Voorhout liepen. Het was een paar maanden nadat Johannes zijn afwijzingsbrief naar Schuilenburg had gestuurd. Johannes en Marja hadden een avondwandeling gemaakt, hadden even koffie gedronken bij Anthony en Laura en liepen vervolgens weer terug naar hun woning.
"Ach, ik was aan het nadenken."
"De laatste tijd ben je niet jezelf meer. Is er iets?"
"Alles is zo veranderd. Soms krijg ik het gevoel dat er dingen kunnen gebeuren waardoor alles gaat veranderen zoals wij het niet echt willen. Ook heb ik 's ochtends vaak een soort misselijk gevoel."
"Ben je naar de dokter geweest?"
"Zo erg is ook weer niet. Alleen een beetje vervelend gevoel."
"Ik denk dat er iets is waar jij je zorgen over maakt."
"Soms heb ik gewoon bange voorgevoelens. Ik had laatst mijn vader gesproken en hij had het over jouw."
"Oh ja? En wat had hij te zeggen over mij?"
"Volgens hem is jouw afwijzingsbrief helemaal verkeerd overgekomen."
"Hoe weet hij dat?"
"Hij kent nogal wat mensen en er gaan geruchten."
"Wat voor een geruchten dan?"
"Kennelijk zijn er mensen die denken dat jij je vijandig opstelt naar de Stadhouder."
"Wat een onzin. Er was mij een vrije keuze gegeven en ik heb gewoon de Dwaalster gekozen. Jij had toch ook gezegd dat ik mijn hart moest volgen?"
"Ja, dat is wel zo, maar dingen zijn veranderd. Er zijn mensen die nu minder goed over jouw denken."
"Dan begrijpen die mensen er helemaal niets van."
"Dat moet je maar die mensen proberen wijs te maken."
"Anthony heeft overigens ook gezegd dat hij liever bij de Dwaalster blijft."
"Ja, dat zegt hij wel, maar toch heeft hij het steeds over die andere aanbieding die hij van Asher heeft gehad en hij heeft nog een andere aanbieding gehad waar hij het ook steeds over had."
"Oh, dat is typisch Anthony. Als hij zegt dat hij bij de Dwaalster wil blijven dan denk ik dat da wel zo is."
"Ik denk dat Laura ook een bepaalde invloed over hem heeft."
"Nou, ik denk dat dat allemaal zal meevallen. Hij is bijzonder eigenzinnig dus die invloed van Laura zal wel meevallen."
"Maar toch - - - -"
"Nog iets Marja, ik hoorde je met Laura over die Marcus praten. Hij schijnt toch wel wat invloed over jouw te hebben."
"Ach, ik had het alleen over het werk. De Ambassadeur gaat een receptie geven en daarna een diner voor genodigde. Laura zei tegen mij dat Marcus haar had gevraagd of ik samen met hem naar die receptie kon en daarna ook bij het diner kon aanzitten."
"Marcus schijnt wel heel erg veel belangstelling voor je te hebben."
"Het is alleen zakelijk. Hij vindt gewoon dat ik het goed doe en hij wil gewoon dat ik hem als tafeldame help om de gasten bezig te houden,"
"Nou, dat is nogal wat. Ook als tafeldame."
"Het is gewoon mijn werk Johannes, niet meer."
"Weet jij dat zeker Marja?"
"Doe niet zo raar Johannes. Jij gaat ook nogal vaak naar 't Goude Hooft om daar koffie te drinken en ik weet dat jij daar steeds gesprekken voert met Jacqueline. Heb je mij daar over gehoord?"
"Jacqueline is een bijzondere jonge dame. Zij is zeer zelfbewust en ik vind haar heel erg charmant. Meer hoef jij daar niet over te denken."
"Bij het etentje bij haar ouders heb ik wel gezien dat zij haar ogen niet van jouw kon afhouden, Johannes."
"Dit gesprek gaat helemaal de verkeerde kant uit Marja. Ik vind Jacqueline heel erg aardig maar daar blijft het bij."
"Precies zo met Marcus, Johannes."
"Ga je naar dat diner met Marcus, Marja?"
"Ik denk het wel Johannes. Het is mijn werk. Ik wil Laura niet teleurstellen en ook niet Marcus. Als ik het niet doe zou ik daarna een vervelend gevoel overhouden."
"Ja, ja, Marja. Ik denk dat Marcus jouw op een handige manier onder zijn invloed heeft weten te manoeuvreren."
"Ik weet echt wel wat ik doe Johannes. Ik kan best wel voor mijzelf zorgen."
"OK Marja, ga jij maar naar dat diner met Marcus. Ik zal je echt niet tegenhouden."
************
Enkele dagen na de woordenwisseling tussen Johannes en Marja naar aanleiding van de uitnodiging van Marcus aan Marja voor het ambassadeurs diner legde Marja een brief op de tafel waaraan Johannes zijn administratie zat te doen.
"Een brief voor jouw, Johannes," zei Marja.
"Het is van Schuilenburg. Het zal mij benieuwen wat hij te vertellen heeft," antwoordde Johannes. Hij opende de brief en las de inhoud:

"
Geachte Tweede Officier J. Cassa,

Met uw brief van (datum) heeft u aan mij bekend gesteld dat u het voorstel van de Stadhouder om als verkenner op te treden in zijn verkenningseenheid heeft afgewezen. U heeft daarmede te kennen gegeven dat u geen prijs stelt op een bevordering bij zijn troepen en dat u afziet van een carrieregang bij zijn landstrijdkrachten. Aangezien u tot op heden ook geen functie is aangeboden aan boord van het patrouille schip de Dwaalster is de Stadhouder tot de conclusie gekomen dat u er geen prijs op stelt om nog opgenomen te zijn in de strijdkrachten van de Stadhouder. Voorts is aan de Stadhouder bekend gesteld dat u en de Kapitein Anthony De Wilde, in Rabat, zelfstandig en zonder toestemming van de regering, tot een overeenkomst zijn gekomen met de Spaanse Kolonel Suarez voor wat betreft een vrije doorvaart door de Straat van Gibralta. Ook hebben u en de Kapitein Anthony De Wilde aldaar twee Spaanse officieren toeging verleend tot de Dwaalster om dat schip te kunnen inspecteren.
Aan de Stadhouder is ook bekend gesteld dat u de Sheik Ali Sha Sha een aantal kisten karabijnen van de Dwaalster had aangeboden in ruil voor een brief van hem waarmede u in een gunstig daglicht werd gezet voor wat betreft u acties in de Middellandse zee.
De vorengenoemde feiten in overweging genomen, is de Stadhouder tot de conclusie gekomen dat u en de Kapitein Anthony De Wilde zich schuldig hebben gemaakt aan veradelijke acties en dat er door uw beiden fraude is gepleegd. Dat u er de voorkeur aan heeft gegeven om geen dienst te willen nemen in de landstrijdkrachten van de Stadhouder wordt door hem beschouwd als zijnde een bewijs dat u hem vijandig gezind bent.
Gelet op het voorgaande heeft de Stadhouder besloten om u uit zijn strijdkrachten te ontslaan met ingang van de eerste van de maand volgende op de dagtekening van dit schrijven.

Hoogachtend,

"En?" vroeg Marja toen Johannes de brief op tafel neerlegde.
"De Stadhouder heeft mij ontslagen," zei Johannes. "Lees het maar."
"En wat nu?" vroeg Marja nadat zij de brief had gelezen.
"Weet jij het? Ik zal op zoek moeten gaan naar alternatieve bezigheden lijkt mij zo."
"Je kan toch een onderhoud met Schuilenburg aanvragen en hem om consideratie vragen?"
"Neen. Ik houd liever de eer aan mijzelf en wil hem niet het genoegen gunnen om mij als bedelaar de deur te wijzen."
"Hij had je wel een bevordering aangeboden."
"En daar geloof ik helemaal niets van. Hoe kan dat? Ik heb geen enkele ervaring bij de verkenningseenheid. Ik ken daar helemaal niemand. Ik weet niet hoe ze met elkaar omgaan. En plotseling zou ik aankomen zonder enige ervaring en een aantal mensen daar passeren. Geloof je dat echt Marja? Ik heb echt wel mijn oor te luister gelegd bij verschillende mensen hier in Die Haghe over de heer Schuilenburg. Hij is een erg sluwe politicus en hij staat bekend als iemand die meedogenloos kan afrekenen met zijn tegenstanders. Niet zo lang geleden heeft hij iemand laten onthoofden."
"Jij had toch even met hem kunnen praten."
"Kom nou Marja. Een twistgesprek houden met zo'n politicus? Ik heb hem gezichtsverlies laten lijden. Dat is ongeveer het ergste dat je iemand kan aandoen in de politiek hier. Met heel zoete woordjes had hij mij gewoon een hoek in gemanoeuvreerd en vervolgens zou ik helemaal aan hem zijn overgeleverd. Hij zou gewoon het gesprek een zodanige wending hebben gegeven dat hij zou kunnen zeggen dat ik bij de Dwaalster wegwilde."
"Het was toch onzeker of je op de Dwaalster terug kon. Dat had je zelf gezegd. Jij had gezegd dat, door een machtsverschuiving, het niet zeker was of je terug kon."
"De heer Schuilenburg had mij voor een keuze gezet Marja. Ik was bevorderd op de Dwaalster en ik heb geen enkele ervaring bij de verkenningseenheid en ik ken daar niemand. Overigens had jij ook gezegd dat ik mijn hart moest volgen. Mijn keuze was heel erg logisch. Als hij mij gewoon een opdracht had gegeven dan had ik gewoon mijn plicht gedaan."
"Maar alles is nu anders Johannes."
"Ja precies. En Marcus is zeker ook anders?"
"Dat is niet eerlijk Johannes. Jij hebt ook zitten lonken naar Jacqueline."
"Dat is onzin Marja. Jacqueline mag ik heel erg graag maar ik ben echt niet verliefd op haar."
"Ik heb hoofdpijn Johannes. Ik ga vast naar bed."
"En ik ben niet van plan om bij de heer Schuilenburg genadebrood te eten."
"Denk er maar goed over na Johannes. Ik vind het jammer dat dit gebeurd is."
Marja verliet vervolgens de kamer met tranen in haar ogen om naar bed te gaan.
************
Toen Johannes de volgende dag wakker was geworden was Marja de woning al
Verlaten. Johannes was vervolgens naar Anthony toegegaan. Anthony had hem verteld dat hij ook een brief van de heer Schuilenburg had ontvangen en dat hij ook uit de strijdkrachten van de Stadhouder was ontslagen. Hij zij dat het hem verder niets kon schelen omdat hij zou ingaan op het aanbod van Asher Dajan en de schepenhandel in zou gaan. Anthony had wel tegen hem gezegd dat hij bereid was om hulp te velenen als dat nodig was. Van Kapitein Arentsen kreeg Anthony te horen dat de Kapitein niet meer bij machte was om veel hulp te kunnen verlenen maar dat hij wel een bureau kende waar Johannes als administratieve klerk te werk kon worden gesteld. Johannes had dat geweigerd. Johannes had te kennen gegeven dat zijn carriere was afgebroken als Tweede officier en dat hij er weinig voor voelde om stappen achteruit te doen en zich in een betrekking te begeven als administratieve klerk. Toen Johannes tegen de avond terugkeerde naar zijn woning was Marja niet aanwezig. Zij had wat eigendommen ingepakt en een briefje achtergelaten waarmede zij te kennen gaf dat zij bij kennissen zou gaan logeren. Op tafel lag er nog een langere brief van haar:

"
Johannes,

Ik vind het spijtig wat er allemaal gebeurd is. Uit jouw woorden van gisteren avond heb ik begrepen dat jij je eigen ego belangrijker vindt dan onze gezamenlijke toekomst. Jij wilt geen enkele moeite doen om de blaam, die over jou is gevallen, weg te werken. Ik vind het heel erg dat jij wordt beschuldigd van verraad tegen de Stadhouder maar kennelijk interesseert het jouw helemaal niets en wil jij geen enkele moeite doen om jouw naam daarvan te zuiveren. Op die manier maak jij het voor mij onmogelijk dat wij samen kunnen blijven want iedereen zal dan de indruk hebben dat ik medeschuldig ben aan verraad waar jij van wordt beschuldigd. Op die manier kan de Ambassadeur waar ik voor werk een verkeerde indruk van mij krijgen. Laura zal daar geen last van krijgen want zij gaat met Anthony mee naar zijn nieuwe betrekking wanneer hij gaat samenwerken met Asher Dajan. Over mij hoef jij je verder geen zorgen te maken want Marcus heeft mij verteld dat ik de plaats in kan nemen van Laura. Wat ik ook erg vind is dat jij niet naar mijn vader heeft willen luisteren want hij had ook tegen mij gezegd dat jij er beter aan had kunnen doen om jezelf meer eerbiedig op te stellen ten aanzien van de heer Schuilenburg. Door jouw eigenzinnige houding wordt ook de reputatie van mijn vader beschadigd als wij samen blijven terwijl jouw reputatie niet is gezuiverd. Ik vind het heel erg dat alles dat wij met elkaar hadden op zo'n wrede wijze kapot is gemaakt. Jij hebt niet alles willen doen om dat te voorkomen. Ik heb de hele avond over ons gehuild en ik kan echt niet zo verder. Ik hoop dat jij er begrip voor zult hebben dat ik naar de Pastor ga en hem vraag om onze verbintenis ongedaan te willen maken.

Marja.

"Je voert continu een geestelijk gevecht tegen je eigen geest," dacht Johannes terwijl hij de brief van Marja opvouwde en het in een lade van een kastje deponeerde dat in de woonkamer stond. "Ik hoop voor haar dat het verder goed met haar zal gaan met Marcus van Maane." Hij trok de voordeur achter zich dicht om een wandeling door Die Haghe te maken. Alsof vanzelf namen zijn benen hem mee om een kop koffie te drinken in 't Goude Hooft.
"Krijgen wij onweer vanavond?" vroeg Jacqueline toen zij een kop koffie voor Johannes neerzette.
"Waarom denk je dat?"
"Aan jouw gezicht te zien lijkt mij dat heel goed mogelijk."
"Marja en ik gaan uit elkaar."
"Dat meen je niet."
"Toch is dat zo."
"Waarom? als ik vragen mag"
"Ik ben beschuldigd van verraad en  dat is niet goed voor haar imago en het imago van haar vader."
"Je gaat dus terug naar de Dwaalster?"
"Neen, dat kan niet meer. Ik ben ontslagen."
"Wat erg. Wat nu?"
"Ik wil hier weg."
"Dus zie ik je niet meer?"
"Ik denk het niet."
"Mag ik even bij je komen zitten?"
"Ja, natuurlijk."
"Als je wilt hoef je hier niet weg."
"Oh ja? Ga jij met de Stadhouder praten?"
"Jij kan samen met mijn vader werken met de paarden."
"Hoe weet jij dat zo zeker."
"Als ik dat wil dan doet hij dat gewoon."
"Jacqueline, ik ben heel erg gesteld op jouw en na Marja vind ik jouw de aardigste vrouw die ik heb ontmoet maar je moet wel begrijpen dat wat ik had met Marja niet zomaar overgaat. Ik moet afstand nemen en ik moet hier weg."
"Ik begrijp het. Waar ga je naar toe?"
"Terug naar Jerusalem."
"Terug naar het klooster?"
"Ik denk het wel"
"Schrijf je me dan een brief?"
"Ik denk het wel."
************
Nadat Johannes was teruggekeerd in zijn woning viel hij in een diepe slaap.

Het zachte zand knarste onder zijn voeten terwijl Johannes er voorzichtig overheen liep. Het lauwe heldere water stroomde ook zachtjes om hem heen en hij voelde de warmte door zijn lichaam dringen tot aan zijn botten. Hij ademde onder water terwijl hij de bodem van de zee afzocht naar zijn telescoop. Terwijl hij moeiteloos over de zandvlakte liep kwam hij twee kannonnen tegen die half onder het zand lagen bedolven. Terwijl hij er naar toe liep vluchtte er een lange zeeaal uit met langzame maar soepel gekronkel van het lange lichaam en zwom naar hem toe terwijl het onophoudelijke bliksemflitsen uit zijn lichaam straalde. Terwijl het naar hem toe zwom probeerde hij het af te weren met zijn arm en kreeg daardoor een stekende pijn in zijn arm toen een flits van de aal hem in zijn onderarm trof. De aal zwom vervolgens langs hem heen en bleef cirkels om hem heen zwemmen terwijl Johannes door bleef lopen over de bodem van de zee. Steeds probeerde de aal dichterbij te komen en steeds moest Johannes het afweren met zijn arm terwijl hij elke keer de steek in zijn arm voelde. Plotseling verroerde het zand voor hem. Er verscheen een zandheuveltje dat steeds groter werd totdat het openbrak en er een gedaante uitstapte. Het was Sacharius, de Hoofdmonnik van de klooster in Jerusalem. Hij had lang grijs haar dat over zijn schouders hing. Hij droeg een grijze snor en een lange grijze baard. In een hand hield hij een lange staaf vast en onder zijn andere arm droeg hij de telscoop van Johannes. De naam van Marja schitterde vanaf de telescoop. Met de staaf wees hij naar de aal. Er verscheen een lichtstraal uit de staaf dat de aal trof die steeds om Johannes heen cirkelde. De aal uitte een schrille kreet en vluchtte vervolgens weg, de diepte van de zee in. Terwijl de aal weg vluchtte verscheen er een paard dat langzaam naar Johannes toeliep terwijl het met zijn hoofd op en neer bleef knikken. Het liep weer weg toen Sacharius het aanwees met zijn staaf.
"Volg mij. Volg mij." bleef Sacharius steeds naar Johannes roepen terwijl hij met zijn staaf op een wrak bonkte dat bijna geheel onder het zand bedolven lag.
Johannes werd wakker door gebonk op de voordeur.
Toen hij de voordeur open deed stond Sergeant-majoor Bakkes daar.
"Weet u waar uw halfbroer is?" Vroeg Bakkes.
"Neen, dat weet ik niet maar komt u binnen."
Nadat Johannes Sergeant-majoor Bakkes een kop koffie had aangeboden en zij aan tafel zaten in de woonkamer zei Sergeant-majoor Bakkes:
"Uw halbroer is al enige dagen verdwenen en wij weten niet waar hij is."
"Hij heeft mij niets verteld," zei Johannes.
"Ik heb geruchten gehoord." zei Bakkes voorzichtig.
"Welke geruchten?."
"Ik heb een gesprek overhoord tussen Kapitein Veldkamp en de Veilgheidsofficier."
"En?"
"Ze hadden het over spionage en daarbij werd de naam van uw halfbroer en nog wat personen genoemd."
"Ik kan daar niets zinnigs over zeggen. Hij heeft een donker verleden waar ik geen enkele inzage in heb. Ik ben altijd zeer voorzichtig geweest met mijn contacten met hem."
"Ik heb ook gehoord dat u een opdracht van de Stadhouder zou hebben geweigerd en er wordt gefluisterd dat u geheimen zou hebben doorgegeven aan de Spanjaarden."
"De geruchtenstroom hier is onvoorstelbaar. Het is een verdraaiing van de feiten. In feite had de Stadhouder met zijn brief gevraagd waar ik verkenningsoperaties zou willen doen. Ik vind dat een ongepastte en een gladde vraag. Waarom had hij mij niet gewoon een opdracht gegeven om te doen wat hij nodig vond? Overigens weet ik niet of de Stadhouder wel beseft wat voor een brief hij getekend had; een brief dat hij waarschijnlijk niet zelf had opgesteld."
"En dat van de Spanjaarden: is dat waar?"
"Niet waar. Ik ga er van uit dat als Spaanse officieren mij hun ere woord geven, ik er op aan kan; het ging over wederzijdse handelsbelangen in een neutraal gebied; maar er zijn altijd achtervolgers die je willen besmetten en je verkeerd willen inkleuren. Maar probeer mij nergens te verdedigen beste Bakkes, want voordat je het weet wordt je zelf tegen een schandpaal gezet."
"Wat zal ik zeggen als Kapitein van Baalen bij mij komt informeren over u?"
"Kapitein van Baalen?"
"Ja, Kapitein van Baalen. Hij is een paar keer bij mij geweest om over u te praten. Kent u hem?"
"Hij is de afgewezen begeleider van Marja"
"Ik heb hem wel  eens zien wandelen met een van de hofdames; heet ze niet van Santen of zoiets?"
"De scorpioen van Die Haghe bedoel je?"
"Zou kunnen. Hij is nu bij de verkenningseenheid van de Stadhouder; hij is daar een soort commandant bij de eerste divisie van Generaal Binckhorst; hij was er ook bij toen die spion werd geeecuteerd; weet u nog wel, die spion waarover ik het met u heb gehad," vertelde Bakkes.
"Ik had begrepen dat die generaal vijf divisies had."
"Correct, maar zijn vijfde divisie had een slag verloren en daarom moest Generaal Binckhorst vervroegd terutrekken."
"En de andere divisies dan?"
"Die andere divisies hadden wel gewonnen en Kapitein van Baalen had zelfs een eervolle vermelding gekregen."
"Kapitein van Baalen een eervolle vermelding?"
"Ja, maar ik weet niet precies waarom."
"Had de kapitein van Baalen nog iets bijzonders te vragen over mij?"
"Niet echt; hij wilde weten hoe het verging met u en wat ik wist van uw zeereizen. Oh ja, er was een fles Spaanse wijn aangetroffen bij de etenswaren en hij vroeg mij of ik wist of u dat had meegebracht."
Johannes keek Bakkes enige tijd indringend aan nadat hij zijn mok met koffie met een stevige klap op de tafel had neergezet."En wat was daarop uw antwoord?"
"Ik heb gezegd dat ik van niets wist; meer niet."
"En toen?"
"Het leek mij dat hij niet zo tevreden was met het antwoord. Voordat hij wegging zei hij dat hij die fles aan de veiligheidsofficier zou geven." 
"Ze waren dus wel bezig om een val voor mij te beramen."
"Wat bedoelt u precies?" vroeg Bakkes.
"Ik ben verdacht of ze hebben me verdacht gemaakt; ik denk het laatste; maar bemoei je verder nergens mee Bakkes, als je weet wat goed voor je is; doe er zo onverschillig als mogelijk over." 
"Wat gaat u nu doen?"
"Het zaad groeit hier niet. Bovendien is mijn reputatie hier genoeg beschadigd geweest. Wat moet ik hier verder? Ik ga terug naar het klooster."
"Ik had u vaker met Jacqueline gezien. Haar vader kan wel hulp gebruiken."
"Jacqueline is een heel aardige jonge dame; ik had wel vriendschap met haar maar het gevoelskontakt dat ik had met Marja was wel iets bijzonders; mijn hart lag bij haar. Ik zou niet eerlijk zijn tegenover Jacqueline en ook niet tegenover mijzelf als ik iets met haar zou beginnen."
"Maar toch heeft Marja afgehaakt."
"Een vrouw heeft vaak bescherming nodig en dat moet de man dan wel kunnen bieden. Bovendien ben ik tot verrader bestempeld."
"U doet wel heel erg gevoelig."
"Zo is het nu eenmaal. Als ik niet had gehad wat ik met Marja had kon het misschien anders. Het is voor mij en voor haar het beste dat ik hier wegga."
"Je bent toch een heel ander mens geworden? Denk je dat ze je in het klooster zullen accepteren?"
"Het gebeurt wel vaker dat het klooster onderdak verleent aan mensen die een gemeenschap zijn uitgestoten; er moet dan wel iets tegenover staan."
"Zoals?"
"Allerlei werkzaamheden voor de monniken verrichten of jezelf gewoon inkopen."
"Dat zal wel weer even wennen zijn."
"Ach, je moet daar niet al te moeilijk over doen; ik heb dan al de tijd om er rustig over na te denken wat ik met de rest van mijn leven ga doen."
"Ik denk dat ik ook wel moet nadenken, want misschien ben ik ook verdacht door mijn contacten met u."
"Als je denkt dat je verdacht bent doe je er vaak goed aan om dat bij wie dan ook te melden, en je niet te willen verstoppen of  te wachten totdat iemand je ergens naar toe sleept."
"Bij wie zou dat dan moeten zijn?"
"Ik zal het je niet kwalijk nemen als je een gesprek met Kapitein van Baalen aanvraagt en hem duidelijk maakt dat je volledig afstand van mij neemt en dat je eigenlijk ook wel bedenkingen tegen me had; maar dat moet je zelf maar bekijken."
"Zien we je hier ooit nog terug?"
"Ik kan daar nu geen zinnig woord over zeggen. Hoe dan ook, ik ga naar Jerusalem. "
************